Twee soorten ironie

In de speelfilm Reality Bites zit een scène waarin de hoofdpersoon – als ik het me goed herinner – een sollicitatiegesprek heeft en de vraag moet beantwoorden of ze een definitie kan geven van ironie. Ze stottert, aarzelt en zegt uiteindelijk dat ze het meteen herkent als ze het tegenkomt. Verderop in de film laat iemand bijna terloops vallen dat ironie neerkomt op het tegengestelde zeggen van wat je bedoelt.

Ik heb dat altijd wat onbevredigend gevonden. Het antwoord klopt op zich wel. Ik heb wel eens een stuk geschreven waarin ik een boek prees dat ik heel slecht vond en een boek bekritiseerde dat ik in feite goed vond, en ik denk niet dat de lezer in dubio kon zijn over mijn eigenlijke bedoelingen.

Er is echter een andere, veel interessantere soort ironie. Dat zijn stukken die op het eerste gezicht volkomen logisch lijken te zijn opgebouwd, met aanvankelijk een verdedigbare stelling, maar waar je uiteindelijk komt bij een conclusie die je niet wil aanvaarden. Zo heb ik eens een artikel geschreven waarin ik uitlegde dat het liberalisme voor vrijheid staat, waarin ik dit in brede historische context plaatste en na enige omtrekkende bewegingen concludeerde dat VVD-ers dus niet op moralisme mogen worden aangesproken, aangezien het wezen van liberalisme vrijheid is – ook ten opzichte van morele standpunten.

Ik voor mij beschouw deze stukken als uitdagender, omdat ze de lezer dwingen positie te kiezen: tot waar ga ik met deze redenering mee? Ik hoop dat het genoemde stuk mensen heeft doen nadenken over vragen als “wat is vrijheid?” en “wat is moraal?” De reacties die ik er destijds op kreeg, waren volkomen verdeeld, maar ik weet niet zeker of ik mijn doel heb bereikt.

Deel dit: