Het oudst-bekende verhaal van de wereld (2)

Uruk, de stad van Gilgameš

[Voor de vaste bezoekers van deze blog: vandaag zijn jullie even niet aan de beurt, maar is de blog voor kinderen die het verhaal van Gilgameš nog nooit hebben gehoord. Daar moet verandering in komen. Het staat u natuurlijk vrij een achtjarige voor te lezen; zondag rond ik af. Het eerste deel was hier.]

In het zuiden van Irak lag een grote stad. Die heette Uruk. Nog nooit was er een plek geweest waar zoveel mensen bij elkaar woonden. Dat kun je tegenwoordig nauwelijks voorstellen want er is eigenlijk niets meer van Uruk over. Hierboven heb je een foto: stof en zand. Ik denk dat over vijfduizend jaar ook van Amsterdam of Antwerpen niet zoveel meer over zal zijn.

In het paleis van Uruk woonde koning Gilgameš. Zijn moeder was de godin Ninsun, de godin die de waterbuffels beschermde, en Gilgameš was dan ook zo sterk als een buffelstier. Als het oorlog was, liep hij voor de soldaten uit om als eerste op de vijand af te gaan; als het leger terug marcheerde naar Uruk, liep hij achteraan om zijn soldaten te beschermen. Vechten kon hij dus als de beste, maar helaas deed hij dat ook in de stad zelf. Hij sloeg de mannen, hij viel de vrouwen lastig. En niemand kon er wat aan doen, want Gilgameš was heel sterk en hij was de koning.

De mensen in Uruk wisten niet wat ze moesten doen en ze baden tot de goden. Dat waren, zoals ik al zei, een soort onzichtbare reuzen die nooit dood konden gaan, de baas van iets waren en die dat beschermden. Dus de mensen baden tot de goden die Uruk beschermden en vroegen om hulp. Dat bidden deden ze bovenop een soort berg van bakstenen, waarvan de ruïne er nog steeds is. Kijk maar op de foto hierboven. Het lijkt wel een beetje op een grote zandhoop, maar zoals ik al zei is het dan ook al heel erg oud.

Ninsun (Louvre, Parijs; voor volwassenen is er deze afbeelding)

De goden luisterden naar de mensen en bedachten wat ze konden doen. Sommigen zeiden dat ze Gilgameš meteen moesten straffen, maar zijn moeder Ninsun wilde hem nog een kans geven. Toen zei de slimme god Enki: “Als Gilgameš nou eens iemand had waar hij zélf bang voor is, misschien wordt hij dan wel wat minder vechtlustig!”

Dat vonden alle goden een goed idee en dus maakten ze een wilde man die net zo sterk was als Gilgameš. Ze noemden hem Enkidu en plaatsten hem in het wilde woud, waar hij altijd bij de woeste dieren was. Eigenlijk was hij zelf ook een wild dier.

Op een dag was er een jager die probeerde gazelles te doden. Snel kwam Enkidu de dieren te hulp. De jager schrok verschrikkelijk van de beestachtige man en rende terug naar Uruk. Daar ging hij naar het paleis en vertelde aan Gilgameš wat er was gebeurd.

Gilgameš dacht diep na. Hij wist nog niet wie Enkidu was. Hij wist alleen dat er een beestachtig sterke, wilde man in het woud woonde. Dus dacht hij: “Mensen zijn woest als ze geen vrienden hebben. Die wilde man moet dus eerst maar eens een vriendinnetje krijgen.” En dus stuurde hij een meisje naar Enkidu, zodat die niet meer alleen was en wat minder woest en gevaarlijk zou zijn. Van haar leerde Enkidu eerst praten. En als je kunt praten, kun je ook denken, dus dat leerde hij ook. En als je kunt denken, leer je dat je sommige dingen wel moet doen en dat je andere dingen niet mag doen.

Enkidu en de dieren (Museum voor Anatolische Beschavingen, Ankara; voor volwassenen is er deze afbeelding)

Enkidu was nu helemaal veranderd. Eerst was hij een beest-mens geweest, nu had hij alles geleerd om een beschaafd mens te zijn en hij was klaar om met anderen samen te leven, dus hij ging nu met het meisje naar de stad. Toen ze in Uruk aankwamen, zagen ze net dat Gilgameš op het punt stond een vrouw lastig te vallen. Enkidu, die nu wist dat dat niet goed was, stormde op de koning af en ze begonnen te vechten.

Zoiets hadden ze in Uruk nog nooit gezien of gehoord! De ene klap volgde op de andere, ze boksen en knokten en worstelden. De stad dreunde van het geweld. Nu eens lag Gilgameš boven, dan weer Enkidu. Uiteindelijk waren ze allebei zó moe dat ze niet meer verder konden.

Daar lagen ze naast elkaar. Ze konden niet van elkaar winnen. “Zullen we dan maar vrienden worden?” zei Gilgameš.

“Dat lijkt me een goed idee,” antwoordde Enkidu. “Ik heb alles al geleerd: praten en denken. Maar ik had nog geen vriend.”

“Ik had ook nog geen vriend,” zei Gilgameš. “Ik verveelde me en viel mensen lastig. Dat zal ik nu niet meer doen. Samen gaan we mooie dingen doen.”

[Wordt morgen vervolgd; dank aan Kees Huyser voor de beeldbewerking]

Deel dit:

12 gedachtes over “Het oudst-bekende verhaal van de wereld (2)

  1. GeB

    Wat leuk die ingekleurde plaatjes. Het lijkt zo wel dichterbij te komen. Ik heb het gevoel dat ik aan de zwart/wit afbeeldingen een hoger “gezag” toeken dan de gekleurde. Best vreemd omdat het gewoon dezelfde voorstelling is. Maar dit is mijn perceptie.

  2. Rob van Dam

    Erg leuk, deze navertelling. Meer dialogen zou wel fijn zijn, geloof ik. Kun je niet een kinderboek maken met Verhalen van Overal en Nergens? Natuurlijk mét plaatjes.

    Twee dingetjes: zorgt “baden” niet voor onbegrip? En: “Dat kun je tegenwoordig nauwelijks voorstellen”, daar moet nog een “je” bij.

  3. Marcel Meijer Hof

    Jona, je bent een weldaad voor de mensheid !

    Gekleurde plaatjes, daar wil ik nog een kunsthistorische gedachte aan wijden. Kleurweergave is een moeilijk beheersbaar procedé in die zin, dat je nooit het origineel volmaakt weer kunt geven. Echt wetenschappelijke kunstboeken hebben daarom ook maar weinig kleurenafbeeldingen. « Wil je ècht weten hoe iets eruit ziet, dan moet je in beweging komen », is de overweging.

    Het wat flauwe grapje dat ‘de afbeelding beter is dan het origineel’ vindt zijn oorsprong in het gegeven dat echt goede foto’s gemaakt worden onder de meest optimale omstandigheden.

    PS: Ik wens je minstens evenveel respons als bij het voorgaand blog :-]

    1. @Hof: ik heb een paar afbeeldingen van het blauw van Klein en wel van hetzelfde werk. Alle foto’s zijn verschillend, je kan beter naar het origineel kijken.

  4. Frans

    Nou, dan doe ik er ook eentje. Bij de vorige aflevering werd gevraagd naar een omschrijving van goden. Wat dacht je van: de koningen van de hemel?

      1. FrankB

        De hemel is het paleis van de goden, natuurlijk.
        Ik vond als kind de kwestie van god(en) helemaal niet lastig.

      2. Jeroen

        Misschien kan je tegen de etterbuiltjes zeggen: “weet je hoe jullie, van top tot teen onder de chocolade-vlekken, zweren dat jullie niet verantwoordelijk zijn voor de verdwenen reep?”

        “Welnu; zo hebben volwassenen óók externe schulddragers in het leven geroepen…: ik heb dat volk niet uitgemoord; dat waren de goden!”

  5. Dirk

    Ik denk dat je een nieuw talent hebt ontdekt en net zo goed kinderboeken kan gaan schrijven, Jona. De definitie van goden rammelt inderdaad nog een beetje, en ik breek er me het hoofd over hoe ik het zou verwoorden voor die leeftijd. Feit is dat mijn 10- en 11-jarigen geen definitie van goden nodig hebben, wat niet betekent dat ze er zelf één paraat hebben.
    Knap!

  6. Frank Bikker

    Gewoon leuk verteld en je zou hier prima mee wegkomen bij de gemiddelde negenjarige. De meesten zouden dat niet kunnen , zelfs diegenen die het beroepsmatig moeten kunnen. En je zocht toch schrijfwerk? Probeer het eens!
    Een oud-schoolmeester.

  7. Dat Enkidu 7 dagen lang lekker gevreeën had met het meisje heb je keurig preuts weggelaten. Maar kinderen van 8 kunnen dat prima begrijpen hoor.

Reacties zijn gesloten.