Proto-Grieks en de “komst van de Grieken”

Het oudste bewijs voor het Grieks: Lineair-B-tabletten zoals dit in het Museum van Heraklion.

Marcus Zuerius van Boxhorn (1612-1653) werd op z’n twintigste professor eloquentiae (hoogleraar Welsprekendheid) aan de Leidse universiteit. Maar die opmerkelijke prestatie valt in het niet bij wat z’n grootste verdienste zou worden: de conclusie dat

Griecken ende Duytschen aan de borsten van eene moeder gelegen, ende uit eene mondt leren spreecken hebben.

Met andere woorden: van Boxhorn zag in dat Grieks en Duits verwante talen waren. Ergens in hun stamboom hadden ze dus een gemeenschappelijke voorouder. Van Boxhorns hypothese is sindsdien slechts bevestigd. Grieks en Duits en nog honderden andere talen waaronder het Nederlands zijn inderdaad familie. We noemen al die talen “Indo-Europese” talen, en hun gemeenschappelijke voorouder “Proto-Indo-Europees”.

Proto-Indo-Europees werd, denken we tegenwoordig, gesproken door nomaden in het steppegebied van zuidelijk Oost-Europa (voornamelijk Oekraïne), d.w.z. ten noorden van de Zwarte Zee. Archeologisch wordt hun beschaving algemeen geïdentificeerd met de Yamnaya-cultuur.

Proto-Indo-Europees

Wat enorm helpt voor de datering, is dat het gelukt is om Proto-Indo-Europese woorden voor “wiel”, “as” (in de betekenis “spil waarom of waarmee iets ronddraait”), “juk” en “paard” te reconstrueren. Het bestaan van die woorden impliceert dat wagens met (dichte) wielen bekend waren. Archeologisch vinden we die terug vanaf ongeveer halverwege het vierde millennium v.Chr., en we kunnen dus zeggen dat Proto-Indo-Europees in elk geval omstreeks 3500 v.Chr. nog bestond.

Daarna lijkt het in dialecten te zijn uiteengevallen, waarschijnlijk door een uitbreiding van het woongebied van de sprekers van dat Proto-Indo-Europees: zo kwamen ze verder van elkaar af te wonen Misschien heeft het bezit van paarden daartoe bijgedragen; op die manier kun je immers grotere afstanden afleggen.

Pre-Proto-Grieks

Een van die Proto-Indo-Europese dialecten noemen we wel het “Pre-Proto-Grieks”, waarmee niets anders bedoeld is dan dat uit dat dialect het Proto-Grieks zou voortkomen. Het Pre-Proto-Grieks zal zich ontwikkeld te hebben in de buurt van met name Pre-Proto-Indo-Iraans (waaruit zich o.a. het Perzisch en het Sanskriet zouden ontwikkelen) en het Proto-Armeens. Die drie talen delen een aantal kenmerken die we in andere Indo-Europese talen niet tegenkomen. In vergelijking met het proto-Indo Europees zijn dat dus vernieuwingen die het Pre-Proto-Grieks, het Pre-Proto-Indo-Iraans en het Proto-Armeens gemeenschappelijk hebben doorgevoerd, maar vrijwel alle andere dialecten niet.

Er is zelfs een dichterlijke uitdrukking die we in dezelfde bewoordingen zowel in het Grieks als in het Sanskriet terugvinden en te herleiden is tot het Proto-Indo-Europees. Vertaald luidt die “onvergankelijke roem”. Het is dus goed mogelijk dat Pre-Proto-Grieks en Pre-Proto-Iraans, samen met het Proto-Armeens aanvankelijk één taalgroep hebben gevormd.

Het vroegste Grieks

Omstreeks 3500 v.Chr. werd er dus nog Proto-Indo-Europees gesproken. Tweeduizend jaar later, in de vijftiende eeuw v.Chr., duikt het Grieks op. Dat wil zeggen: een Grieks dialect dat we Myceens noemen, geschreven in een schrift met 88 tekens die ieder voor een lettergreep staan (het Lineair-B). In de tweeduizend jaar die het Proto-Indo-Europees van het Myceens scheiden moet die laatste taal zich dus via het Pre-Proto-Grieks en het Proto-Grieks ontwikkeld hebben tot een Grieks dialect.

Myceens is geen Proto-Grieks: in sommige opzichten is het verder ontwikkeld dan andere Griekse dialecten (die we overigens pas zevenhonderd jaar later tegenkomen). Samen met die andere dialecten moet het Myceens teruggaan op Proto-Grieks. Proto-Grieks is dus per definitie ouder dan Myceens. Maar hoeveel ouder? Met andere woorden: wanneer bereikte het Proto-Grieks Griekenland?

