Het Labyrint (2)

Een beschadigde fresco van een stier uit het labyrint in Knossos

In het vorige blogje over het Labyrint van koning Minos op Kreta behandelde Gert Knepper de eerste historische, taalkundige, godsdiensthistorische en archeologische theorieën.

***

Op 2 januari 1901 meldde de Haagsche Courant:

De berichten die omtrent de verdere vondsten van Evans ontvangen worden zijn zoo buitengewoon, dat men ze, als ze uit Amerika kwamen, voor verzinsels zou houden. Hij zou onlangs niet minder gevonden hebben dan het Labyrinth! (…) Van de frescos zijn slechts brokstukken over, maar een hiervan geeft gedeelten te zien van een krachtigen stier: het… portret van den Minotaurus zelven misschien? Straks vindt hij nog, als mummie, dit ondier zelf.

Lees verder “Het Labyrint (2)”

Het Labyrint (1)

Munt uit Knossos (Liebieghaus, Frankfurt am Main)

Het verhaal is bekend genoeg. Minos, koning van Knossós op Kreta, bezat een bijzonder huisdier. Het beest was het product van een slippertje van Minos’ echtgenote met een stier, en luisterde (of niet) naar de naam Minotaurus. Het hybride – half-stier half-mens – en ook nogal woeste dier ontving een passende behuizing in een speciaal voor hem ontworpen doolhof waar hij zonder hulp nooit uit zou kunnen komen: het labyrint.

Omdat het beest zich bij voorkeur voedde met Atheense jongens en meisjes, en koning Minos de jaarlijkse levering daarvan kon afdwingen, stuurden de Atheners ten slotte hun held Theseus op het monster af om hem mores te leren. Theseus begaf zich in het labyrint, doodde de Minotaurus, en vond de uitgang van het labyrint dankzij de afgewikkelde draad van een knot wol die hem bij de ingang door Minos’ dochter Ariadne ter hand was gesteld.

Lees verder “Het Labyrint (1)”

Het Pre-Grieks

“Saura”, “hagedis”, is een Pre-Grieks woord.

Omstreeks 2000 v.Chr. moeten Griekssprekende mensen vanuit het noorden het gebied van het huidige Griekenland zijn binnengetrokken. Daar valt natuurlijk veel over te vertellen (hoe kun je bijvoorbeeld je uit archeologische vondsten afleiden wat voor taal de dragers van de betreffende cultuur spraken?) – maar dat valt buiten het onderwerp van vandaag. Waar het nu om gaat is dat we die Griekssprekende mensen voor het gemak ‘Proto-Grieken’, d.w.z. ‘eerste Grieken’ noemen, en hun taal ‘Proto-Grieks’.

Dat Proto-Grieks had zich ontwikkeld uit het Proto-Indo-Europees, een taal (en allengs een verzameling dialecten) die in het vierde en derde millennium v.Chr. gesproken moet zijn in het Pontisch-Kaspische steppegebied van Oekraïne en Zuid-Rusland. Na hun aankomst in Griekenland hebben de Proto-Grieken zich in de daaropvolgende eeuwen verspreid over Griekenland en de kust van Klein-Azië. Ten gevolge van die verspreiding viel het Proto-Grieks in dialecten uiteen.

Lees verder “Het Pre-Grieks”