Het Pre-Grieks

“Saura”, “hagedis”, is een Pre-Grieks woord.

Omstreeks 2000 v.Chr. moeten Griekssprekende mensen vanuit het noorden het gebied van het huidige Griekenland zijn binnengetrokken. Daar valt natuurlijk veel over te vertellen (hoe kun je bijvoorbeeld je uit archeologische vondsten afleiden wat voor taal de dragers van de betreffende cultuur spraken?) – maar dat valt buiten het onderwerp van vandaag. Waar het nu om gaat is dat we die Griekssprekende mensen voor het gemak ‘Proto-Grieken’, d.w.z. ‘eerste Grieken’ noemen, en hun taal ‘Proto-Grieks’.

Dat Proto-Grieks had zich ontwikkeld uit het Proto-Indo-Europees, een taal (en allengs een verzameling dialecten) die in het vierde en derde millennium v.Chr. gesproken moet zijn in het Pontisch-Kaspische steppegebied van Oekraïne en Zuid-Rusland. Na hun aankomst in Griekenland hebben de Proto-Grieken zich in de daaropvolgende eeuwen verspreid over Griekenland en de kust van Klein-Azië. Ten gevolge van die verspreiding viel het Proto-Grieks in dialecten uiteen.

Pelasgen

Tot zover het Proto-Grieks. Maar wat is Pre-Grieks dan? Anders dan proto-Grieks is Pre-Grieks (of Voorgrieks) geen Grieks.

Toen de Proto-Grieken vanaf ca. 2000 v.Chr. in Griekenland arriveerden, troffen ze daar geen leeg land aan. Het gebied was al heel lang bewoond. Hoe de bewoners zichzelf noemden weten we niet. Later zouden de Grieken naar die oorspronkelijke bewoners verwijzen als ‘Pelasgen’, en erbij vertellen dat je op een enkele plek nog steeds Pelasgen kon aantreffen. En die Pelasgen, aldus de Grieken in de Oudheid, onderscheidden zich vooral in één opzicht van de Grieken: hun taal.

Wie die Pelasgen ook precies geweest mogen zijn, zeker is dat voorafgaand aan de komst van de (Proto-)Grieken er in Griekenland al mensen woonden met een eigen taal. Die taal noemden we vroeger wel ‘Pelasgisch’, en tegenwoordig Pre-Grieks.

En we weten er iets over. Niet heel veel en alleen indirect, want de Pre-Grieken kenden geen schrift. Hun taal verdween, want ze namen allengs de taal van de nieuwe bewoners over. Zo werd Pre-Grieks een substraat (of substraattaal). Dat wil zeggen: het verdween als (omgangs-)taal, maar liet wel sporen na in de nieuwe taal, het Grieks.

Waaraan herken je een Pre-Grieks woord?

In het antieke Grieks vinden we minstens duizend woorden die vrijwel zeker niet Indo-Europees zijn. Dat durven we te beweren, omdat de kennis van het Proto-Indo-Europees de laatste vijftig jaar enorm is toegenomen. (Zo is inmiddels bijvoorbeeld duidelijk dat er in het Proto-Indo-Europees geen lange klinkers zoals ā en ō voorkwamen.) Maar als een Grieks woord geen Indo-Europese etymologie heeft, wil dat natuurlijk nog niet zeggen dat het om een oorspronkelijk Pre-Grieks woord gaat. Het zou ook bijvoorbeeld een leenwoord uit een andere taal kunnen zijn.

Maar er is meer. Heel wat van die duizend potentieel Pre-Griekse woorden komen voor in verschillende varianten. Zo vinden we een woord voor ‘zee’, thálassa (op zichzelf al zonder Indo-Europese etymologie) ook terug als daláncha. Ook die variatie, waarin de ene keer dus een th, en een andere keer een d opduikt, wijst op een oorspronkelijk Pre-Grieks woord. De beginklank van dat woord werd door de Grieken blijkbaar soms als th, en soms als d gehoord. Het zal dus om een klank zijn gegaan die in het Grieks niet voorkwam.