Een antwoord op die vraag moet rekening houden met de tijd die Proto-Indo-Europees nodig had om zich via Pre-Proto-Grieks (al dan niet in combinatie met  Pre-Proto-Iraans en Proto-Armeens) te ontwikkelen tot Proto-Grieks. Talen ontwikkelen zich echter niet in een vast tempo. Veel meer dan de vuistregel: “hoe groter de verandering, des te meer tijd hij kost” hebben we niet. Vaak wordt als volgt geredeneerd: voordat het Myceens op schrift opdook, in de vijftiende eeuw v.Chr. heeft het ongetwijfeld al even bestaan. Daaraan voorafgaand moeten we dan het Proto-Grieks situeren. Een datering van 2500-2000 v.Chr. lijkt dan voor dat Proto-Grieks redelijk. Die datering past ook goed bij de (flinke) tijd die dat Proto-Grieks nodig gehad zal hebben om zich via het Pre-Proto-Grieks uit het Proto-Indo-Europees van 3500 v.Chr. te ontwikkelen.

Taal en archeologie

Een bijkomend probleem is dat de archeologie niets te bieden heeft als het gaat om de “komst van de (Proto-)Grieken”. Als er inderdaad tussen 2500-2000 v.Chr. mensen Griekenland zijn binnengetrokken, deden ze dat zonder archeologische sporen na te laten. Ook DNA-onderzoek heeft tot nog toe  geen binnentrekkende Proto-Grieken aan het licht gebracht. Daarom is het verstandig om het idee van de “komst van de Grieken” los te laten, en in plaats daarvan te spreken over de “komst van het (Proto-) Grieks” in Griekenland.

Talen kunnen zich immers op verschillende manieren verspreiden: via grote migraties en veroveringen, maar ook via het overnemen van die taal door een kleine groep buren, bijvoorbeeld door een élite die zich wilde onderscheiden. Een voorbeeld daarvan levert in de klassieke Oudheid de situatie in Macedonië. Daar ging de aristocratie zich van Grieks bedienen, terwijl als volkstaal Macedonisch in zwang bleef.

In elk geval betekende de komst van het Proto-Grieks niet dat er plotseling een Proto-Grieks volk aan de poorten van Griekenland klopte. Op z’n hoogst ging het om een verwaarloosbaar klein en -nog steeds!- onopvallend groepje Proto-Grieks sprekers. Hun taal zou zich in de loop der eeuwen over Griekenland verspreiden – en daardoor op zijn beurt weer uiteenvallen in dialecten.

Maar die befaamde “komst van de Grieken”, die verdwijnt steeds meer richting museum.

[Een gastbijdrage van Gert M. Knepper. Dank je wel Gert!]

Deel dit:

37 gedachtes over “Proto-Grieks en de “komst van de Grieken”

  1. FrankB

    Zo’n 60, 70 000 jaar geleden ging Homo Sapiens door een genetische flessenhals, dwz. was dicht bij uitroeiing. Toen vertrokken wellicht ook de eersten uit Afrika. Dus het is best mogelijk dat uiteindelijk álle menselijke talen een gemeenschappelijke voorouder hebben.
    Van Boxhorn had daar natuurlijk geen idee van.

    “in sommige opzichten is het verder ontwikkeld”
    Kun je dit toelichten? Wat bedoel je precies met “verder”?

    1. Gert M. Knepper

      Leuke opmerking, en ook een leuke vraag. Eerst de vraag.
      Voor de duidelijkheid zet ik eerst weer even een stapje terug. Mijn vraag was: Het Myceens ontwikkelde zich via het Proto-Grieks uit het Proto-Indo-Europees. Maar was dat Myceens zelf niet identiek met het Proto-Grieks? Antwoord: Nee, want naast het Myceens zijn er ook andere Griekse dialecten en die hebben zich niet, of in elk geval: niet allemaal, uit het Myceens ontwikkeld (wat wel het geval zou zijn als het Myceens en het proto-Grieks dezelfde taal zouden zijn geweest). Vraag: hoe weten we dat die andere Griekse dialecten zich niet (allemaal) uit het Myceens hebben ontwikkeld, als we die andere dialecten pas 700 jaar na het Myceens tegenkomen? Antwoord: het Myceens heeft bepaalde ontwikkelingen ten opzichte van het Proto-Indo-Europees doorgemaakt, die (sommige) andere dialecten ook na 700 jaar niet, of nog niet, hadden doorgemaakt.
      Een voorbeeld. De werkwoordsvorm ‘zij geven’ luidde in het Proto-Indo-Europees *dédeh3nti (h3 is een zogeheten laryngaal; de uitspraak ervan kwam misschien in de buurt van een harde Nederlandse g). In het Myceens werd dat dōsonsi. Vergelijking met de Proto-Indo-Europese vorm *dédeh3nti leert dat de laatste lettergreep van dōsonsi (-si) zich dus had ontwikkeld uit het Proto-Indo-Europese -ti. Die ontwikkeling zien we bij alle Proto-Indo-Europese ti’s: in het Myceens zijn ze doorgaans veranderd in si. Maar er zijn ook Griekse dialecten waarin die ontwikkeling ‘PIE *ti wordt si’ niet of pas veel later heeft plaatsgevonden. In het Dorisch bijvoorbeeld, het dialect van onder meer Sparta. Daar was het Proto-Indo-Europese ti ook 1500 jaar na het Myceens nog gewoon intact. Dat betekent dat het Dorisch dus geen ontwikkeling vanuit het Myceens is (wat wel het geval zou zijn als Myceens en Proto-Grieks dezelfde taal zouden zijn geweest), maar een eigenstandige ontwikkeling vanuit het Proto-Grieks.

