
De stad Apameia in Syrië, die genomineerd is voor de UNESCO-werelderfgoedlijst, is de afgelopen jaren geplunderd. Ik toonde op deze blog al eens de foto’s, waarop is te zien dat het hele opgravingsterrein is veranderd van een nette archeologische site in een eindeloos veld vol kuilen. Een interessante observatie is dat de plundering zich heeft beperkt tot het eigenlijke opgravingsterrein. De antieke stad strekte zich echter daarbuiten uit – hier werden de overledenen bijgezet, met allerlei grafgiften – maar de akkers zijn niet veranderd in kuilenvelden. Dit moet betekenen dat de plundering van de opgraving is georganiseerd door de eigenaar van het terrein: de Syrische overheid, die zich er keurig van heeft onthouden land te doorzoeken dat ze niet bezat.
De betrokkenheid van de Syrische overheid doet het ergste vrezen voor het museumpje even verderop. De collectie was al vrij armzalig, maar het had wat aardige mozaïeken – voor het echte werk moet u overigens naar Brussel – en wat grafstenen van Romeinse soldaten, waarvan het gros lijkt te zijn omgekomen in militaire crises in 218 en 244 na Chr. Toen ik er in 2008 kwam, wachtten enkele van deze monumentjes nog op een wetenschappelijke publicatie. Op de recente luchtfoto’s zijn ze niet meer zichtbaar, dus u zult deze grafstenen vroeg of laat wel tegenkomen op eBay of Marktplaats.
Ik heb me de afgelopen dagen onledig gehouden met het online plaatsen van foto’s. Misschien is er nu ergens een gefrustreerde onderzoeker die zijn primeurtje kwijt is, maar die heeft nu al meer dan zeven jaar de tijd gehad om te publiceren, dus hij moet niet zeuren. Hij zal bovendien erkennen dat het verstandig is beeldmateriaal beschikbaar te maken om illegale handel in oudheden te blokkeren.
Het bovenstaande plaatje is overigens allang gepubliceerd, want het is gewoon erg aardig. Het is Felsonius Verus, die hier is afgebeeld als standaarddrager (aquilifer) van het Tweede Legioen Parthica, de strategische reserve van het Romeinse Rijk. Normaal gesproken was deze eenheid gestationeerd in de buurt van Rome, maar als de keizer naar het front ging, trok dit legioen mee.
De inscriptie meldt dat Felsonius is geboren in Toscane, op zijn twintigste bijtekende en na elf dienstjaren stierf. Hij zal zijn gesneuveld tijdens de veldtocht van keizer Gordianus III naar Perzië in 244. Zijn echtgenote Flavia Magna, zo lezen we verder, zorgde voor de uitvaart.
En daar staat hij: een potige aquilifer, gehuld in een militaire tunica en een mantel, die zijn zwaard verbergt. In zijn ene hand draagt hij een boekrol, want standaarddragers deden de administratie, en in de andere het veldteken van het Tweede Legioen Parthica: een adelaar. De Romeinse soldaten vereerden die adelaar: ze brachten offers bij deze standaards en geloofden dat, zolang het veldteken in hun handen was, de eenheid bestond. Viel de adelaar in vijandelijke handen, dan hield het legioen op te bestaan. Er is een anekdote dat een standaarddrager tijdens de slag in het Teutoburgerwoud, waarin de Romeinen door de Germanen werden verslagen, het moeras inliep om zichzelf en het veldteken te verdrinken, om te verhinderen dat het in Germaanse handen zou vallen.
Het is voor ons moeilijk voor te stellen, zo’n cultus voor een veldteken. Het moet voor die stoere legionairs, die voor de duvel niet bang waren en (met een woord van Caesar) desnoods “de hemel zouden bestormen”, echter heel reëel zijn geweest. Onze standaarddrager nam zijn zorg voor het beeldje serieus: nu het legioen op reis was naar het oosten, werd de adelaar ondergebracht in een beschermende kooi.
[Deze aquilifer was de 111e aflevering in mijn reeks museumstukken; een overzicht is hier. En tevens mijn wekelijkse religiecolumn, afgelopen maandag op Sargasso.]
“Het is voor ons moeilijk voor te stellen, zo’n cultus voor een veldteken.”
Werkelijk? Om nou eens een Godwin te vermijden (de swastika ligt wel erg voor de hand) presenteer ik geheel iets anders:
http://api.ning.com/files/wLk6nZa2sVV*VnadxGdnTuk8z8LDVMvKRpGxoMhGbpdZllgG61UkimdB3JSq50jFYFOjY0ihBMxe2*QYFC3x0Q__/dio.jpg
Het slagveld is vervangen door de concertzaal, maar dat is ook het enige essentiële verschil dat ik zie.
Nee, dat is iets hel anders. Gladiatoren of zo werden destijds vereerd als popartiesten nu, maar een adelaar was iets om echt te VEREREN. Je zag dat als en godheid, iets dat jou kon beschermen en waar mensen hun leven voor konden geven. Sorry maar je vergelijken gaat totaal mank.
“maar de akkers zijn niet veranderd in kuilenvelden. Dit moet betekenen dat de plundering van de opgraving is georganiseerd door de eigenaar van het terrein”
Nou nee, eerder het tegenovergesteld, namelijk dat de plunderaar dacht dat alleen het opgravingsterrein interessant was en geen flauw benul had van het onderzoek en de omgeving. Een plunderende overheid zou zich weinig hebben aangetrokken van het eigendomsrecht van de akkers naast het terrein.
Ik mis hier het meest essentiële over die adelaar – namelijk dat het geen metalen geval op een stok is, maar een levend exemplaar in en kooi. En dat is uniek!
Ik denk dat men een metalen geval behandelt alsof het een echte is. Dat was althans wat mij ontroerde.