De niet-kerstster

Munt van Bar Kochba met de tempel en de messiaanse ster (British Museum, Londen)

Nee, er waren geen Drie Koningen bij de geboorte van Jezus. En ook geen Drie Wijzen. En evenmin was er een ster. Ik weet het, ze staan allemaal in elke kerststal, samen met een ouderlijk paar, een baby Jezus, een os, een ezel, een kudde schapen, minimaal één engel en een onbepaald aantal herders. Maar hoe charmant kerststalletjes ook zijn, opgemeld drietal heeft niets met de geboorteverhalen te maken. In de middeleeuwse volkscultuur zijn twee tradities samengevoegd die weinig met elkaar te maken hebben.

Brefos en paidion

Lukas beschrijft in zijn evangelie Maria’s zwangerschap, een volkstelling, een tocht van Nazaret naar Bethlehem, geen plaats in de herberg, de geboorte en de herders. In dit verhaal is sprake van een baby, brefos. Niets van dat alles bij Matteüs, waar Maria in een huis in Bethlehem woont als de oosterse wijzen haar kind komen vereren. Het kind is geen brefos meer maar is al een paidion. Dat woord beschrijft een oude baby of een jonge peuter, laten we zeggen een kind van tussen de zes maanden en twee jaar. Matteüs geeft dit ook aan als hij het heeft over de kindermoord: de slachtoffers waren geen baby’s maar kinderen tot twee jaar.

Lees verder “De niet-kerstster”

MoM | Joodse retoriek (1)

Mattheüs met in zijn linkerhand het evangelie (gevelsteen, Lauriergracht 74, Amsterdam). De bijl is het attribuut van een bijna-naamgenoot, Matthias. Ik heb er geen verklaring voor.

Hoewel dit stukje en het volgende gaan over het kerstverhaal, wil ik beginnen met twee Bijbelpassages die daar niet zoveel mee te maken hebben. Om te beginnen de toespraak van Stefanos, de eerste christelijke martelaar. U vindt zijn woorden hier. Wat u daar helaas niet meteen ziet, is dat die toespraak grotendeels bestaat uit citaten uit de joodse Bijbel. In totaal tweeënzestig in tweeënvijftig regels. Hetzelfde geldt voor mijn tweede tekst, het gebed van de profeet Jona in het gelijknamige Bijbelgedeelte. U leest het hier. In totaal zeven citaten in acht versregels, 167 woorden in de Nederlandse vertaling.

Zulke citaten vormen, om zo te zeggen, een oud-joodse vorm van welsprekendheid. Iedere cultuur heeft zijn eigen manier om overtuigend te spreken en in de joodse religieuze wereld, waarin men meende dat God zich openbaarde in heilige geschriften, gold het als buitengewoon overtuigend als een schrijver of spreker erin slaagde allerlei citaten door zijn tekst te vlechten. Wat wij overtuigend vinden, dat een bewering correspondeert met toets- en kwantificeerbare waarnemingen en wordt verantwoord in een notenapparaat met literatuurlijst, speelde in het toenmalige jodendom een ondergeschikte rol. “Citatenvlechten” is ook de wijze waarop de twee kerstverhalen, die van Lukas en Mattheüs, tot stand zijn gekomen.

Lees verder “MoM | Joodse retoriek (1)”

Opnieuw: de Ster van Betlehem

De ster van Betlehem (Gevelsteen, Prinsengracht 162, Amsterdam)

Het zal wel in uw agenda voorgedrukt staan: het is vandaag “epifanie”. Dat is de antieke naam voor de verschijning van een godheid. In een christelijke context wordt dat doorgaans geassocieerd met de aanbidding van de pasgeboren Jezus door de wijzen uit het oosten. Zij hadden een ster gevolgd die, zoals de evangelist Matteüs het beschrijft, de geboorte van een koning der Joden aankondigde.

Er wordt al eeuwen gespeculeerd wat dat hemelteken kan zijn geweest. Giotto, die in 1301 de komeet van Halley had gezien, schilderde een staartster in de Scrovegni-kapel; Johannes Kepler meende dat het een drievoudige samenstand was van de planeten Jupiter en Saturnus; in recentere tijden is geopperd dat het een supernova was. Even leek een oplossing in zicht, toen spijkerschriftspecialisten de Mesopotamische voortekencatalogus uitgaven, maar een hemelteken dat de sterrenwichelaars verplichtte af te reizen richting buitenland, zat er niet bij. Kortom, er is nooit een hemelteken gevonden dat werkelijk “past”. Een overzicht van de theorieën vindt u hier.

Lees verder “Opnieuw: de Ster van Betlehem”

De ster van Betlehem

De ster van Betlehem (Gevelsteen, Prinsengracht 162, Amsterdam)

Ik leerde Shirley kennen nadat ik wat geërgerde woorden had gewijd aan de brandspiegels waarmee de Griekse ingenieur Archimedes Romeinse schepen in brand zou hebben gestoken. Het verontruste me dat een oudhistoricus dit presenteerde als historisch feit, hoewel het in strijd was met de natuurwetten. Shirley was blij dat althans één “alfa” het probleem had herkend en legde me uit hoe ik het beter had kunnen uitleggen.

Er zijn meer “bèta’s” als Shirley: oud-gymnasiasten die hun liefde voor de oude Grieken en Romeinen hebben bewaard, zelfs al is er voor hoogopgeleiden noch online noch in de boekhandel goede informatie te vinden over de Oudheid. Dat stoort haar en op gezette tijden stuurt ze me mailtjes met de stommiteiten die ze bij haar lectuur nu weer is tegengekomen.

Lees verder “De ster van Betlehem”

Ster van Betlehem

De ster van Betlehem (Gevelsteen, Prinsengracht 162, Amsterdam)

Met kerstmis, zo schreef ik gisteren, verandert menig astronoom ineens in een bijbels literalist. Althans, als hij het heeft over de Ster van Betlehem, een onderwerp dat in die tijd van het jaar de aandacht trekt. Mijn bewering leverde me binnen enkele uren de vraag op of ik dit kon toelichten. Bij dezen dan.

Laat vooropstaan dat ik, als ik sterrenkundige zou zijn, óók in de verleiding zou staan de Ster van Betlehem te gebruiken om het grote publiek iets over mijn vakgebied te vertellen. Het is daarvoor een geschikt voorbeeld: het verhaal is goed bekend en de grote variatie aan hypothesen ter verklaring van het beschreven hemelverschijnsel biedt de mogelijkheid een even grote variatie aan onderwerpen aan te snijden – kometen, nova’s, planeetsamenstanden. De onvermoeibare Govert Schilling heeft er, als ik het wel heb, jarenlang een presentatie over verzorgd in het planetarium bij Artis. Ware ik sterrenkundige, ik zou het voorbeeld gebruiken.

Lees verder “Ster van Betlehem”