De Elbe

De Elbe bij Zollenspieker

Met een lengte van bijna 1100 kilometer (1.094 om precies te zijn) is de Elbe, de antieke Albis, een van de langste rivieren van Europa. Hij ontspringt in Bohemen ofwel Tsjechië en stroomt vervolgens door oostelijk Duitsland naar de Noordzee. Het rotsachtige Helgoland, waar men al vanaf de Oudheid barnsteen wint, ligt tegenover de Elbemonding.

De onbekende bron

De antieke geografen wisten dat de rivier ontsprong in Bohemen, het land dat zijn naam dankte aan de Boiërs maar in historische tijden werd bewoond door de Marcomannen. De Griekse en Romeinse auteurs waren echter niet zeker van de precieze locatie van de bron. Aan het begin van de tweede eeuw schrijft de Romein Tacitus dat de rivier “ontspringt in het gebied van de Hermonduriërs” (Germania 41.2), terwijl de Grieks-Romeinse aardrijkskundige Ptolemaios van Alexandrië denkt aan het Sudetengebergte (Geografie 2.11.1).

Lees verder “De Elbe”

De vogel Feniks

Een feniks uit Dafne bij Antiochië (Louvre, Parijs)

Er is een apothekenketen die zich Benu noemt, naar een vogel uit de Egyptische mythologie: de blauwe reiger. De Nederlandse spelling is Benoe. Het schijnt dat deze vogel, in de tijd voordat de bouw van de Aswandam een einde maakte aan de jaarlijkse overstroming van de Nijl, weleens uitrustte op hoge plekken en dat het dan leek alsof de zon zweefde over het gewassen water. Daarom associeerden de oude Egyptenaren deze vogel met de zonnegod Ra: de benoe zou de ziel zijn van de godheid. Het dier werd vooral vereerd in Heliopolis (“zonnestad”), iets ten noorden van het huidige Cairo.

Volgens de Heliopolitaanse mythe was de benoe ontstaan uit een vuur dat brandde op de heilige isjed-boom bij de Ra-tempel. Het dier rustte vervolgens op de zuil die bekendstond als de benben-steen en gold als de heiligste plek op aarde. Een andere mythe bracht de beroemde vogel in verband met Osiris, die ooit zichzelf had vernieuwd. De benoe zou volgens deze lezing zijn voortgekomen uit het hart van de god.

Lees verder “De vogel Feniks”

Artemis van Efese

De Artemis van Efese (Nationaal Museum, Tripoli)

Het bovenstaande beeld stond ooit in het amfitheater van Lepcis Magna. Vóór de val van Muammar Kadhafi was het een pronkstuk van het Nationaal Museum van Libië in Tripoli. Of het daar nog is, weet ik niet. Soortgelijke beelden zijn overal in het Romeinse Rijk gevonden en nu ik dit schrijf zie ik de kopieën in de Torlonia-collectie, in de Capitolijnse Musea en in de Vaticaanse Musea voor me. Dat was dus alleen maar in Rome. Gadara en Napels schieten me ook te binnen. Er zijn honderden beelden meer geweest, want dit is een van de populairste godinnen uit de antieke wereld: de Artemis van Efese.

Tweemaal Artemis

De naam Artemis suggereert dat ze een van de verschijningsvormen is geweest van de Griekse godin met die naam. Dat was in de meeste stadstaten echter een celibatair levende jachtgodin, terwijl de Efesische Artemis vermoedelijk een vruchtbaarheidsgodin was. Die taakomschrijvingen sluiten een gemeenschappelijke oorsprong niet uit, maar de Artemis van Efese had ook Anatolische trekken en heette oorspronkelijk Artimos. Het is denkbaar dat twee godinnen met namen die op elkaar leken, zijn samengesmolten. Het heiligdom was in elk geval oud en zou later, in de hellenistische tijd, gelden als een van de Zeven Wereldwonderen.

Lees verder “Artemis van Efese”

De Chauken (2)

Masker uit Middelstum (Museum Wierdenland, Ezinge)

[Tweede deel van een artikel over de Chauken. Het eerste is hier.]

De eerste terpen en wierden zijn ontstaan in de vijfde eeuw v.Chr. Ze werden sindsdien steeds verder verhoogd en vergroot. Stond er aanvankelijk één boerderij, later konden er diverse huizen staan (zoals in Ezinge) of zelfs hele dorpen (bijvoorbeeld Feddersen Wierde). De vergroting was deels doordat de bewoners actief klei neerlegden, maar ook doordat allerlei soorten afval en mest bleven liggen. Dat verklaart waarom terpenaarde zou vruchtbaar is en men in de negentiende en vroege twintigste eeuw de kunstmatige woonheuvels ging afgraven.

