De Grote Conjunctie van Jupiter en Saturnus

Vandaag, op de dag waarop ook de astronomische winter aanvangt (11u 2m 22s Nederlandse tijd), staan Jupiter en Saturnus het dichtst bij elkaar aan de hemel, een zeldzame gebeurtenis die slechts eens in de twintig jaar plaatsvindt. Vanavond, om 19u 22m 30s (Nederlandse tijd) is hun onderlinge afstand het kleinst en staan beide planeten slechts 6′ 6.40”, ofwel een vijfde deel van de schijnbare maandiameter, van elkaar verwijderd. Zo dicht bij elkaar zijn beide planeten sinds 1623 niet meer geweest en de eerstvolgende keer dat ze weer zo dicht bij elkaar staan zal pas in 2080 zijn.

Met een kleine kijker zullen beide planeten met hun satellietstelsels mooi in hetzelfde kijkerveld te bewonderen zijn maar met het blote oog of een verrekijker zie je alleen een heldere ster (Jupiter) boven de westelijke horizon met een zwakkere sterretje (Saturnus) net erboven – Saturnus zal ongeveer tien keer zwakker dan Jupiter zijn. Op het tijdstip van de dichtste nadering zullen beide planeten al onder de horizon staan dus wie het hemelverschijnsel met eigen ogen zelf wil aanschouwen is het zaak om enkele uren eerder, dus kort na zonsondergang de zuidwestelijke horizon af te speuren. Jupiter is, met uitzondering van de bijna halfvolle maan die hoger in het zuiden staat, verreweg het helderste hemellichaam die dan te zien is. (Zie boven.)

Ook al is een Jupiter-Saturnus samenstand met het blote oog misschien niet zo spectaculair als bijv. een maans- of een zonsverduistering, dergelijke gebeurtenissen werden in het verleden met grote belangstelling en met gemengde voorgevoelens door astrologen gevolgd. Sinds de Babylonische tijd was bekend dat Jupiter, de ‘Ster van Mardoek’, in bijna twaalf jaar een volledige rondgang door de twaalf tekens van de dierenriem maakt en dat Saturnus, de ‘Ster van Ninurta’, in bijna dertig jaar hetzelfde doet. Hieruit was ook gemakkelijk te beredeneren dat Jupiter en Saturnus elkaar elke twintig jaar op dezelfde plaats in de dierenriem zullen treffen – Jupiter voltooit dan immers een volledige omloop en twee-derde deel van nog een omloop terwijl Saturnus dan twee-derde deel van een omloop voltooit.

Astrologen hadden ook opgemerkt dat opeenvolgende samenstanden steeds acht dierenriemtekens doorschuiven (of vier tekens terugschuiven) zodat iedere samenstand in een teken valt dat door hetzelfde ondermaanse ‘element’ wordt beheerst. Astrologisch gezien, heerst elke element over drie tekens (trigon of tripliciteit) volgens het volgende schema:

  • vuur heerst over Ram, Leeuw en Boogschutter;
  • aarde heerst over Stier, Maagd en Steenbok;
  • lucht heerst over Tweelingen, Weegschaal en Waterman;
  • water heerst over Kreeft, Schorpioen en Vissen.

In een horoscoopschema getekend vormen opeenvolgende Jupiter-Saturnus samenstanden een gelijkzijdige driehoek maar deze beschrijving is niet geheel precies. Elke zestig jaar (drie opeenvolgende samenstanden) schuift de punt van de driehoek een stukje door en na ongeveer 240 (of 260) jaar vallen de samenstanden in tekens die door een ander element worden beheerst. Een volledige rondgang van de samenstanden door alle dierenriemtekens (en elementen) duurt dan evenzo ongeveer een millennium.

In de 8ste/9de eeuw van onze jaartelling werden de van oorsprong Sassanidische leer van de Jupiter-Saturnus samenstanden en de trigonwisselingen voor het eerst in detail beschreven en toegepast in de werken van de Perzisch-Joodse astroloog Māshā’allāh en de Perzisch-Islamitische astroloog Abū Ma‘shar. Hun werken waren van grote invloed op latere Islamitische schrijvers en bij de volgers van sjiitische stromingen zoals de isma’ilieten en de karmaten. Nadat deze werken, onder de namen van Messahalah en Albumasar, vanaf de 12/13de eeuw ook in Latijnse vertalingen in Europa verkrijgbaar waren verkregen ze een even grote invloed op de middeleeuwse astrologie.

