Polytheïstisch jodendom

Yosef Caro-synagoge, Safed: de Tien Geboden.
Yosef Caro-synagoge, Safed: de Tien Geboden.

Ik kondigde gisteren een reeks stukjes aan over de tegenstelling tussen het polytheïstische heidendom en het monotheïstische christendom, waarbij ik erop wees dat hedendaags onderzoek enkele algemeen gedeelde ideeën onderuit heeft gehaald. Om te beginnen: was het christendom wel monotheïstisch?

Het enig juiste antwoord is natuurlijk “ja”, aangezien het christendom een afsplitsing is van het jodendom en de joden de uitvinders zijn van het monotheïsme. Er is geen reden dit te ontkennen: dit is de strekking van de gehele Bijbel. Er is echter wel een kanttekening te plaatsen: de waarheid is namelijk dat de Bijbel niet alle joodse ideeën documenteert. Het heilige boek biedt een selectie. De Bijbel bevat de teksten waaraan de joodse autoriteiten waarde hechtten, maar er is destijds veel meer materiaal geweest: de Dode Zee-rollen en de Henochitische literatuur. Verder zijn er natuurlijk inscripties en we zullen beginnen met een zeer korte tekst uit de verzameling die bekendstaat als het Corpus Inscriptionum Judaicarum:

θεοῦ εὐλογία.
Θευόδοτος Δωρίωνος
Ἰουδαῖος σωθεὶς ἐκ πε-
λάγους.

Ere zij god
voor het redden uit zee van de Jood Theodotos,
de zoon van Dorion (CIJ 2.1537; vgl. 2.1538).

Het opmerkelijke is de vindplaats: een tempel voor de Griekse god Pan. We hebben dus te maken met iemand die zich én identificeert als Jood én er geen probleem in zag de god Pan te bedanken voor ervaren hulp. Deze Theodotos was niet de enige die niet zo monotheïstisch was. In het Tweede boek Makkabeeën lezen we over gesneuvelde soldaten die amuletten hadden gedragen van buitenlandse goden, wat volgens de auteur van de tekst de oorzaak was geweest van hun dood. Hij keurt het dus af dat een Jood zich plaatste onder de bescherming van andere goden, hoewel de gesneuvelden zelf, die toch hun leven hadden gegeven voor de Joodse zaak, daar duidelijk anders over dachten.

Het antieke jodendom had een open buitengrens. Niet iedereen hield zich aan de monotheïstische norm en wie beweert dat alle Joden monotheïsten waren, presenteert als feit wat eigenlijk een ideaal is. Het is zoiets als zeggen dat moslims geen wijn drinken: er bestaat zo’n norm maar er zijn voldoende moslims die zo hun eigen ideeën hebben over alcoholgebruik. Ik verwijs ook nog even naar deze anekdote.

De monotheïstische norm was er ondertussen natuurlijk wel. Ze gaat terug op de Tien Geboden en werd ook wel beschouwd als de kern van de joodse religie. Toen, zo rond 130 na Chr., enkele rabbi’s moesten aangeven wat zó belangrijk was in het Jodendom dat een gelovige er desnoods de dood voor moest riskeren, concludeerden ze dat men in geval van levensgevaar alle geboden mocht overtreden, behalve het verbod op incest, op moord en afgodendienst (Babylonische Talmoed, Sanhedrin 74a). Alleen: dit is dus wat de rabbijnen meenden – de gewone Jood zal in tijden van vervolging zijn eigen plan hebben getrokken.

[Binnenkort zal ik uitleggen dat het christendom is ontstaan in een joods milieu dat, vanuit het standpunt van de autoriteiten, niet helemaal zuiver monotheïstisch was. De joodse mystiek en het christendom hebben daar iets van meegenomen en u kunt misschien wel raden wat. Wordt vervolgd dus.]

Deel dit:

13 gedachtes over “Polytheïstisch jodendom

  1. Dirk

    Zijn we er zeker van dat Ioudaios in de oudheid uitsluitend een religieuze aanduiding was? Of kan het ook verwijzen naar de geografische of etnische afkomst van Theodotos?

    1. Ik denk dat de vraag of iemand religieus dan wel etnisch joods was, in deze tijd zoiets is als vragen of licht een deeltje is of een golf. Religie was een onderdeel van je etnische, stedelijke of professionele identiteit: er waren nationale, stedelijke en beroepsgoden.

      In dit geval een nationale god, die de Joden had uitverkoren. De Joden antwoordden op die genade door de Wet uit te voeren. Hierdoor werden hun religieuze gebruiken, zoals de sabbat en het niet-eten van varkensvlees, herkenbaar als etnische markers: de “werken der Wet” uit 4QMMT en Paulus’ Galatenbrief. Dat betekent dat “jood” allebei kan betekenen, en het afhankelijk is van de context die is bedoeld. De ene keer overweegt het ene aspect, de andere keer het andere.

      Discussiepunt is aan het begin van de jaartelling hoe breed Gods genade valt. De auteur van Jubileeën meent dat de niet-joden zijn geschapen voor vernietiging, andere auteurs menen dat Jeruzalem een Huis Voor Alle Volken moet zijn. De sicariërs, Johannes de Doper en de christenen vallen in deze tweede groep: mensen die dus weliswaar een nationale god hebben, maar menen dat diens genade universeel is.

      Als het christendom later wél een identiteit wordt naast een nationaliteit, en als het christendom de dominante godsdienst wordt, zijn de definities van identiteit veranderd en wordt het zinvol over “joods zijn” te spreken in een louter religieuze context. Maar dan is er al geen tempel meer. De kernvraag is, lijkt me, hoe tussen 70 en 337 de definities van identiteit zijn verschoven.