Chauken en Romeinen

De eerste keer dat de Chauken in de geschiedenis opduiken, is als de Romeinse generaal Drusus ze onderwerpt. Volgens Cassius Dio, wiens verslag dateert uit de derde eeuw na Chr., gebeurde dit in 12 v.Chr.; Drusus’ tijdgenoot Titus Livius plaatst het een jaar later, maar dit deel van zijn geschiedwerk is alleen over in uittrekselvorm en niet per se betrouwbaar. Enkele jaren later, in 5 na Chr., dwong Drusus’ broer, generaal Tiberius (de latere keizer), de Chauken tot het betalen van een schatting. Velleius Paterculus was ooggetuige:

Lees verder “De Chauken (2)”

De Chauken (1)

Greep van een mes in de vorm van een wagenmenner (Eenum; Gronings Museum, Groningen)

Ik heb weleens vaker geblogd (één, twee) over de beschrijving die de Romeinse auteur Plinius de Oudere gaf van de mensen die woonden op de kunstmatige heuvels langs de Waddenzee. De terpen of wierden verbaasden hem. Hoorde het gebied, onderworpen aan eb en vloed, nu bij het land of bij de zee? Wat waren dat van mensen, die de vrijheid zo lief hadden dat ze zich hadden teruggetrokken in armzalige boerderijen op die heuvels? Waren ze nu niet feitelijk, zo impliceerde hij, de gevangenen van een onbewoonbaar gebied?

Dat viel wel mee. Archeologen hebben het beeld van een armzalig en meelijwekkend volk sterk genuanceerd. Er was zelfs ruimte voor een vorm van politiek leven, gegeven het feit dat er in het noordelijke kustlandschap minimaal vier stamverbanden zijn aan te wijzen. Meestal houden we het erop dat twee groepen Friezen woonden aan weerszijden van de Vlie, dus in het huidige Noord-Holland en Fryslân. Wat oostelijker zouden dan twee groepen Chauken hebben gewoond, gescheiden door de Dollard, in wat nu Groningen en Ostfriesland is. Deze reconstructie is, zoals alle reconstructies van de antieke topografie, minder zeker dan men wel aanneemt, maar we zullen het ermee doen. Ik ga het hebben over de Groningse Chauken.

Lees verder “De Chauken (1)”

Klassieke geschiedschrijvers

Kleio, muze van de geschiedvorsing (El Djem, Huis van de Maanden)

Ik heb weleens geblogd over een boek dat je in je hotelkamer zou willen vinden, vol hoogtepunten van de Nederlandse literatuur. Met een vertaling ten behoefte van degenen die onze mooie taal niet machtig zijn. Zeg maar een soort Gideons’ Bible maar dan bomvol bijzondere verhalen en gedichten. Het lijkt me fijn voor toeristen om iets verrassends te lezen uit het land ze verblijven.

Ik moest aan dat idee terugdenken toen iemand me laatst vroeg wat je zou kunnen lezen om een beeld te krijgen van de klassieke geschiedschrijving. Geinige vraag eigenlijk.

Herodotos

Om te beginnen: Herodotos. Ik zou twee stukken nemen. Het eerste is het verhaal van de slag bij Thermopylai (7.201-234). Veel klassieker krijg je het niet. De tekst is echter ook interessant.

Lees verder “Klassieke geschiedschrijvers”

Domitianus (39): Dood van een tiran

Domitianus met dolk

Toen de Romeinse auteur Tacitus in 98 terugblikte op het overlijden van zijn schoonvader, generaal Agricola, schreef hij het volgende:

Er is een diepe troost in zijn ontijdige dood: hij is ontkomen aan die laatste periode, waarin Domitianus de staat niet langer met tussenpozen en adempauzes verstikte, maar zogezegd in één lange wurggreep.

… Weldra waren het onze handen die Helvidius de gevangenis in voerden, waren wij het die getroffen werden door de aanblik van Mauricus en Rusticus, en waren wij het die het onschuldig bloed van Senecio over ons kregen. Nero wendde de ogen tenminste nog af en liet wel misdaden plegen maar keek er niet naar. Onder Domitianus was het moeten toezien en bekeken worden een belangrijk deel van de ellende.

