Cultureel erfgoed

Amersfoort

Van een mooi kunstwerk krijg je een beter humeur. Omgekeerd helpt iets lelijks je stemming naar de gallemiezen. Jarenlang ben ik elke dag chagrijnig geworden als ik door de Amsterdamse Van Baerlestraat fietste, tot ik me realiseerde dat het kwam door de aanblik van de negentiende-eeuwse façade van het Stedelijk Museum. Sindsdien neem ik een andere route.

Dat wil niet zeggen dat lelijke kunstwerken totaal geen functie hebben. Een medewerker van de Vaticaanse Musea vertelde me ooit dat ze over Giuliano Vangi’s “Over de drempel” weliswaar bijna dagelijks klachten kregen, maar dat ze het toch maar in de ontvangstruimte lieten staan omdat mensen dan niet blijven hangen. Ze liepen door, het eigenlijke museum in. Zo had ik het nog niet bekeken, al erken ik dat ik Vangi’s beeld liever überhaupt niet had bekeken.

Ik vermoed dat het kunstwerk dat bij de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed het interieur ontsiert, een soortgelijke functie heeft. Het moet zijn bedoeld om de medewerkers weg te jagen, naar hun werkplekken. Maar dat is nog niet eens het ergste.

Het is de godvergeten platvloersheid. De liggende man verbeeldt het verleden, de staande man het heden en het kind de toekomst, en het geheel moet weergeven hoe de RCE het erfgoed van de ene naar de andere generatie doorgeeft. Tja. Maak eens een kunstwerk over de wijze waarop geschiedenis, als geïnterpreteerde tijd, ons denken inperkt en onze visie structureert, zou ik zeggen. Misschien niet makkelijk maar het is tenminste nog niet tienduizend keer vertoond.

Eceabat

Ik moest ook denken aan het oorlogsmonument dat ik een paar weken geleden zag in het Turkse Eceabat. Dezelfde opbouw: mensen in een naar boven draaiende spiraal, dezelfde kleuren (niet goed zichtbaar op de foto rechts) en eenzelfde simplistische symboliek. (In Eceabat is dat overigens hoe tijdens de gevechten bij Gallipoli de toekomst van de Turkse natie werd veiliggesteld: je herkent een treurende moeder, de oorlogsheld korporaal Seyit, soldaten die elkaar helpen, de portretten van enkele commandanten, culminerend in een visionaire Atatürk).

In al zijn klungeligheid ontroerde de groep in Eceabat me. De bewoners van het stadje willen de herinnering aan de doden levend houden en hebben zelf het initiatief genomen tot het laten maken van dit kunstwerk. Het beeld in Amersfoort getuigt daarentegen vooral van gemakzucht. In het kader van de eenprocentsregeling moest nog even een kunstenaar worden aangetrokken, die er verder ook niet over na wilde denken en een cliché uitbeeldde over opeenvolgende generaties. Het resultaat is, in de ontvangsthal van een Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed, precies het verkeerde signaal: ons maakt het niet zoveel uit, geschiedenis en cultuur kunnen ons niet schelen.

Deel dit:

3 gedachtes over “Cultureel erfgoed

  1. Ik denk dat kunst moet inspireren of ontroeren. Het moet je aan het denken zetten. Of ik het minste geval moet je ervan kunnen genieten.
    Het beeld in Amersfoort voldoet nergens aan.

    Bij mij op het ministerie hangen kopieen van Kandinksi’s. Een Kandinski vind ik mooi. Maar op de werkvloer maakt het mensen onrustig.

    De overheid heeft nog veel te leren omtrent kunst.

  2. Marcel Meijer Hof

    Mijn eerste associatie was ‘een jazz-interpretatie van de Laokoön’. Dat je iets met goudverf overgiet betekend nog niet dat het ‘mooi’ wordt. Ambtenaren en kunst blijft iets van wederzijds onbegrip in zich houden. Beleefdheidshalve laat ik de oorzakelijke vraag ter beantwoording aan de lezer.

Reacties zijn gesloten.