
Dat Jezus een Jood was, zal geen weldenkend mens ter discussie stellen. Lukas, wiens evangelie ik de laatste tijd aan het becommentariëren ben, vermeldt dat de baby op de achtste dag door de besnijdenis werd opgenomen in het Verbondsvolk en de naam Jezus kreeg (Lukas 2.21). Het is onmogelijk het belang van deze passage te overschatten. “Wie niet op de achtste dag wordt besneden, is geen kind van het Verbond dat de Heer sloot met Abraham,” lezen we in Jubileeën, “maar behoort tot de kinderen der vernietiging.” De auteur is er overigens ook zeker van dat de engelen besneden waren geschapen.
Het belang van de besnijdenis stond niet ter discussie, maar de rabbijnse literatuur kent wel wat discussie over detailkwesties, waarvan sommige voorspelbaar zijn: mag je bijvoorbeeld een baby besnijden op de sabbat? Ondanks deze kwesties stond niet ter discussie dat, althans voor mannelijke Joden, de besnijdenis de duidelijkste scheidslijn was tussen enerzijds het Verbondsvolk en anderzijds de Grieken en Romeinen. Uit de Griekse en Latijnse bronnen weten we dat de andere bewoners van het Middellandse-Zee-gebied de besnijdenis ook herkenden als een Joodse gewoonte. Lukas presenteert Jezus dus, voor iedereen begrijpelijk, als Jood.
In de kerkelijke kalender wordt Jezus’ geboorte gevierd op 25 december – ongeacht of deze datum feitelijk correct is – en dus is Jezus’ besnijdenis op 1 januari. Diverse kerken vieren dit als “besnijdenis des heren”. Je kunt en mag de draak steken met de ik meen twintig voorhuiden die her en der in Europa worden bewaard, maar het heeft mij altijd getroffen als sympathiek dat christenen op de eerste dag van het jaar benadrukken dat ze de broers zijn van de joden. Sympathieker althans als de vervloekingen die ook deel uitmaken van de christelijke traditie.
De tekst van het Lukasevangelie gaat naadloos over op twee verdere ceremonies, die niet minder joods zijn:
Toen de tijd was aangebroken dat ze zich overeenkomstig de wet van Mozes rein moesten laten verklaren, brachten ze hem naar Jeruzalem om hem aan de Heer aan te bieden, zoals is voorgeschreven in de wet van de Heer: ‘Elke eerstgeboren zoon moet aan de Heer worden toegewijd.’
De eerste ceremonie, beschreven in Leviticus 12, verwijst naar de reinigingsperiode die moet verstrijken voordat een jonge moeder weer naar de tempel mag gaan. Die periode wordt met een offer afgerond: voor rijke mensen een ram en voor arme mensen twee duiven. Let op: de familie van Maria hecht er dus aan dat ze deel kan nemen aan de tempelcultus. Dat zal zeker niet voor elke joodse familie zo zijn geweest. We zien hier – niet voor het eerst – dat Jezus uit een milieu stamde waarin religie serieus werd genomen.
De passage is overigens curieus. Het ritueel is er voor Maria maar er staat dat “ze” zich ritueel rein moesten laten verklaren. Het lijkt erop dat Lukas de pointe niet helemaal heeft begrepen.
Toen ze toch in Jeruzalem waren, namen Jezus’ ouders de gelegenheid te baat voor een andere ceremonie: de wijding van de eerstgeboren zoon aan God, zoals bedoeld in Exodus 13. Een eerstelingenoffer dus. Ouders konden hun kind “terugkopen” voor een tarief van vijf sjekel (Numeri 18.15-16) – en dus niet voor een koppel duiven, want dat was het armeluistarief voor de reiniging van Maria. Opnieuw lijkt Lukas niet helemaal te begrijpen wat hij beschrijft.
En dat is wat het interessant maakt. Iemand die niet schrijft voor een joods publiek en zelf ook niet alles precies begrijpt, legt er enorm de nadruk op dat Jezus behoorde tot het Verbondsvolk. Dat is een belangrijk punt. In de late eerste eeuw, toen Lukas schreef, gingen de christenen en de rabbijnse joden steeds verder uit elkaar. Zie bijvoorbeeld de evangeliën van Mattheüs en Johannes en de Brief van Barnabas. De auteur van het Lukasevangelie was niet van plan daarin mee te gaan.