Een derde aanwijzing kan liggen in de betekenis van een woord. Woorden zonder Indo-Europese etymologie verwijzen opvallend naar planten (en in mindere mate ook dieren) die wel in Griekenland, maar niet in het Pontisch-Kaspische steppengebied voorkwamen. Dáphnê (laurier) met als variant láphnê bijvoorbeeld. En elaía (olijfboom) en kupárissos (cipres). En de saúra (hagedis). De verklaring is natuurlijk dat de Proto-Grieken die planten en dieren pas hebben leren kennen toen ze in Griekenland waren gearriveerd. Ze namen de inheemse naam gewoon over.

En dan zijn er ook nog namen. Plaatsnamen bijvoorbeeld. Veel ‘Griekse’ aardrijkskundige namen hebben geen Indo-Europese etymologie. Bijvoorbeeld Athene en Attica (allebei afgeleid van hetzelfde Pre-Griekse woord), Korinthe, Thessalië, Lemnos, Olympus (en het ervan afgeleide Olympia), Laris(s)a, Parnassus. Het ligt dus voor de hand dat het hier gaat om oorspronkelijk Pre-Griekse geografische namen, die later door de Proto-Grieken zijn overgenomen.

Hetzelfde geldt voor sommige persoonsnamen. Namen van mythologische helden als Achilleus (variant: Achileus) bijvoorbeeld, en Odysseus (met als variant Odyseus, en de – in het Latijn overgenomen – vorm Ulixes), en (de meeste!) godennamen, zoals Apollo, Artemis en Dionysus: allemaal niet oorspronkelijk Grieks, en hoogstwaarschijnlijk Pre-Grieks.

Dat labúrinthos (labyrint) en z’n variant daphúrinthos teruggaan op een Pre-Griekse vorm, ligt voor de hand. De afwisseling l/d (vgl. Odysseus/Ulixes) en b/ph wijst daarop, maar ook het karakteristieke element –inth-. Dat element vinden we ook in Kor-inth-os en de plantennamen m-ínth-ê (munt), huák-inth-os (hyacint) en eréb-inth-os (erwt).

Een mondje Pre-Grieks

Wat kunnen we in z’n algemeenheid over Pre-Grieks zeggen? Allereerst natuurlijk dat het geen Indo-Europese taal was. Dat hadden we immers als voorwaarde gesteld om een woord als Pre-Grieks te bestempelen. Verder lijkt de taal klanken te hebben gekend die in het Grieks niet voorkwamen: dat kan een verklaring zijn voor het voorkomen van varianten van hetzelfde woord. De variante vormen Achilleus en Achileus zijn bijvoorbeeld verklaarbaar door aan te nemen dat de Pre-Griekse vorm Achilyeus is geweest. Dat Achilyeus was voor een Griek een onuitsprekelijke vorm. Sommige Grieken moeten dat hebben opgelost door de y gewoon weg te laten (wat de vorm met één l opleverde); bij anderen kunnen we de (goed Griekse) verandering van ly naar ll vermoeden.

Zo komt ook de variatie a/e (onverklaarbaar vanuit het proto-Indo-Europees) maar liefst tachtig keer voor. Het moet bijna wel gaan om een klank die in de oren van sommige Grieken als a klonk, in die van andere als e.

En verder: als dezelfde aardrijkskundige naam op verschillende plaatsen voorkomt zal het een generieke naam zijn geweest voor een landschappelijk fenomeen: Olympus zal dus waarschijnlijk wel het Pre-Griekse woord voor ‘(hoge) berg’ zijn geweest, terwijl een laris(s)a vast Pre-Grieks voor ‘burchtheuvel’ was.

Het Griekse woord voor ‘koning’ is basileús (ouder gwasileús). Dat heeft geen Indo-Europese etymologie en zal dus wel oorspronkelijk een Pre-Griekse vorst hebben aangeduid. Maar soms is het een raadsel waarom een Pre-Grieks woord in het Grieks is terechtgekomen. Zo is het Grieks woord voor ‘mens’, ánthrōpos, duidelijk van Pre-Griekse herkomst. Maar waarom is dat woord door de Grieken overgenomen? Betekende het oorspronkelijk iets anders?

Dat het woord asáminthos (badkuip) Pre-Grieks is, ligt voor de hand: niet alleen door het kenmerkende –inth-, maar ook omdat de Proto-Grieken op hun tocht naar Griekenland vast geen badkuipen meesjouwden.

Tot slot een voor veel hedendaagse Grieken nog steeds pijnlijk feitje. Hellas is, zoals bekend, de Griekse naam voor Griekenland. Nou ja, Griekse naam… Ook Hellas is een naam zonder Indo-Europese etymologie.

