De hele Griekse Oudheid in een lift

Mykene, Leeuwenpoort

Ik kreeg een recensie-exemplaar toegestuurd van Hoe de hele Griekse Oudheid in een lift past van de Griekse archeoloog Ted Papakostas. Zoiets doet een uitgever natuurlijk in de hoop dat ik erover schrijf, liefst zo positief mogelijk. Laten we de uitslag maar meteen geven: het boek is niet volmaakt maar zal zeker mensen plezier doen.

Problematische vorm

De premisse: twee mannen zitten vast in een lift, raken aan de praat en hun gesprek verandert gaandeweg in een college over de oude geschiedenis van Griekenland. Tegen de tijd dat de kerstening is bereikt en de oude wereld begint over te gaan in de middeleeuwse van het Byzantijnse Rijk, doet de lift het weer en is het gesprek voorbij. Dat dit verrekte toevallig is, constateert ook de ik-figuur, maar evengoed is de vorm van het boek onnatuurlijk.

Je merkt het eveneens aan de vragen die de naamloze liftgenoot stelt. Ze duwen het gesprek precies in de richting waar de uitleg heen moet. Nu stelt een aandachtige luisteraar vaak de vragen die een docent nodig heeft – ik maak regelmatig mee dat een vraag precies gaat over stof die ik op het punt sta te behandelen – maar in Hoe de hele Griekse Oudheid in een lift past gebeurt het wel heel nadrukkelijk. Ik moest denken aan Reuzen van de Lage Landen, waarin hetzelfde gebeurt. Robbert Dijkgraaf stelt daar vragen over Nederlandse wetenschappers, maar uit de mond van een KNAW-president zijn dat vragen naar de bekende weg. De onoprechtheid van de vragensteller blokkeert het leesplezier en zit de informatieoverdracht in de weg.

Lees verder “De hele Griekse Oudheid in een lift”

Anatomie van een wond

Een gewonde retiarius (Villa Dar Buc Ammera, Zliten; nu in het Nationaal Museum in Tripoli)

Iedereen met ook maar de minste kennis van de oudheid heeft wel eens van gladiatoren gehoord. Mannen, en vrouwen, die in de arena’s van het oude Rome vochten, gewond raakten en stierven.

Wat tegenwoordig een onlosmakelijk deel is van iedere film over de Oudheid, was ook toen al een geliefd onderwerp en stond afgebeeld op diverse voorwerpen: van bekers en olielampen tot  immense vloermozaïeken. Een van de bekendere in de laatste categorie is het bovenstaande mozaïek uit de Villa van Dar Buc Ammera bij de stad Zliten in Libië.

Het is tegenwoordig te zien in het Nationaal Museum in Tripoli en toont scènes van dierengevechten, executies en gladiatorengevechten. Mij heeft een klein detail van het grote mozaïek altijd geïntrigeerd.

Lees verder “Anatomie van een wond”

Eutropius (5): De feiten verantwoorden

Kleio, de muze van de historische wetenschappen.

Terwijl u dit op leest, breng ik een bezoek aan het nieuwe Nabu-museum in Batrun. Daar ga ik zeker over bloggen, maar het zal wel volgende week worden. Om u toch te vervelen met de Oudheid, bied ik u in tien afleveringen de tekst aan van de inleiding die ik schreef voor de vertaling die Vincent Hunink maakte van de Korte geschiedenis van Rome van de laat-Romeinse auteur Eutropius. Als alles goed gaat, verschijnt die medio november. Het eerste deel van deze reeks vindt u hier.

Toen Polybius zijn negenendertig boekrollen over de opkomst van Rome had voltooid, voegde hij een veertigste toe, waarin hij zijn werkzaamheden verantwoordde. Dat lijkt het eerste deel te zijn geweest dat kopiisten niet langer overschreven, zodat het verloren is gegaan. In de Oudheid bekreunde men zich niet erg om de controleerbaarheid van een geschiedverhaal. Lucianus, die in Hoe schrijf je geschiedenis? vertelt wat de Romeinen van een historicus verwachtten, heeft over het tweede punt op ons lijstje van vijf weinig te melden. Eutropius kan het maar weinig schelen: hij geeft op precies één plaats aan waar zijn informatie vandaan komt en vrijwel zeker heeft hij dat overgeschreven uit een uittreksel van Livius’ verloren twintigste boek.

