MoM & misverstand: Natuurgodsdiensten

Standbeeld uit Ain Ghazal, even ten noorden van Amman, ongeveer 8000 v.Chr. Tot de ontdekking van een beeld in Şanli Urfa gold dit als de oudste vrijstaande sculptuur ter wereld. Het mythologisch-religieuze karakter staat met zo’n dubbel lichaam niet ter discussie (Archeologisch Museum van Amman)

Natuurgodsdiensten zijn de oudste vorm van religie. Zegt men. Vóór de moderne wetenschap bestond verklaarde de primitieve mensheid namelijk alle natuurverschijnselen als goddelijk ingrijpen. En nog eerder, vóór de mens begreep dat er goden bestonden, zag de oermens overal vage en ambigue natuurkrachten. Althans, dat dachten antropologen en godsdiensthistorici aan het eind van de negentiende eeuw. Zij meenden ook dat de oermens de vruchtbaarheid van het land had geïdentificeerd met die van de vorst. Vandaar dat de Graalkoning in een verwoest land leefde zolang de wond in zijn lendenen niet was genezen.

Koningsmoord

In natuurgodsdiensten was het niet onlogisch ’s konings vruchtbaarheid zo geconcentreerd mogelijk in te zetten: als men elk jaar een andere heerser aanstelde, maximaliseerde men diens vermogen de natuur te doen uitlopen en de oogst overvloedig te laten zijn. Aan het einde van het jaar moest de koning dan dood. Vandaar dat in zoveel Griekse mythen en sagen de koning akelig aan zijn einde komt: Herakles verbrandde, Agamemnon bezweek aan bijlslagen, Pelias werd geslacht.

Lees verder “MoM & misverstand: Natuurgodsdiensten”

De god van de gaten

Demeter (“moeder aarde”) uit Selinus

In de achttiende eeuw stelden geleerden voor het eerst de vraag waar religie vandaan kwam. Ze opperden dat het iets te maken had met angst voor onbegrepen natuurkrachten. Voor die theorie konden ze teruggrijpen op het oude Griekenland, waar Zeus de dondergod was, Demeter de kiemkracht vertegenwoordigde en Poseidon werd geacht aardbevingen te veroorzaken. Wetenschappers hebben sindsdien uiteraard ontdekt dat bliksem, vruchtbaarheid en aardbevingen natuurlijke oorzaken hadden.

Er bleven echter voldoende onverklaarde zaken over en menig gelovige greep die aan als argument dat God toch bestond. De negentiende eeuw zag zo een leuk debat tussen enerzijds conservatieve gelovigen, die de aandacht vestigden op zaken die de wetenschap niet kon verklaren – zoals de genezingen in Lourdes – en die dan het bestaan van een welwillende godheid moesten bewijzen, en anderzijds wetenschappers die deze mysteriën een voor een toch verklaarden. Zeker nadat Darwin de evolutieleer had geformuleerd, was Gods bestaan een hypothese waaraan men weinig behoefte meer had.

Lees verder “De god van de gaten”