[Een gastbijdrage van Gert M. Knepper. Dank je wel Gert!]

Deel dit:

44 gedachtes over “Het Pre-Grieks

  1. Frans Buijs

    Opvallend dat dingen die je beschouwt als typisch Grieks, zoals de Olympus en Athene, dus eigenlijk niet zo Grieks zijn. Of misschien juist wel: ze zijn Griekser dan Grieks, ze zijn zo Grieks dat ze al bestonden voordat Griekenland bestond.

  2. Leuk dat je dat Pre-Grieks toch nog een beetje kunt reconstrueren. En dat je dan daarvoor weer eerst kennis over het indo-europees, ook een gereconstrueerde taal, moet hebben. Stapeling op stapeling, dus je moet hopen dat je fundament goed is.

  3. Truus Pinkster

    Ik sluit me aan bij die reactie: heel erg boeiend.
    En ook bij Jona’s reactie: onderschat de ‘hardheid ‘ van de taalkunde niet

    Een neerlandica

  4. Saskia Sluiter

    Wat jammer dat je van zo’n oorspronkelijke bevolking maar een tipje van een glimp van een schaduw kunt opvangen. En dan: wat is oorspronkelijk? Daarvoor woonde er wellicht een nog vroegere populatie. Weten we wel dat we meer niet dan wel weten?

    1. Gert M. Knepper

      Beter niet meer ‘Pelasgisch’ als naam voor de taal, want die naam werd oorspronkelijk gebruikt voor een Indo-Europese taal die als substraat onder het Grieks vermoed werd. Inmiddels is die Indo-Europese taal niet houdbaar gebleken, en hebben we de naam ‘Pelasgisch’ voor het Pre-Griekse substraat ook maar afgeschaft. ‘Pre-Grieks’ (of: Voorgrieks) dus liever. En wat voor taal dat was… Tja, dat is wel heel lastig, want over Pre-Griekse grammatica weten we helemaal niets. Ook hebben we geen werkwoorden, telwoorden of voornaamwoorden. We moeten het doen met zelfstandige en bijvoeglijke naamwoorden (om in Indo-Europese linguïstische terminologie te blijven; misschien maakten de Pre-Grieken wel geen verschil tussen beide). Op grond daarvan lijkt Pre-Grieks vooralsnog aan geen enkele bekende taal verwant. (Nee, ook niet aan het Baskisch, Etruskisch of Soemerisch;-) )

        1. Gert M. Knepper

          Hoezo niet? De aanduiding ‘Pre-Grieks’ dekt toch keurig de lading: de taal die voorafgaand aan het Grieks werd gesproken. ‘Pelasgisch’ had best gekund, ware het niet dat daarmee aanvankelijk een taal werd aangeduid die naderhand niet bleek te bestaan.

          1. Frans Buijs

            Ik heb niet zoveel zin in taalkundige haarkloverij, maar omdat het dus niks met Grieks te maken heeft.

              1. Frans Buijs

                Goeie vraag. Wat is dat eigenlijk, prehistorie? Zijn een dinosaurus en een Germaan allemaal prehistorie?

  5. Een mooi voorbeeld dat iets dat geen verder nut heeft heel boeiend kan zijn. De boeiendheid van zo’n opeenstapeling van reconstructies is voldoende. Met veel plezier gelezen.
    @Saskia Sluiter: “Daarvoor woonde er wellicht een nog vroegere populatie. Weten we wel dat we meer niet dan wel weten?”
    Een heleboel nog vroegere populaties. Er zijn resten van anatomisch moderne mensen gevonden die dateren van 210.000 jr BP. Zoals gebruikelijk overzien we alleen maar laatste stukje van een lange ontwikkeling

    1. Robbert

      “Er zijn resten van anatomisch moderne mensen gevonden die dateren van 210.000 jr BP.”
      Ik neem aan dat H.sapiens bedoeld is, waarvan de belangrijkste uittocht uit Afrika rond 60.000 BP wordt aangenomen. Sporadische vondsten buiten Afrika rond 100.000 BP of nog wat eerder.
      Maar H.sapiens in Griekenland 210.000 jr. geleden: heb ik iets gemist?