      Dan de mogelijkheid dat alle menselijke talen een gemeenschappelijke voorouder hebben. Ja, dat is goed mogelijk. Maar we beschikken niet over mogelijkheden om zoiets aan te tonen of te falsifiëren. Want hoe lang bestaat taal al? We hebben gewoon geen idee, schattingen lopen uiteen van honderdduizend tot meer dan een miljoen jaar. Vergelijkende taalwetenschappers kunnen op z’n allerbest tienduizend jaar terugkijken. Het enige wat we kunnen zeggen: ook als we zover mogelijk terugkijken blijven we nog steeds verschillende taalfamilies zien; en verwantschap daartussen is met geen mogelijkheid aan te tonen. Maar ja, wat zegt dat over de situatie van honderdduizend of een miljoen jaar geleden?

      1. FrankB

        Bedankt! Al had ik kunnen weten dat ik meer zou krijgen dan waar ik om vroeg.

        De genetische flessenhals betekent simpelweg dat er 60, 70 000 jaar geleden maar weinig mensen waren in een beperkt gebied. De laagste schattingen (voor zover ik kan bekijken natte vingerwerk) stellen slechts 2 000 voor. Dat maakt één gemeenschappelijke oertaal aannemelijker. Immers, isoleer heden ten dage 2000 mensen voor een paar generaties en na een tijdje spreken ze ook één eigen taal. Hoe het 100 000 of een miljoen jaar geleden was (toen was er trouwens nog geen Homo Sapiens) doet daarvoor niet terzake.
        Natuurlijk valt er verder weinig van te zeggen, laat staan aan te onderzoeken. Tussen die flessenhals en die 10 000 jaar noemt zit nog steeds een hele lange tijd.

  2. Rob Duijf

    ‘Proto-Indo-Europees werd, denken we tegenwoordig, gesproken door nomaden in het steppegebied van zuidelijk Oost-Europa (voornamelijk Oekraïne), d.w.z. ten noorden van de Zwarte Zee. Archeologisch wordt hun beschaving algemeen geïdentificeerd met de Yamnaya-cultuur.’

    Iets meer precies: de Pontisch-Kaspische steppe ten noorden en het laagland tussen Zwarte zee en Kaspische zee.

    1. Rob Duijf

      ‘Zo’n 60, 70 000 jaar geleden ging Homo Sapiens door een genetische flessenhals, dwz. was dicht bij uitroeiing.’

      Waar blijkt dat uit, Frank?

      ‘Toen vertrokken wellicht ook de eersten uit Afrika.’

      Er zijn meerdere migraties geweest; al tussen 80.000 en 120.000 jaar geleden trokken er groepjes mensen weg richting China; in Israël is een deel van een schedel gevonden van tussen 177.000 en 194.000 jaar oud; en er zijn kleine hoeveelheden Homo sapiens DNA aangetroffen in Neanderthaler-materiaal van 200.000 jaar geleden.

      1. FrankB

        https://www.britannica.com/science/human-evolution/The-emergence-of-Homo-sapiens

        “Molecular genetic data suggest that early H. sapiens passed through a population bottleneck—that is, a period when they were rare creatures—before rapidly spreading throughout the Old World. H. sapiens migrated to southern China between 120 kya and 80 kya and Europe about 45–43 kya. ”

        Dit citaat houdt echter in dat de door mij genoemde 70, 80 000 jaar niet klopt. Die had ik uit een andere bron.
        Kortom, we weten er maar bar weinig van.