Volgens de leer van de ‘grote conjuncties’ (qirān) zouden de 20, 240/260 en 1000-jarige perioden bepalend zijn voor de loop van de wereldgeschiedenis. De kleinste periode zou de opkomst of ondergang van een koning of sultan kunnen aankondigen, evenzo kon de middellange periode het verschijnen van een nieuwe heersende dynastie of koninkrijk aankondigen terwijl de langste periode zelfs de komst van een nieuwe profeet of godsdienst zou kunnen voorspellen. Ook extreme weersomstandigheden en de medische en economische consequenties hiervan konden het gevolg van een Jupiter-Saturnus samenstand zijn.

Zo beschreef de Syrisch-Christelijke arts Bar Hebraeus in zijn Wereldgeschiedenis (1286) hoe Kilij Arslan II, de Seltjoekse sultan van Rûm, in de herfst van 1186 zodanig bevreesd werd door de naderende samenstand van niet alleen Jupiter en Saturnus maar ook Mars, Venus, Mercurius, de zon en de maan in het teken Weegschaal, dat hij grote sommen geld uitgaf aan de bouw van versterkte ondergrondse ruimten als bescherming tegen de door astrologen voorspelde windhozen en wolkbreuken.

Ook bij de Jupiter-Saturnus samenstand in het voorjaar van 1524 in het teken Vissen werd een overvloed aan hemelwater voorspeld. Want wederom zouden niet alleen Jupiter en Saturnus maar alle bekende planeten (met uitzondering van de maan) in dit waterige teken samenkomen en een tweede zondvloed behoorde volgens sommigen zeker tot de mogelijkheden. Net zoals in 1186 was het jaar echter niet natter als andere jaren.

Eveneens werd de samenstand van Jupiter, Saturnus en ook Mars in het voorjaar van 1345 in het teken Waterman werd door menige astroloog achteraf uitgelegd als een voorbode van de Zwarte Dood die tussen 1347 en 1351 meer dan een derde deel van de bevolking in Europa het leven kostte. De Duitse veelschrijver Konrad von Megenberg was echter van mening dat niet alleen een planetensamenstand hiervoor verantwoordelijk was geweest en dat er ook andere oorzaken mogelijk waren.

Volgens zijn eigen getuigenis was de Jupiter-Saturnus samenstand van 1563 de aanzet tot de sterrenkundige loopbaan van de Deen Tycho Brahe. Toen hij als jonge student in de rechten in Leipzig deze samenstand met zijn eigen ogen waarnam verbaasde hij zich over het verschil van de dag van de dichtste benadering met die voorspeld door de gangbare sterrenkundige tabellen van zijn tijd en besloot hij zijn verdere leven te wijden aan de studie en de verbetering van de sterrenkunde.

Tenslotte moeten we nog Jupiter-Saturnus samenstand noemen die in de winter van 1603 in het teken Boogschutter plaatsvond en welke onder meer uitvoerig door de Duitse sterrenkundige Johannes Kepler werd beschreven. Toen in het najaar van 1604 plotseling een zeer heldere ster aan de hemel verscheen in de voet van de Slangendrager, vlak bij de plaats waar niet veel eerder Jupiter en Saturnus in samenstand waren geweest, merkte Kepler op dat als een Jupiter-Saturnus samenstand in zijn eigen tijd een nieuwe ster (“Stella Nova”) kon doen opvlammen dit ook eerder in het verleden had kunnen gebeuren.

Kepler dacht hierbij aan de Ster van Bethlehem, zoals beschreven in het Evangelie volgens Matteüs, en al terugrekenend vond hij dat Jupiter en Saturnus in 7 v.Chr. (–6 astronomisch) in het teken Vissen maar liefst drie keer met elkaar in conjunctie waren geweest. Deze drievoudige conjunctie moest volgens Kepler ook een nieuwe ster hebben doen opvlammen en hij publiceerde zijn kerstster hypothese in 1606 in zijn De Iesu Christi vero anno natalitio.