        1. BP = Before Present.

          Dit is de notatie voor laboratoriumdateringen. Bij een koolstofdatering gebruikt men daarvoor het jaar 1950. Dat maakt het mogelijk diverse dateringen te vergelijken, ongeacht wanneer ze zijn gedaan en met welke kalibratiecurve.

  6. Christo Thanos

    Ik heb begrepen tijdens de “Week van het schrift” in het RMO dat je een onderscheid moet maken tussen taal en schrift.
    Lineair B zien we dus als een Grieks schrift. Het heeft veel overeenkomsten met Lineair A, maar , als ik het goed begrepen heb, zit achter Lineair A een ander taal. Vandaar dat we nog steeds moeite hebben om het Lineair A te begrijpen. (Dat klopt toch?)
    Is er meer te vertellen over de verschillen tussen Lineair A en Lineair B (zowel in taal als in schrift)? En hoe is het verschil tussen A en B te verklaren?

    1. Gert M. Knepper

      Dat je een onderscheid moet maken tussen taal en schrift is inderdaad een heel belangrijke notie. Een taal kan opgeschreven worden, of niet. Als hij opgeschreven wordt, gebeurt dat in een bepaald schriftvorm. Zo wordt het Nederlands in het Latijnse, alfabetische schrift geschreven. Maar we zouden Nederlands ook in een andere schriftvorm kunnen schrijven, bijvoorbeeld in het Grieks, eveneens een alfabetisch schrift. En we zouden Nederlands ook in een niet-alfabetisch schrift kunnen schrijven, in het Chinese schrift bijvoorbeeld. Turkije ruilde onder Atatürk in 1928 het Arabische schrift in voor het Latijnse, terwijl aan de Turkse taal natuurlijk niets veranderde.
      Lineair B zien we niet als Grieks schrift, maar als de schriftvorm waarin het vroegst overgeleverde Grieks werd geschreven (dat is dus iets anders). Het is daarbij een schriftvorm die zich heel slecht leent is om Grieks in te schrijven. Zo maakt het geen verschil tussen de l en de r, twee klanken die je in de Griekse taal toch echt verschillende fonemen (‘kleinste betekenisdragende eenheden’) zijn: het maakt uit of je ‘léōn’ (leeuw) of ‘rheōn’ (stromend) zegt en bedoelt, maar in het Lineair B kon je dat verschil niet opschrijven. Het feit dat Lineair B zo slecht geschikt is om Grieks op te schrijven wijst erop, dat het oorspronkelijk voor een andere taal bedoeld is geweest.
      Wat betreft Lineair A: het aantal van ca. 90 tekens van dit schrift wijst erop dat het evenals Lineair B een lettergrepenschrift is (dus een schrift waarin elk teken voor een lettergreep staat). Lineair A was (voor zover we weten alleen in Kreta) in gebruik tussen ca. 1800 en 1300 v.Chr. Ruwweg dus in de periode voorafgaand aan het gebruik van Lineair B, waarmee het veel tekens gemeen heeft; Lineair B lijkt afgeleid van Lineair A. Maar in tegenstelling tot Lineair B is Lineair A niet ontcijferd. Grieks is het beslist niet, maar we weten niet welke taal er wel achter schuilgaat. Er is wel eens aan een west-Semitische taal gedacht, maar de grote meerderheid van linguïsten beschouwt Lineair A als niet-ontcijferd.

      1. Vladimir Stissi

        Gert, als je zegt dat Lineair A niet ontcijferd is, haal je volgens mij taal en schrift door elkaar. Juist omdat ze op Lineair B lijken, kunnen we een heel groot deel van de Lineair A tekens en daarmee ook teksten lezen, in de strikte zin van het woord. Dat zou ik toch als ontcijferd definiëren. We begrijpen alleen niet wat er staat, omdat de taal voor ons niet begrijpelijk is. Maar dat ligt niet aan het schrift.

        1. Gert M. Knepper

          Nee, want we weten niet welke klanken de tekens van Lineair A vertegenwoordigen. We kunnen inderdaad wel doen alsof tekens die in Lineair-A en B (vrijwel) gelijk zijn ook dezelfde klankwaarde hebben, maar weten doen we dat niet, en een begrijpelijke tekst levert dat al evenmin op. Van Lineair-A kennen we dus noch de klankwaarde van de tekens, noch kunnen we, met de klankwaarde van Lineair-B ingevuld in Lineair-A teksten, daar ook maar één woord van begrijpen: we kennen, kortom, taal noch teken. In die situatie lijkt het me niet voor de hand liggen Lineair-A al als ‘ontcijferd’ te kwalificeren.