      2. Ik heb er Jobling et al. Human Evolutionary Genetics 2nd edition (2014) er even op nageslagen, met name hoofdstuk 9 (origins of modern humans) en hoofdstuk 11 (colonization of the old world and Australia). Dit boek was toen ik het een jaar of vijf geleden bestudeerde het standaardwerk op dit gebied, maar inmiddels mogelijk misschien verouderd – dat kan ik niet beoordelen.

        Volgens dit boek duidt onderzoek van de genetische variatie in hedendaagse populaties er op dat de huidige niet-Afrikaanse lineages van Homo sapiens alle afstammen van een Afrikaanse populatie zo’n 70-50 kilojaar geleden. Deze populatie verspreide zich 61-65 geleden vanuit Afrika via het Arabisch schiereiland over de niet-Afrikaanse wereld uit. Onderweg “vermengde” deze lineages zich op meerdere plaatsen op kleine schaal met ‘archaic humans’ (zoals Neanderthalers en Denisovans) die zich al eerder vanuit Afrika verspreid hadden. Ergens bij aanvang van de verspreiding van de niet-Afrikaanse lineages deed zich een substantiële reductie van de populatie (een bottleneck) voor, die in de Afrikaanse lineages ontbreekt of veel minder sterk aanwezig is. De niet-Afrikaanse lineages splitsten zich in eerste instantie in een Oceanische en een Euro-Aziatische tak. De eerste tak arriveerde 50 kYA (kilo year ago) in Australië. In West-Europa arriveerden rond 41 kYA lineages van de andere tak rond 41 kYA, in China iets eerder (rond 40 kYA).

        Er is paleontologische en archeologische evidentie voor verspreiding van morfologisch moderne (maar gedragsmatig archaïsche) mensen ‘out of Africa’, naar de Levant en het Arabisch schiereiland tijdens het laatste interglaciaal (60-120 kYA).

        Anatomisch moderne mensen leefden als vanaf minstens 200 KYA in Afrika. Het ligt voor de hand dat deze zich telkens als het klimaat dit toeliet ‘out of Africa’ begeven hebben. Deze vroege expansies hebben echter geen resten in het hedendaags niet-Afrikaans DNA achtergelaten en zijn dus tijdelijk geweest.

        Dit alles heeft overigens weinig met ‘de Grieken’ te maken behalve dan misschien de opmerking dat er volgens dit boek enige evidentie is dat ook taalgebruik een Afrikaanse oorsprong heeft. Uit een studie van 504 talen zou gebleken zijn dat de diversiteit in fonemen (klankeenheden) het grootst is in Afrika en geleidelijk afneemt met de afstand tot Zuid en Centraal Afrika. Dit is hetzelfde patroon dat er gevonden is m.b.t. anatomische en genetische variatie die aan de oorsprong ligt van het ‘out of Africa’ model.

        1. Rob Duijf

          ‘Anatomisch moderne mensen leefden al vanaf minstens 200 KYA in Afrika. Het ligt voor de hand dat deze zich telkens als het klimaat dit toeliet ‘out of Africa’ begeven hebben. Deze vroege expansies hebben echter geen resten in het hedendaags niet-Afrikaans DNA achtergelaten en zijn dus tijdelijk geweest.’

          Oostelijke populaties Neanderthalers blijken 2 procent modern menselijk DNA bij zich gedragen te hebben door contact met een vroege groep moderne mensen. Het genetische resultaat van vroege migraties buiten Afrika was dus het omgekeerde van dat van de laatste ‘Out of Africa’ waarbij het Neanderthaler DNA werd geassimileerd.

          https://www.nature.com/articles/nature16544

          ‘Dit alles heeft overigens weinig met ‘de Grieken’ te maken behalve dan misschien de opmerking dat er volgens dit boek enige evidentie is dat ook taalgebruik een Afrikaanse oorsprong heeft.’

          Nee, het is een interessant off topic uitstapje, waarvoor ik iedereen die hier een bijdrage heeft geleverd, wil bedanken!

          De razendsnelle ontwikkeling van de cognitie (groei van de frontale hersenkwabben) van de moderne mens tussen ca. 300.000 en ca. 150.000 jaar geleden staat niet los van de ontwikkeling van o.a. verfijnde motoriek, denkvermogen, sociaal gedrag, spraak en geheugen.

      3. Met betrekking tot het idee dat “H. sapiens migrated to southern China between 120 kya and 80 kya”. Dit idee berust volgens het bovengenoemde boek op de vondst van 2 molaren en een gedeeltelijke onderkaak met trekken die aanvankelijk als modern geïnterpreteerd werden. Dit zou er op kunnen wijzen dat de vroege expansie van de Levant en het Arabisch Schiereiland China bereikt zou hebben. Die interpretatie is echter omstreden en het wordt waarschijnlijker geacht dat deze resten afkomstig zijn van “gracile” Homo erectus.

