Klassieke literatuur (7c): wetenschap

Wat Germania Capta met wetenschap heeft te maken, leest u hieronder (Rheinisches Landesmuseum, Bonn).

[Het is alweer een tijdje geleden dat ik de vraag kreeg voorgelegd welke klassieke teksten en vertalingen ik mensen zou aanraden. In deze onregelmatig verschijnende reeks zal ik een persoonlijk antwoord geven, waarbij leesplezier voorop staat. Wie zich er echt in wil verdiepen, kan het beste aan een universiteit bij een cursus aanschuiven. Voor de Latijnse literatuur is er Piet Gerbrandy’s Het feest van Saturnus. Voor de Griekse en christelijke literatuur is zo’n boek er niet. Vandaag behandel ik de antieke wetenschappelijke literatuur.]

In het eerste stukje over de Griekse en Romeinse wetenschappelijke literatuur behandelde ik dé antieke wetenschappelijke tekst bij uitstek, Plinius de Oudere, en vervolgens behandelde ik in een tweede stukje de geneeskundige teksten, Vitruvius’ Bouwkunde en nog wat ander spul. Vandaag nog wat meer teksten, zoals Frontinus’ boekje over de waterleidingen van de stad Rome. De auteur, die ook een collectie krijgslisten heeft gepubliceerd, was aan het begin van de tweede eeuw na Chr. verantwoordelijk voor de watervoorziening van een stad met honderdduizenden inwoners en legt uit wat daarbij zoal komt kijken. Van De aquaducten van Rome is een Nederlandse vertaling van Vincent Hunink maar om u de waarheid te zeggen: laat dit niet de tekst zijn waarmee u uw kennismaking met de antieke letteren begint.

Aardiger is het geschriftje over de menselijke karakters van Theofrastos, waarin deze leerling van Aristoteles allerlei mensentypen beschrijft die je in het vierde-eeuwse Athene kon tegenkomen op de markt, in het theater, in de volksvergadering of in huis. We ontmoeten een huichelaar, een hielenlikker, een zwamneus, een boerenpummel, een uitslover, een betweter en nog twee dozijn anderen. Ze zijn vaak heel herkenbaar, maar we hebben geen idee waar deze tekst toe diende. Was het een voorstudie voor een boek over de menselijke psychologie? Was het bedoeld als handreiking aan komediedichters? Een handboek waarmee redenaars hun doelgroep konden identificeren? Hoe dat ook zij, de Karakterschetsen zijn een aardige tekst en het werkje is vertaald door Hein van Dolen.

Een genre waar ik me tijdens mijn studie mee heb moeten bezighouden – en om u de waarheid te bekennen: met groeiende tegenzin – is de agronomie. Het gaat om auteurs die u uitleggen hoe u een boerderij moet beheren. Voor u en mij, levend in een postindustriële samenleving, is het wonderlijke materie maar het gaat om zaken die voor de oude Grieken en Romeinen niet slechts van levensbelang waren (wat ze welbeschouwd ook voor ons zijn) maar ook urgent. Een misoogst was een catastrofe. Auteurs als Cato, Varro en Columella meenden dat dat niet onvermijdelijk was en boden de informatie die de overlevingskansen vergrootte. Ze inspireerden de agronomen van de nieuwe tijd – daar is Johan Picardt weer – maar ik voor mij kan er weinig aan vinden. En ik begrijp werkelijk niet waarom een Cato, in een opsomming van de zaken die noodzakelijk zijn voor een goed-lopende boerderij, ook de servetten vermeldt. Wie het wil proberen: Vincent Hunink vertaalde Cato onder de titel Goed boeren.

Nee, dan Pausanias! Een leuke man die eindeloze wandelingen moet hebben gemaakt over de Peloponnesos en door Centraal-Griekenland, dus zeg maar Morea en Sterea. Hij schreef een soort reisgids en we mogen blij zijn dat hij dat deed in de tweede eeuw na Chr., toen de grote Romeinse bouwperiode voorbij was maar voordat het verval intrad. Overal noteerde hij de verhalen, de oude tradities en de rituelen, wat zijn Gids voor Griekenland niet alleen maakt tot een schatkamer vol informatie over het culturele leven in de keizertijd én een nuttig hulpmiddel voor archeologen die willen weten wat ze hebben opgegraven, maar ook tot een van de afwisselendste teksten uit de oude wereld. Er is een Nederlandse vertaling van Jelle Abbenes waarover u hier meer kunt vinden.