          1. Vladimir Stissi

            Toponymen en een aantal voorspelbare woorden die in lijsten gecombineerd zijn met pictogrammen en getallen bieden wel degelijk een mogelijkheid om (een deel van) de (globale) klanken van Lineair A te toetsen aan Lineair B en zijn daarvoor ook inderdaad gebruikt.

            Volgens mij is er dankzij deze en andere benaderingen toch echt wel consensus over de klankwaarden van een heel groot deel van de tekens, en ook nog over een aantal structurele zaken, zeker sinds het recente werk van Salganella — zie over een overzicht https://sigla.phis.me/sign-list.html

            In veel tabletten kunnen we ook woorden als zodanig herkennen (zie https://sigla.phis.me/browse.html, afzonderlijke tabletten aanklikken). Begrijpen lukt nog vrijwel niet, maar om een schrift te kunnen ontcijferen hoef je niet te begrijpen wat ermee gezegd wordt.

            En nogmaals de woorden die we niet begrijpen zijn geen woorden van Lineair A, maar van de taal die met Lineair A geschreven wordt.

            1. Gert M. Knepper

              Ik houd het kort (en daarna stop ik):
              Ik erken dat ik de term Lineair A losjes (‘onnauwkeurig’ mag je het ook noemen) heb gebruikt, door daarmee zowel naar het schrift als de in dat schrift geschreven taal te verwijzen.
              Maar ons echte verschil van mening zit ‘m, lijkt me, in de verschillende definitie van ‘ontcijferen’ die we hanteren. Voor jou houdt dat in: de klankwaarde van de tekens van een tot dan toe onbekend schrift bepalen. Uitgaande van die definitie kun je inderdaad alleen een schrift, en geen taal ontcijferen.
              Mijn definitie verschilt van de jouwe doordat ik onder ‘ontcijferen’ niet alleen versta het bepalen van de klankwaarde van de tekens van een onbekend schrift, maar ook het bepalen van de betekenis van de door die tekens vertegenwoordigde taal.
              R.L. Trask (The Dictionary of Historical and Comparative Linguistics, 82) definieert ‘decipherment’ als: ‘The process of determining the relation between an extinct and unknown writing system and the language it represents’. Die definitie is niet eenduidig (en al helemaal niet doorslaggevend), maar verwijst toch naar meer dan louter het opsporen van de relatie tussen tekens en klanken.
              Groet!

  7. Theo de Graaff

    Zeer interessant.
    ‘Zo is inmiddels bijvoorbeeld duidelijk dat er in het Proto-Indo-Europees geen lange klinkers zoals ā en ō voorkwamen.’ Betekent dit dat bijvoorbeeld ons woord taal geen Proto-Indo-Europees woord is of begrijp ik het verkeerd?
    Van veel aardrijkskundige c.q. topografische namen in onze streken, zoals Maas, Waal en Rijn, wordt ook vermoed dat ze uit pre-Keltische tijden stammen. Met dezelfde lange ā klinkers.

    1. Gert M. Knepper

      Het ligt iets lastiger. Dat het Proto-Indo-Europees geen lange klinkers bezat, betekent niet dat er zich in de dochtertalen van dat Indo-Europees geen woorden met lange klinkers erin hebben kunnen ontwikkelen. In de hoop niet te technisch te worden: het Proto-Indo-Europees kende (wsch. drie) zg. “laryngalen”, medeklinkers die diep in de keel werden gevormd. In combinatie met een (per definitie dus korte) e leverde die laryngalen in de Indo-Europese dochtertalen vaak lange klinkers op. Dat ’taal’ een lange a heeft zegt dus nog niets over de herkomst van dat woord (al mist dat woord inderdaad een duidelijke IE etymologie!).

  8. Sara

    Is er mogelijk een connectie van het pre-Grieks met het Hittitisch?
    Er wordt wel gewezen op overeenkomsten, bijv. de suffixen -nth(os) en -ss(os) die ook in Anatolia werden aangetroffen, in plaatsnamen zoals Corinthe, Knossos, Parnassus.
    Qua tijd moeten we denken aan Neolithicum of vroege Bronstijd?