      4. [Dit bericht kwam in een oude versie op de verkeerde plaats terecht. Hoop dat het nu goed is.]

        M.b.t. Britannica’s “Molecular genetic data suggest that early H. sapiens passed through a population bottleneck—that is, a period when they were rare creatures—before rapidly spreading throughout the Old World”:

        Die bottle neck heeft volgens het genoemde boek alleen betrekking op de niet-Afrikaanse lineages. Het betekent dus niet dat early Homo sapiens “rare creatures” waren, noch dat Homo sapiens kort voor ze zich over de oude wereld verspreidde ontstaan is!!!

        De scheiding tussen de lineages waarvan de Neanderthalers afstammen en die waarvan de hedendaagse niet-Afrikaners afstammen wordt gedateerd op ong. 500 kYA.. Het oudste als Homo sapiens geclassificeerde fossiel werd (als ik het me goed herinner in 2015) op 299 kYA gedateerd.

        1. Ben Spaans

          Juval Harari heeft het idee gepopulariseerd (daar heb ik het in ieder geval vandaan) dat de groep Homo Sapiens die rond 70.000 jaar geleden uit Afrika trok een evolutionaire ‘cognitieve revolutie’ heeft doorgemaakt die deze een fundamentele voorsprong op de andere mensensoorten zou hebben gegeven. De aanleg voor sociale organisatie en creatief voorstellingsvermogen zou revolutionair verschillen van deze andere soorten.
          Is het idee althans.

          1. Rob Duijf

            Die ‘cognitieve revolutie’ is al veel eerder ingezet en evolutionair gezien is dat zeer snel gegaan. Dat valt op te maken uit de vergelijking van de schedels van Homo sapiens (ca. 150.000 jaar geleden) en zijn vroege voorganger (ca. 300.000 jaar geleden).

            De Homo sapiens die in Afrika bleef (en verschillende archaïse voorouders assimileerde) is dezelfde als de Homo sapiens die uit Afrika migreerde (en Neanderthaler/Denisovan assimileerde). De genetische diversiteit in Afrika is echter veel groter dan in de rest van de wereld.

            Die diversiteit in Homo sapiens is zeer complex.

            https://nl.m.wikipedia.org/wiki/Archa%C3%AFsche_Homo_sapiens

        2. Rob Duijf

          ‘De oudste als Homo sapiens geclassificeerde fossiel werd (als ik het me goed herinner in 2015) op 299 kYA gedateerd.’

          De tot nu toe oudste fossielen (22 fossiele resten van vijf individuen) zijn van Proto Homo sapiens (Early Modern Humans, EMH), gedateerd op 315.000 jaar en gevonden op de archeologische en paleo-antropologische site Jebel Irhoud, een grot in Marokko. Deze oude site werd door het Max-Planck-Institut für evolutionäre Anthropologie met nieuwe technieken onderzocht. De onderzoekdresultaten werden in 2017 in Nature gepubliceerd. Dat sloeg in als een bom!

          De schedel van deze archaïsche mens is meer afgeplat dan die van Homo sapiens, die vanaf pakweg 170.000 tot 150.000 jaar als zodanig herkenbaar is. In de Kalverstraat zou hij niet opvallen, alhoewel hij een donkere huid had. Het laat wel zien dat zijn cognitieve vermogen in betrekkelijk korte tijd sterk is ontwikkeld (toename van het aantal neuronen en het neurale netwerk in m.n. de frontale kwabben).

          https://www.nature.com/articles/nature.2017.22114

          1. Rob Duijf

            ‘De schedel van deze archaïsche mens is meer afgeplat dan die van Homo sapiens (…)’

            Hier moet ik mezelf corrigeren, want Proto Homo sapiens is natuurlijk geen archaïsche mens (zoals Homo erectus, Heidelbergensis, Neanderthalensis en Denisovans), maar een vroegmoderne mens.

          2. Dank! Ik doelde inderdaad op de Jebel Irhoud resten en de publicaties uit 2017 en vergiste me enigszins in de data. De fossiele tanden werden toen gedateerd op 286±34 KYA, de archeologische schedelbeenderen op 315 ± 34 KYA.