Pausanias lijkt nog het meest op Strabon, de Griekse geograaf die ten tijde van keizer Augustus de hele wereld beschreef. Opnieuw: een afwisselende collectie informatie. Strabon gebruikt allerlei oude bronnen, waardoor het opnieuw waardevol materiaal is. Niettemin is het ook wat droog. Een internet-vertaling vindt u hier.

Er zijn ook handboeken. Zo vertelt Artemidoros hoe je een droom moet uitleggen – de Nederlandse vertaling van het Droomboek is van Simone Mooij en ook deze auteur biedt, alweer, een schat aan informatie over het dagelijkse leven in de Romeinse Rijk. Eén goede raad: als u droomt dat een waarzegger u iets vertelt, moet u de voorspelling niet geloven, tenzij het gaat om het advies van een betrouwbare waarzegger, zoals een droomduider.

Het handboek voor de geschiedschrijver is van Lucianus: Hoe word ik een goed historicus? is vertaald door Gé de Vries. Het is minder een echt handboek dan satire op slechte geschiedschrijving, maar veel van wat hij zegt is nog steeds zinvol. Geschiedenis is een wetenschap. Je hoeft echt je financier niet naar de mond te praten, want niet jij bent verantwoordelijk voor wat mensen vroeger hebben gedaan. Rankes beroemde definitie van geschiedenis, dat de historicus het verleden niet hoeft te beoordelen en het verleden evenmin nuttig toepasbaar hoeft te maken, maar slechts hoeft te vertellen wat er eigenlijk is gebeurd, is gebaseerd op Lucianus.

Aardig is ook Tacitus’ traktaat over de Germanen, waarover ik al eerder blogde. Het lijkt op het eerste gezicht een etnografie maar het is meer dan een beschrijving van de zeden en gewoonten. Keizer Domitianus had namelijk beweerd dat hij de Germanen had verslagen – zie de munt hierboven – en Tacitus beschreef doodleuk de onafhankelijke bewoners van het land aan gene zijde van de Donau. Het is dus een in feite geen wetenschap maar een politiek geschriftje. Maar ook: de Germanen zijn, in al hun wildheid, minder decadent dan de Romeinen.

Tacitus houdt de lezers dus een spiegel voor en is in feite een moralist. Die dimensie is eigenlijk voortdurend bij alle antieke wetenschappelijke literatuur aanwezig: in de Karakterschetsen van Theofrastos, in het streven naar betere landbouw van de agronomen, maar ook bij de stoïcijn Plinius de Oudere en in de artes-teksten die ik in mijn eerste en tweede stukje behandelde. Antieke wetenschap gaat vaak over wat het betekent om een goed mens zijn. Het is wetenschap, zeker, maar anders dan de onze.

Deel dit:

7 gedachtes over “Klassieke literatuur (7c): wetenschap

  1. FrankB

    “Antieke wetenschap gaat vaak over wat het betekent om een goed mens zijn.”
    Je wilt ze echt niet allemaal de kost geven die menen dat wetenschap daar nog steeds over gaat.

  2. frayek

    Cato’s boek over de landbouw zal wat de agronomie betreft van andere tijden zijn. Niet altijd: waar moet men op letten als men landbouwgrond koopt? Daarop ja. Maar wat betreft de visie op de economische activiteit en de bedrijfsvoering –het voorwoord- is hij van alle tijden. Het is een schitterende ervaring mee te maken dat hij dezelfde lessen die ondernemers en ondernemertjes nu moeten leren 2200 jaar geleden al geleerd had en doorgaf.

  3. gmknepper

    Peloponnesus, met twee n’nen en één s (nou ja, in het midden dan). Maar troost je: Grieken doen het ook vaak fout.

Reacties zijn gesloten.