In populaire artikelen, lezingen en planetariumvoorstellingen wordt nog altijd vaak verwezen naar Keplers hypothese over de Kerstster maar wat meestal niet vermeldt wordt is dat we niet goed weten hoe men in de oudheid Jupiter-Saturnus samenstanden interpreteerden. Er is geen enkel kleitablet of antieke geschrift bekend waarin een nieuwe koning of Messias wordt voorspeld naar aanleiding van een samenstand van de planeten Jupiter en Saturnus.

Er is een laat-Babylonische almanak bekend, een van de laatst gedateerde spijkerschrifttabletten en in maar liefst in vier kopieën overgeleverd (BM 34614 [= LBAT 1193], BM 34659 [= LBAT 1194], BM 35429 [= LBAT 1195] & VAT 290+1836 [= LBAT 1196]), die het jaar 7/6 v.Chr. bestrijkt en waarin de aanwezigheid van Jupiter en Saturnus in het teken Vissen worden genoemd maar geen woord over een conjunctie of de astrologische implicaties hiervan.

Keplers hypothese is een mooi voorbeeld van een achteraf interpretatie waarbij men de denkbeelden van zijn eigen tijd, in dit geval astrologische denkbeelden, terugprojecteert naar een ver verleden. Iets vergelijkbaars deden Islamitische astrologen in de 9de eeuw ook toen zij de geboortedatum van de profeet Mohammed probeerden te koppelen aan een Jupiter-Saturnus samenstand in 571 in het teken Schorpioen.

Vanaf het midden van de 17de eeuw begint de invloed van deze vorm van politieke astrologie in Europa af te nemen. Al wijdde de Italiaanse sterrenkundige Giovanni Battista Riccioli in 1651 nog vele bladzijden in zijn lijvige Almagestum Novum aan Jupiter-Saturnus conjuncties met een uitvoerige tabel van alle samenstanden tussen 3980 v.Chr. en 2358 na Chr., de meeste Westerse wetenschappers verwierpen in de jaren hierna in toenemende mate de astrologische denkbeelden van hun voorgangers en sloegen geen acht meer op de vermeende invloed van planeetsamenstanden op het wel en wee van de mensheid.

Het staat u, als lezer, natuurlijk geheel vrij om uw eigen inzichten te volgen en deze nauwe samenstand te bezien als het logische gevolg van de zielloze wetten van de hemelmechanica of als het omslaan van een nieuwe en nog onbeschreven bladzijde in de wereldgeschiedenis.

[Gastbijdrage van Rob van Gent.]

Deel dit:

6 gedachtes over “De Grote Conjunctie van Jupiter en Saturnus

  1. Martin

    Ik zie dit inderdaad fysisch als iets niet zo bijzonders. Maar wie het leuk vindt om er naar te gaan kijken: vooral doen.

  2. Een aantal jaren geleden was ik in India voor een bruiloft. Hoewel de ouders van de bruid moderne mensen waren, directrice van een school en hoofdingenieur van een elektriciteitscentrale, stond de moeder er toch echt op om een goede horoscoop voor de bruiloft te laten trekken.

    Het religieus huwelijk voltrok zich in een tempel van Murugan, waar ook een klein altaar was voor de zeven goden van de dagen van de week en de planeten. De namen van deze zeven goden waren mij volledig onbekend, maar hun geslacht en attributen kwamen wel sterk overeen met die van de overeenkomstige goden van de Romeinen en Germanen.

  3. Michel Gastkemper

    Zo dicht bij elkaar zijn beide planeten sinds 1623 niet meer geweest: dat is niet correct. Dat moet 5 maart 1226 zijn.

    1. vgent

      In 1226 stonden ze inderdaad wat dichter bij elkaar, namelijk 0.0357 graad. In 1623 stonden ze 0.0861 graad uitelkaar, dus minder dan vanavond (0.1018 graad). In 1623 stond de zon wel dichterbij, zodat de samenstand nauwelijks zichtbaar was.

  4. Raymond Haselager

    Het leuke van een conjunctie is dat zij niets te betekenen heeft en dat het toch fascinerend is om haar te zien. Wij kunnen van alles beredeneren en tegelijk kunnen we ons niet onttrekken aan de magie.

Reacties zijn gesloten.