            Misschien sloeg die vondst als een bom in bij wetenschapsjournalisten die het klassieke Out of Africa model uit de jaren negentig van de 20ste eeuw in 2017 nog als de consensus beschouwden (of mogelijk die het belang van de vondst opklopten door te doen alsof het klassieke model nog steeds de de consensus zou zijn). Degenen die beter op de hoogte waren van het relevante genetische onderzoek waren dolenthousiast over de vondst maar zagen er geen revolutie in. Zie bijvoorbeeld de reactie van Bernard Wood in Current Biology

  3. Dat er ooit één oertaal is geweest lijkt mij uiterst onwaarschijnlijk, als je nadenkt over hoe de evolutie werkt. Er is b.v. een debat over hoe de taal van de Neandertalers er uit gezien zou kunnen hebben, en geleidelijk schuift het debat in de richting dat die taal heel goed op de onze geleken kan hebben, zie bv https://www.bbc.com/future/article/20230428-the-puzzle-of-neanderthal-culture-and-aesthetics . Ik heb me zelf een voorstelling proberen te maken van de taal van Homo Heidelbergensis, die in zijn strottenhoofd de hardware voor gesproken taal had, en die zit er niet zo maar. Er zijn ook theorieën dat gebarentaal is voorafgegaan aan gesproken taal. De ontwikkeling van de taal is in elk geval een zeer langdurig proces geweest.
    Wat betreft de ontwikkeling vanuit het PIE: als je nagaat hoezeer de romaanse talen nog lijken op het Latijn van 2000 jaar geleden, dan frappeert mij altijd de enorme snelheid waarmee vanuit het PIE heel diverse taalfamilies ontstaan.

    1. Gert M. Knepper

      Taalontwikkeling en de snelheid daarvan is van diverse factoren afhankelijk. Binnen het taalgebied waar later Romaanse talen zouden worden gesproken is Latijn nog lang de norm geweest. Tot het begin van de Middeleeuwen werd in Frankrijk nog (een soort) Latijn gesproken. Met andere woorden: de Romaanse talen zijn niet alleen voortgekomen uit het Latijn, ze werden er tijdens hun ontwikkeling ook voortdurend door beïnvloed. (Vergelijk dat eens met de ontwikkeling van de Germaanse talen: het Nederlands van 1000 jaar geleden zouden we nu niet meer verstaan.)
      Voor de ontwikkeling van de IE-talen is natuurlijk ook van belang dat die talen enorme reizen hebben gemaakt en onderweg van allerlei op linguïstisch gebied (kunnen) zijn tegengekomen. De schattingen van het percentage substraatwoorden in de Germaanse talen lopen uiteen van 33 tot 50%.

    2. Rob Duijf

      ‘De ontwikkeling van de taal is in elk geval een zeer langdurig proces geweest.’

      Wanneer begon die taalontwikkeling en waarom? Prof. Tetsuro Matzusawa van Kyoto Unuversity heeft op basis van experimenten de interessante ‘Cognitive Tradeoff Hypothesis’ opgesteld. Die houdt in dat een gemeenschappelijke voorouder van mensen en chimpansees de relatieve veiligheid van de bomen heeft verlaten voor een gevaarlijk leven op de grond. Samenwerking om gevaren het hoofd te bieden leidde tot taalontwikkeling. Dat ging ten koste van capaciteit in het korte termijngeheugen.

      Kijk ‘The Cognitive Tradeoff Hypothesis’ op YouTube
      https://youtu.be/ktkjUjcZid0

      (Wanneer en waarom onze voorouders uit de bomen op de savanne van Afrika kwamen, is nog onduidelijk. Theorieën lopen uiteen van Sahelanthropus (ca. 7 miljoen jaar geleden) tot Australopithecus anamensis (ca. 4,2 miljoen jaar geleden) op basis van fossiel botmateriaal en anatomische reconstructie). Als oorzaken worden klimatologische (afmame van bomen en dus voedsel) en/of sociale omstandigheden (overpopulatie, dominantie) genoemd. – R.)

        1. Rob Duijf

          Dat schijnt zo te zijn, Frank. Ik kan me daar wel iets bij voorstellen, al heeft dat weinig waarde.

          Feit is wel dat Lucy ‘platte poten’ had, zoals jij en ik. Daar kun je mee in bomen klimmen, maar je kunt er ook zo maar uitflikkeren…

    3. Rob Duijf

      ‘Ik heb me zelf een voorstelling proberen te maken van de taal van Homo Heidelbergensis, die in zijn strottenhoofd de hardware voor gesproken taal had, en die zit er niet zo maar.’

      Het kan zijn dat ik wat heb gemist, maar waar blijkt dat uit? Het strottenhoofd is opgebouwd uit kraakbeen en dat fossiliseert niet… We mogen uiteraard best aannemen dat ook Heidelbergensis een strottenhoofd had, maar we weten m.i. niet hoe dat eruit zag en kunnen het dus niet vergelijken met het skelet van ons eigen spraakorgaan. Dat geldt ook voor de Neanderthaler.