      Al het bovenstaande geschreven met het voorbehoud dat elke samenvatting een oververeenvoudiging is. We hebben nu eenmaal rijk bronnenmateriaal, dus het is lastig generaliseren. Alinea twee lijkt me echter geldig voor iedereen die zich joods noemde. Dat dit in tegenspraak is met wat christenen de afgelopen eeuwen hebben bedacht dat joden behoorden te geloven, neem ik daarbij ter kennisname aan.

  2. Dirk

    Aanvulling: ik zou de vertaling hier laten beginnen met “eer aan de god”, omdat de uitdrukking “ere zij god” in onze taal en cultuur monotheïstisch aanvoelt, al geef ik toe dat dat subjectief is.

  3. Ergens eind jaren ’90 bezocht ik in Barcelona een tentoonstelling met godenbeelden afkomstig uit Israel en direct omliggend gebied. Het omspande de periode van 5000 v Chr. tot het jaar nul (ongeveer toch). Wat me enorm verbaasde waren beeldjes van Baal en Astarte die dateerden uit de eerste eeuw voor Chr en waren gevonden op Israelisch grond gebied. Ik verkeerde toen nog in de veronderstelling van een monotheistisch Jodendom, maar wist niet dat er ook nog andere religies werden beleden…en dat men soms ook gewoon opportunistisch leentjebuur speelde voor een extra kansje op hemels geluk.

  4. sara

    Jeremiah 11:13
    “For according to the number of thy cities were thy gods, O Judah;
    and according to the number of the streets of Jerusalem have ye set up
    altars to that shameful thing, even altars to burn incense unto Baal. ”
    (King James Version)

  5. Henk van Straten Sr.

    Ik geniet weer erg van deze heldere stukjes die een bres slaan in de aannames vanuit m’n jeugd!
    Groet

  6. Ben Spaans

    Dat het volk van Israël zich regelmatig tot andere (af-)goden wendde werd op Zondag- en PC-basisschool bepaald niet geheim gehouden.

    Wat betreft de inscriptie, staat ondubbelzinnig vast dat hier de god Pan bedoeld wordt?

    1. “Dat het volk van Israël zich regelmatig tot andere (af-)goden wendde werd op Zondag- en PC-basisschool bepaald niet geheim gehouden.”

      Ja, maar dan wordt het gebracht als geloofsafval. Dat is maar de vraag.

      “Wat betreft de inscriptie, staat ondubbelzinnig vast dat hier de god Pan bedoeld wordt?”

      Ja, dat is echt het meest aannemelijk. Vergelijk dat iemand in de Ridderzaal “Leve de Koning” roept op Prinsjesdag. Dan zal hij niet denken aan koning Bumibal.

  7. Ben Spaans

    ‘Gij zult geen andere goden voor mijn aangezicht hebben.
    Gij zult u geen gesneden beeld maken noch enige gestalte van wat boven in de hemel, noch van wat beneden op de aarde, noch van wat in de wateren onder de aarde is. Gij zult u voor die niet buigen, noch hen dienen.’ (Ex. 20: 3-4).

    De voorschriften zijn duidelijk (Toch?). We kunnen wel om al de joden van rond de jaartelling die andere goden erbij deden gaan staan en zeggen dat zij dat zelf niet als ‘geloofsafval’ ervaren hebben, maar ze moeten toch enig besef gehad hebben dat ze tegen de officiële leer ingingen? (Ja ik weet dat hier de echo van protestantse onderwijzing in doorklinkt.)

    Ik heb natuurlijk ook wel een hoop bijgelezen na de zondagsschool. Zo weet ik dat het eerste gebod een curieuze implicatie heeft: andere goden worden er strikt genomen niet in ontkend. Niet voor mijn aangezicht hebben kan strikt genomen betekenen: geen andere goden(beelden) plaatsen op of brengen naar de plek die bestemd is voor de verering van JHWH (tabernakel – of toch al de tempel?).

    De materie blijft complex.

    1. Nee, de norm is niet zo duidelijk als de Tien Geboden suggereren. Kijk bijv. maar naar de afbeeldingen van de zonnegod Helios op zijn vierspan die we vinden in de Galilese synagogen. Of de afbeeldingen op de sokkel van de menora, zoals afgebeeld op de ereboog van Titus in Rome: die zijn zó door-en-door heidens dat er is geopperd dat de sokkel in feite Romeins is.

      De discussies in de farizese stroming leidden tot het Mishna-traktaat “Aboda Zara”. Van de andere joodse stromingen hebben we geen geschriften over dit onderwerp, maar ze moeten er zijn geweest.

  8. Steven

    Ben bang dat ik afhaak. Afwijkingen van de monotheïstische norm bestonden, zeker, maar waren aan het begin van AD wel degelijk marginaal; Enoch en andere figuren (wijsheid, engelen, ed) hadden gedelegeerde divine agency (waren een soort viziers, dus) maar op duidelijke afstand; van Philo is ook wel aangetoond dat zijn fusie van jodendom en hellenisme geen water in de monotheïstische wijn betekende –afgezien nog van de vraag hoe blij het Palestijnse jodendom met zijn filosofie was. Waarvan gnostiek en syncretisme afscheid genomen hadden. Het gaat naar de conclusie dat het christendom voorbereid was door middelpuntvliedende, heterodoxe, licht-polytheïstische tendenzen? Het lijkt er juist op dat Jezus en zijn eerste volgelingen een orthodox en wetsgetrouw jodendom aanhingen.

Reacties zijn gesloten.