Lees verder “Eutropius (5): De feiten verantwoorden”

Eutropius (2): Geen geschiedenisboek

Kleio, de beschermgodin van de historische wetenschappen, op een mooi mozaïek uit Jerash (Altes Museum, Berlijn).

Terwijl u dit op leest, zit ik in het vliegtuig naar Beiroet, waar ik moet zijn voor mijn werk. Omdat ik vermoedelijk geen tijd zal hebben voor mijn dagelijkse stukje, bied ik u in tien afleveringen de tekst aan van de inleiding die ik schreef voor de vertaling die Vincent Hunink maakte van het Breviarium ofwel Korte geschiedenis van Rome van de laat-Romeinse auteur Eutropius. Als alles goed gaat, verschijnt die medio november. Het eerste deel van deze reeks vindt u hier.

Eutropius’ schets van het Romeinse verleden biedt meer én minder dan de Nederlandse titel Korte geschiedenis van Rome suggereert. Meer, want de auteur levert niet slechts historische informatie maar geeft in feite politiek advies: hij levert munitie voor discussies over oorlog met Perzië. Minder, want hij bereikt dit doel door een selectie aan te brengen. Dit is niet wat een geschiedkundige zou moeten doen. Een wetenschapper presenteert álle feiten, geen op de wensen van een beleidsmaker toegesneden selectie. In Hoe schrijf je geschiedenis? legt de tweede-eeuwse auteur Lucianus het uit:

Het belangrijkste is dat een historicus een onafhankelijke visie heeft: hij moet voor niemand bang zijn en ook niet naar een bepaalde conclusie toeschrijven, want dan is hij geen haar beter dan een foute rechter die zich laat omkopen en zijn oordeel uitspreekt om bij iemand in de gunst te komen. (vert. Gé de Vries)

Lees verder “Eutropius (2): Geen geschiedenisboek”

Klassieke literatuur (7c): wetenschap

Wat Germania Capta met wetenschap heeft te maken, leest u hieronder (Rheinisches Landesmuseum, Bonn).

[Het is alweer een tijdje geleden dat ik de vraag kreeg voorgelegd welke klassieke teksten en vertalingen ik mensen zou aanraden. In deze onregelmatig verschijnende reeks zal ik een persoonlijk antwoord geven, waarbij leesplezier voorop staat. Wie zich er echt in wil verdiepen, kan het beste aan een universiteit bij een cursus aanschuiven. Voor de Latijnse literatuur is er Piet Gerbrandy’s Het feest van Saturnus. Voor de Griekse en christelijke literatuur is zo’n boek er niet. Vandaag behandel ik de antieke wetenschappelijke literatuur.]

In het eerste stukje over de Griekse en Romeinse wetenschappelijke literatuur behandelde ik dé antieke wetenschappelijke tekst bij uitstek, Plinius de Oudere, en vervolgens behandelde ik in een tweede stukje de geneeskundige teksten, Vitruvius’ Bouwkunde en nog wat ander spul. Vandaag nog wat meer teksten, zoals Frontinus’ boekje over de waterleidingen van de stad Rome. De auteur, die ook een collectie krijgslisten heeft gepubliceerd, was aan het begin van de tweede eeuw na Chr. verantwoordelijk voor de watervoorziening van een stad met honderdduizenden inwoners en legt uit wat daarbij zoal komt kijken. Van De aquaducten van Rome is een Nederlandse vertaling van Vincent Hunink maar om u de waarheid te zeggen: laat dit niet de tekst zijn waarmee u uw kennismaking met de antieke letteren begint.

Lees verder “Klassieke literatuur (7c): wetenschap”