      Wat wel fossiliseert is het tongbeen (Os hyoideum). Dat is een hoefijzervormig botje in de hals. Het bepaalt mede de bewegelijkheid van de tong en speelt dus een belangrijke rol in taalvaardigheid.

      Op basis van de anatomie van het tongbeen van een Neanderthaler in de grot van Kebara in het Karmelgebergte in Israël (1989) is de taalvaardigheid van Neanderthalers aangetoond. Nog interessanter is, dat dit genetisch is bevestigd.

      https://pubmed.ncbi.nlm.nih.gov/23847571/

      ‘Er zijn ook theorieën dat gebarentaal is voorafgegaan aan gesproken taal.’

      Dat lijkt me vrij voor de hand liggend. Lichaamshouding, gezichtsuitdrukking, grommen, schreeuwen – nog afgezien van het verspreiden van endocriene feromonen – is iets dat we sowieso met alle primaten gemeen hebben. Later in de evolutie van de modere mens zijn we ons ook cognitief gaan onderscheiden, maar dat is een ander verhaal.

        1. Rob Duijf

          Ik reageer hier op een reactie van Melis Melissen hierboven, dus misschien moet je die eerst even lezen?

          1. Ik reageerde op een opmerking van FrankB, en de discussie gaat nu inderdaad heel ver van het onderwerp af, vandaar dat ik er verder mee stop.
            Ik vond het stuk van Gert Knepper, en zijn nadere toelichting overigens heel interssant, en prettig om te lezen.

            1. Rob Duijf

              Het leuke van MB is m.i. dat het de mogelijkheid biedt om off topic te gaan.

              Jouw vraagstelling heeft mij weer nieuw inzicht gegeven.

              Dank daar voor.

    4. Dirk Zwysen

      “Wat betreft de ontwikkeling vanuit het PIE: als je nagaat hoezeer de romaanse talen nog lijken op het Latijn van 2000 jaar geleden, dan frappeert mij altijd de enorme snelheid waarmee vanuit het PIE heel diverse taalfamilies ontstaan.”

      Mogelijk speelt het grote belang en de ruime aanwezigheid van geschreven teksten daar een rol. Misschien remmen ze taalverandering wat af doordat regels worden vastgelegd en oude teksten gezag hebben.

  4. Rinus

    @ Gert:
    Een duidelijk en interessant verhaal over (on)mogelijkheden van de studie van oude talen. Mooie voorbeelden van wat er geconcludeerd kan worden en waar de grenzen van deze vorm van studie liggen. Als archeoloog ben ik vooral geïnteresseerd in de raakvlakken van prehistorisch archeologisch onderzoek en deze studie vorm.
    Bedankt, smaakt naar meer, vooral naar meer op feitelijk onderzoek gebaseerde hypothesen.

  5. Rob Duijf

    Het leuke van MB is m.i. dat het de mogelijkheid biedt om off topic te gaan.

    Jouw vraagstelling heeft mij weer nieuw inzicht gegeven.

    Dank daar voor.

    1. Frans Buijs

      Tuurlijk, het gaat niet zozeer over Griekenland, maar over de ontwikkeling van taal. Al die pre’s en proto’s zijn een beetje verwarrend, maar ja, dat is nou eenmaal vakjargon. En ik denk toch dat we “de komst van de Grieken” nog niet helemaal in het museum kunnen stoppen. Er was tenslotte nog steeds een nieuwe taal en ik zie ook geen (archeologisch) bewijs van een elite die zich een nieuwe taal eigen maakte. Een graf met Mykeense inscripties bijvoorbeeld. Want die elite zou daar dan een reden voor moeten hebben. Een ander voorbeeld hiervan is de elite in het tsaristische Rusland die onder elkaar Frans sprak. Maar dat was natuurlijk geen vervanging voor het Russisch. “De komst van de Grieken” klinkt inderdaad wat te veel als een inval of een verovering, maar er moet ergens een keer een groep mensen zijn geweest die afzakte naar het huidige Griekenland en een nieuwe taal meebracht die zich verspreidde.

      1. Gert M. Knepper

        Ik ben het vrijwel helemaal met je eens (en heb geaarzeld weer te reageren), maar kan één opmerking niet laten. Je schrijft: ‘ik zie ook geen (archeologisch) bewijs van een elite die zich een nieuwe taal eigen maakte. Een graf met Mykeense inscripties bijvoorbeeld.’
        Voor zover we (archeologisch!) kunnen vaststellen duikt het Myceens alleen maar op in een aristocratische context, als ‘Kanzleisprache’ in de paleisadministratie. Dat bewijst nog helemaal niet dat er buiten dat paleis (nog) geen Myceens werd gebruikt (en Myceens is iets anders dan Proto-Grieks), maar is minstens niet in strijd met een hypothese dat het aanvankelijk gegaan zou zijn om een elite die zich een nieuwe taal had eigen gemaakt. Je hebt natuurlijk gelijk dat zo’n elite daar een reden voor zou moeten hebben, maar wellicht is ‘zich onderscheiden van een niet-elite’ dan al reden genoeg. Ik beweer absoluut niet dat het zo is gegaan, maar het zou best kunnen.