    1. Gert M. Knepper

      Er is per definitie geen connectie met het Hettitisch, want dat was een dochter- of zustertaal van het Proto-Indo-Europees. Maar je hebt gelijk: Pre-Griekse suffixen vind je tot in Anatolië. De meest simpele verklaring daarvoor is dat Pre-Grieks ook gesproken werd in het westen van Klein-Azië. Wat betreft datering: we kunnen weinig meer zeggen dan dat Pre-Grieks blijkbaar gesproken werd toen de Grieken Griekenland binnenkwamen. De datering daarvan is omstreden, en ik heb voor het gemak ca. 2000 v.Chr. aangehouden. Dat is dus de Vroege Bronstijd – maar Pre-Grieks werd natuurlijk daarvóór ook al gesproken.

      1. Vladimir Stissi

        Er is wel een probleem met die binnenkomende proto-Grieken. Noch DNA noch (anders dan vroeger gedacht) archeologie geeft enige aanwijzing voor het binnentrekken van mensen in Griekenland na het vroege Neolithicum; hoewel het bewijsmateriaal wat mager is, lijkt het er ook op dat DNA van niet-Griekssprekenden op Kreta niet anders is dan dat van Griekssprekenden op Kreta en het vasteland.
        Tenzij we iets missen (wat niet onmogelijk is, al wordt het steeds minder waarschijnlijk), suggereert dit dat de groep die Grieks binnenbracht of heel klein was, of dat de taal zich niet via migratie heeft verspreid. Omdat we het binnenkomproces niet kunnen zien, is de datering ervan ook best lastig — je kunt het ontstaan van een taal wel taalkundig dateren, maar dat is een stuk lastiger met de lokatie van dat ontstaan.

  9. Robbert

    “Het ligt iets lastiger”… Ik wil opmerken dat blog + discussie voor mij als ondeskundige toch goed te volgen is!

  10. Ton Spamer

    Wat moet ik in dit verband met Diether Schürr, “Ist Troja das Wilusa der Hethiter?Über Namensassoziationen und ihre fatale Rollebei der Historisierung Hisarlıks”?
    Heb jij daar eerder over geblogd? Jij identificeert Troje/Ilion met Wilusa. Ik denk daar ook zo over, maar Schürr bepaald niet.

    1. Het bewijs is schaarser dan schaars en ambigu. Maar er zijn toch wel wat opvallende overeenkomsten tussen wat we over Wilusa en de opgraving van Troje weten. Idemdito de vraag of het Hittitische land Ahhiyawa hetzelfde is als de Mykeense wereld. Voorzichtigheid blijft geboden maar m.i. mag je er voorlopig wel van uitgaan dat de identificaties acceptabel zijn.

  11. Rinus

    Mooie blog en inderdaad goed te volgen discussie.
    Dankjewel Gert M. Knepper

    Vraagje aan Jona: Zou het niet leuk zijn om een deskundige archeoloog te vragen haar/zijn licht te laten schijnen op het de 3e millennium BC in Griekenland?

    1. Vladimir Stissi

      Ik ben niet helemaal maar toch wel enigszins deskundig op de archeologie van Griekenland in de periode waar het hier om gaat. Hoewel tot voor kort veel archeologen invallen en culturele breuken zagen in de eeuwen rond 2000 v. Chr. (op verschillende momenten overigens) is van het bewijsmateriaal hiervoor weinig meer over. Er lijkt eerder (in de meeste gebieden) sprake te zijn van een grote mate van continuïteit vanuit het eind van het Neolithicum naar de Vroege Bronstijd. Daarbij komt dat ook DNA een grote mate van continuïteit in ruimte en tijd suggereert voor Griekenland die al ver voor deze periode begint. Dat zou kunnen betekenen dat het Grieks niet via migratie is gekomen, of misschien via een kleine groep migranten.

      1. Rinus

        Dank u.
        Er lijkt een grijs gebied te bestaan tussen archeologisch en taalkundig onderzoek naar deze periode in de Griekse (prehistorische) geschiedenis. Vraagt dat dan niet juist naar meer gezamenlijk onderzoek om invulling te kunnen geven aan omschrijvingen als “grote mate van continuiteit” of “kleine groepen migranten”?
        De vraag blijft hetzelfde, hoe kan dit verklaard worden. Of tot de conclusie dat we het niet kunnen verklaren met de huidige beschikbare informatie.

