Staatsruivenier

In een recente post op deze kleine blog gebruikte ik het woord “staatsruivenier”. Ik bedoelde het ter typering van mensen die werken aan een universiteit: enerzijds de besten van de besten op hun vakterrein, maar anderzijds ook degenen die – anders dan een hobbyist – er belang bij hebben dat hun disciplines op een of andere manier relevant zijn. Zonder relevantie is er immers geen subsidie, en dan ben je je baan kwijt.

Dat academici zo’n verborgen agenda hebben – en daardoor indirect onwetenschappelijk zijn – is in feite hetzelfde als zeggen dat het ook maar mensen zijn. Elke organisatie heeft immers als onuitgesproken doel de eigen continuïteit te garanderen. De afdelingen automatisering die in de jaren tachtig op ieder kantoor bestonden hadden zichzelf moeten opheffen toen iedereen een computer had, maar ze bestaan nog altijd, al heten ze nu IT. Wat ik wel ergerlijk vind, is dat de besten van de besten zo kortzichtig zijn bij het rechtvaardigen van de eigen activiteiten.

Daarover heb ik al genoeg geschreven; dit keer blog ik over een kortzichtigheid van mezelf, namelijk bij het gebruik van “staatsruivenier”. Toen iemand me vroeg waar het woord vandaan kwam, antwoordde ik dat het woord was bedacht door Jacques de Kadt, een bekend kamerlid voor de PvdA.

Dat was dus fout. Iemand mailde me dat het ging om een andere Jacques, namelijk de Telegraafjournalist Jacques Gans. Met “staatsruivenier”, zo schreef mijn correspondent

werden vooral mensen, in wezen hele volksstammen zoals ambtenaren en profiteurs van overheidssubsidies, aangeduid die dankzij “de socialisten” uit de “staatsruif” aten en hierdoor “onze belastingscenten” opsoupeerden. Het was dus een politieke diskwalificatie, of gewoon een gecoined Telegraaf-scheldwoord.

Het klonk heel plausibel dat ik twee voornaamgenoten had verwisseld, en ik legde het geval voor aan Ewoud Sanders, de bekende taaljournalist. De lezers van het Handelsblad kennen zijn causeries du lundi wel, waarin hij schrijft over de geschiedenis van onze woorden en uitdrukkingen. Hij vond verschillende vermeldingen van het woord, dat inderdaad lijkt te zijn bedacht door Jacques Gans, en wel in 1954. Sanders stuurde me ook nog verschillende aardige commentaren op deze term, waaronder een opmerking van Henk Hofland, die het woord beschouwt als de beste typering van zijn auctor intellectualis.

Gans was een aardige man die het zich in zijn hoofd had gezet dat hij tegen alle regels moest zijn en tegen de “staatsruiveniers” die erop toezagen dat de regels niet werden overtreden.

Kortom, ik was naïef: het woord was veel minder vriendelijk dan ik het bedoelde. Ik dank mijn correspondenten voor de gegeven taalles.

Deel dit:

2 gedachtes over “Staatsruivenier

Reacties zijn gesloten.