        1. Frans Buijs

          Reageer zo vaak als je wilt! En in mijn voorbeeld over Rusland was zich onderscheiden van de niet-elite natuurlijk ook de drijfveer.

  6. Ben Spaans

    High Valeryan sloeg ook nooit aan in Westeros buiten de dynastie van de veroveraars…oh jee, ik kan feit en fictie niet uit meer elkaar houden…help!🥺😉

  7. Huibert Schijf

    Ik vind dit een interessant en verhelderend blog. In de eerste plaats relativeert het de zogenaamde DNA-revolutie. Woorden en zelfs delen van een taal en grammatica (?) migreren zonder dat de sprekers zelf hoeven te migreren. Dat is een mooie constatering die veel te maken met het gebruik door elites van vreemde woorden. De elites wilden zich graag onderscheiden van het gewone volk om het maar kort door de bocht te formuleren. Dat willen ze nog steeds.

  8. Casper de Weerd

    Wat een mooi reactie-boeket bij een interessant artikel. Op het gevaar af een nieuwe kennislawine te veroorzaken (nieuw blogje?); het valt mij op dat spreektaal en geschreven taal min of meer gelijkgesteld worden. Hoe weet je dat verschillen in geschreven taal ook verschillen in de spreektaal impliceren? Zie bijvoorbeeld het verdwijnen van de sch in ouderwetsch (1947).

    1. Gert M. Knepper

      Hoe weet je dat verschillen in geschreven taal ook verschillen in de spreektaal impliceren? Ja, dat is een interessante vraag. U noemt ‘het verdwijnen van de sch in ouderwetsch’, ik neem aan als voorbeeld van een wijziging in de geschreven taal (een spellingswijziging dus) die helemaal geen wijziging in de spreektaal impliceert. Maar het aardige is: met dat voorbeeld wijst u al in de richting van een antwoord op uw vraag. Want de spellingswijziging van mensch naar mens berust wel degelijk op een wijziging in de spreektaal. Alleen: die spellingswijziging loopt in dit geval een paar eeuwen achter op de spreektaal. Oorspronkelijk werd de -ch van mensch uitgesproken als een g of k, dat gebeurde in 1947 al een hele tijd niet meer en we besloten toen dus die -ch dan ook maar niet meer te schrijven. ‘We’, dat wil zeggen: de regeringen van Nederland en België. Spelling was inmiddels een officiële regeringszaak geworden, uitbesteed aan commissies.
      Toen dat nog niet het geval was, was spelling in principe fonetisch: woorden werden geschreven zoals ze werden uitgesproken (door de schrijver). Die hoefde zich niet aan officiële spellingsregels te houden, maar hij wilde natuurlijk wel begrijpelijk blijven.
      Spellingsvoorschriften zijn een product van de afgelopen paar eeuwen, maar gespeld wordt er al duizenden jaren. Dat betekent dat we er vanuit mogen gaan dat oude spellingen in redelijk tot hoge mate ook de uitspraak representeren.. Natuurlijk was er ook toen ongetwijfeld sprake van conservatisme en conventie, maar juist het feit dat we spellingen allengs kunnen zien veranderen (net zoals mensch uiteindelijk tot mens werd) kan niet anders betekenen dat daarin, zij het soms met vertraging, de uitspraak werd gevolgd. Eén voorbeeld: in de (eindeloos veel) manuscripten die ten grondslag liggen aan onze daaruit gereconstrueerde tekst van het Nieuwe Testament vinden we vaak verwarring tussen de woordjes ‘wij’ en ‘jullie’. Dat maakt nogal een verschil, en dat komt hierdoor: in het Grieks werden die woordjes traditioneel uitgesproken en geschreven als hêmeis en humeis. Dat ze ten tijde van de Nieuwtestamentische manuscripten door elkaar gehaald werden kwam doordat de geschreven ê en de geschreven u inmiddels op dezelfde wijze (nl. als i) werden uitgesproken. De spellingsverwarring documenteert en illustreert dus een uitspraakwijziging.
      (Inmiddels gebruiken de Grieken dus noodgedwongen maar een ander woord voor ‘jullie’.)

Reacties zijn gesloten.