        1. Vladimir Stissi

          Ik weet niet of grijs gebied een goede term is hier. Aan de ene kant lijkt het er op basis van taalkundige argumenten op dat Grieks rond 2000 voor Chr. lijkt te zijn ontstaan (niet per se in Griekenland overigens; en in sommige literatuur is er sprake van een cirkelredenering en is deze datering gebaseerd op — inmiddels achterhaalde — archeologische gegevens). Aan de andere kant geven archeologie en DNA geen aanwijzingen voor immigratie in deze periode (of de eeuwen daarvoor en daarna).

          Meer onderzoek zou kunnen uitwijzen dat een van deze conclusies (of beide) onjuist zijn, maar een combinatie van taalkunde en archeologie is lastig omdat voorwerpen niet praten en cultuur en taal niet direct aan elkaar gekoppeld hoeven te zijn. Een ‘grote mate van continuïteit’ is een puur archeologische interpretatie die alleen met archeologisch onderzoek te toetsen is — en niet per se iets zegt over migratie, en al helemaal niet over taal. ‘Kleine groepen migranten’ is domweg een vertaling van ‘we zien niets in het DNA en ook niet (al is dat mogelijk minder relevant) in de archeologie’.

          Gedetailleerder DNA onderzoek met meer monsters kan mogelijk iets meer zeggen over eventuele kleinschaliger migratiestromen. Misschien dat er taalkundige aanwijzingen zijn die iets kunnen zeggen over de grootte van de groep sprekers bij de formatie van een taal, maar daar kan ik niets over zeggen.
          Met de huidige stand van wetenschap denk ik niet dat we veel verder komen. Op zich is het verspreiden van een taal zonder migratie minder bijzonder dan mensen vaak denken: in het Romeinse rijk werd er in grote gebieden Latijn of Grieks gesproken door inheemse volken, bijvoorbeeld. En de halve wereld spreekt tegenwoordig Engels, vaak zonder ooit ook maar een Engelsman of Amerikaan gezien te hebben. Het is wel zo dat moderne media of het bestaan van een groot rijk verspreiding makkelijker maken dan ze in de Vroege Bronstijd zullen zijn geweest.

          1. Ben Spaans

            Maar Latijn verspreidde zich, dan niet door grote immigratie, in ieder geval door verovering.
            De verspreiding van Engels komt door verovering en migratie, in eerste instantie.

            1. Vladimir Stissi

              Het Romeinse rijk is niet alleen maar door verovering uitgebreid, verovering is niet altijd archeologisch zichtbaar, en in grote delen van het Romeinse rijk die voorheen andere talen spraken zijn geen of maar heel weinig Latijn of Grieks sprekenden geimmigreerd. Ik zeg niet dat dit overal zo is gegaan, alleen dat het dus een reeële mogelijkheid is.

              De verspreiding van het Engels (als tweede taal) in o.a. het hedendaagse Europa en Azië gaat toch echt zonder verovering (dat dit wel een uiteindelijk gevolg is van de kolonisatie van Noord-Amerika neemt niet weg dat de taalverspreiding nu geweldloos en zonder migratie verloopt); en bijvoorbeeld in delen van het Caraibische gebied die nooit Engels zijn geweest is Engels nu zelfs de eerste taal.
              Maar om dichter bij huis te blijven: ons huidige Nederlands heeft (vrijwel) zonder migratie en fysiek geweld overal in Nederland streektalen en dialecten geheel of gedeeltelijk vervangen, en min of meer hetzelfde geldt voor bijna alle andere nationale talen in West-Europa, die meestal pas in de loop van de negentiende eeuw echt landelijk zijn geworden.

  12. Huibert Schijf

    Een interessant blog en commentaar. Ik moet zeggen dat mijn achting voor zulke degelijke taalkundige betogen zeer is toegenomen. Toch jammer dat er weinig sociaalwetenschappelijks over valt te zeggen.

    1. FrankB

      Ja, GertMK heeft een hoop te vertellen en weet waar hij het heeft over heeft. Ik ben net zo ondeskundig als Robbert hierboven en net zozeer onder de indruk.

Reacties zijn gesloten.