Lees verder “Domitianus (39): Dood van een tiran”

Domitianus (9): Rokkenjager

Een jonge Domitianus (Museo Archeologico Nazionale, Napels)

Domitianus had nogal wat meegemaakt. Hij was dertien toen Rome in brand had gestaan. Keizer Nero had senatoriële samenzweringen ontdekt en Domitianus’ vader Vespasianus was eerst in ongenade gevallen en vervolgens naar het front gestuurd. Nero had plaatsgemaakt voor Galba, de keizerlijke garde was in opstand gekomen, Galba was op het Forum Romanum gelyncht, Vitellius’ troepen hadden de stad bezet, door Vespasianus gezonden troepen hadden Rome ingenomen, Vitellius’ supporters waren uit geweest op Domitianus’ bloed, hij was ternauwernood ontsnapt maar zijn oom was gedood. En begin 70 was hij ineens de voornaamste vertegenwoordiger van zijn vader in Rome. De caesar, zoals zijn titel luidde, was achttien en was gebombardeerd tot praetor urbanus consulari potestate, wat je zou kunnen vertalen als burgemeester van Rome met de bevoegdheden van minister-president. Het constitutionele gedrocht illustreert zijn ongebruikelijke positie.

De jonge prins

Eenmaal zelf keizer zou Domitianus de ontmoeting met zijn vader, die in de zomer van 70 in Italië arriveerde, memoreren met een beroemd reliëf. Het toont een zorgeloze jongeman, maar dat is slechts propaganda. De commandant van Vespasianus’ garnizoen, Antonius Primus, was een losgeslagen kanon en Domitianus had hem moeten uitschakelen. Ook moest hij de herovering van het Rijnland voorbereiden, waar Sabinus en zijn Bataafse bendes de macht uitoefenden. Hoewel de caesar niet verder reisde dan Lyon, schreef hij het later terecht op zijn conduitestaat.

Lees verder “Domitianus (9): Rokkenjager”

Valt te weten waar de Drususgracht lag?

Drusus, naar wie de Drususgracht is vernoemd (Koninklijke Musea voor Kunst en Geschiedenis, Brussel)

In mijn komende boek Hannibal in de Alpen behandel ik een topografisch probleem: hoe bepaal je de locatie van een in de antieke bronnen genoemde plek? Deze problematiek is gangbaar en elke oudheidkundige weet dat atlassen (zoals) veel schijnzekerheid bieden. Waar lag Waššukanni? Waar op de Atheense Akropolis stond het Parthenon? Welke ruïnes zijn die van Ubar? Zulk onderzoek is te reduceren tot vier deelproblemen.

  1. Tekstkritiek: wat staat er precies in de geschreven bronnen?
  2. Bronkritiek: vergelijking van de bronnen om informatie te distilleren
  3. Reconstructie van het antieke landschap
  4. Plaatsing van de informatie (2) in het landschap (3)

In het geval van Hannibals Alpentocht zijn er voldoende tekst- en bronkritische problemen om te weten dat er onvoldoende informatie is om in het landschap te passen. Einde speurtocht. Dat het Alpenlandschap niet noemenswaardig is veranderd zou stap #3 makkelijk hebben kunnen maken, maar zover komen we dus niet eens. Iets dergelijks, bedacht ik onlangs, speelt op onschuldiger niveau bij de zogeheten Drususgracht, een waterbouwkundig werk dat is vernoemd naar de Romeinse veldheer Drusus.

Lees verder “Valt te weten waar de Drususgracht lag?”

De Zuilen van Hercules (in Drenthe)

De Zuilen van Hercules, even bezuiden Groningen.

Het zal u niet onbekend zijn dat de Griekse halfgod Herakles nogal een macho was, hoewel hij méér was dan alleen een krachtpatser. Het was eigenlijk een karakter dat naar believen viel in te vullen: als tragische figuur, zoals in SofoklesHerakles, of als een soort Jerommeke, zoals in EuripidesAlkestis. Ik moet altijd denken aan Batman, een personage dat in de stripverhalen worstelt op de grens van goed en kwaad, terwijl er ook een campy TV-serie is vol knap geacteerde en bizarre scènes.

Omdat ook andere volken mannetjesputtergoden vereerden, zagen de Grieken hun Herakles overal terug. De Griekse onderzoeker Herodotos vermeldt bijvoorbeeld een Egyptische god die hij gelijkstelt aan Herakles. Het is niet helemaal duidelijk of dat Shu, Chonsu of Herisjef is. De laatste kreeg zijn offers in een stad die later Herakleopolis heette en heeft misschien de beste papieren.

Lees verder “De Zuilen van Hercules (in Drenthe)”