Dat wil niet zeggen dat Lukas de niet-joodse christenen vergeet. Na zijn beschrijving van de ceremonieën presenteert hij Simeon: “een rechtvaardig en vroom man, die uitzag naar de tijd dat God Israël vertroosting zou schenken”. In zijn mond legt Lukas de tekst die bekendstaat als het Nunc dimittis: het laatste van de vier gezangen waarmee het Lukasevangelie opent (de andere zijn het lied van Zacharia, het lied van Maria en het lied van de engelen). De strekking is dat nu alle volken gered zullen worden en dat dit heil Israël tot eer strekt. Een oude profetes, Hanna, bevestigt dit.
Simeon heeft echter nog een laatste opmerking:
Weet wel dat velen in Israël door hem ten val zullen komen of juist zullen opstaan. Hij zal een teken zijn dat betwist wordt, en zelf zult u als door een zwaard doorstoken worden.
Welbeschouwd tactloos om te zeggen tegen een jonge moeder – Maria zal hooguit vijftien zijn geweest – maar Lukas kijkt al richting Golgota.
[Een overzicht van deze reeks is hier.]
Het lijkt er op dat je zelf de pointe niet helemaal hebt begrepen. De twee duiven zijn onderdeel van de reinigingsceremonie niet van het loskopen. Het aanbieden van het kind gebeurt pas daadwerkelijk vanaf vers 27 met Simeon in de rol van hogepriester die de dienstknecht Jezus loskoopt. De persoon Simeon verwijst naar de Simon uit 1 Makkabeeën. In 1 Mak. 14:41 wordt Simon tot in de eeuwigheid aangesteld als aanvoerder en hogepriester, totdat er een betrouwbare profeet opstaat. Die betrouwbare profeet is nu met Jezus opgestaan. Het is midrasj, geen geschiedschrijving. Het evangelie van Lukas is dan ook door en door Joods.
De duif is zo’n beetje symbool van alles en nog wat geweest (en is nog steeds), maar bij de joden in de oudheid was de duif wel degelijk voor de armen het favoriete offerdier.
Goed opgemerkt; Mattheüs, Lucas en Johannes beginnen hun Evangelie met een Midrasj (een Hebreeuws literair genre gericht op Thora/Tenach onderwijs). Lucas neemt als uitgangspunt teksten van de profeet Hosea:
Hos.2:4 “Klaag jullie moeder aan … Want zij is Mijn vrouw niet meer en Ik ben haar Man niet meer. Laat ze die hoerige opschik wegdoen van haar gezicht, de tekens van overspel tussen haar borsten weghalen.”
Hos.2:10 “Zij beseft niet dat Ik het was die haar koren, wijn en olie gaf.”
Hos.2:12 “Ik zal haar de kleren van het lijf rukken in het bijzijn van haar minnaars…”
Hos.2:16 “Daarom zal Ik haar meelokken naar de woestijn en dan tot haar hart spreken.”
Hos.2:17 “En zij (Israël) zal Mijn liefde beantwoorden als in de tijd van haar jeugd, als op de dag dat ze wegtrok uit Egypte. Dan, op die dag – spreekt de HEER – zul je zeggen: ‘U bent mijn Man’, en daarbij is geen wanklank meer te horen.”
Hos.2:21 “Ik zal je voorgoed tot Mijn vrouw maken, Ik zal je hecht aan Mij verbinden, door liefde en ontferming.”
Hos.2:22 “Mijn vrouw zul je zijn, want Ik beloof je trouw, en jij zult de HEER toegewijd zijn.”
Lucas voert vervolgens Maria op als ‘de Vrouw van God’. Zij is de personificatie van het volk Israël, zij krijgt de rol van Gods ‘Vrouw’ in de midrasj: ‘Mijn vrouw zul je zijn’ (Hos.2:22). En uit dit ‘huwelijk’ wordt een zoon geboren…
Ik weet niet welke bijbel u hierbij gebruikt, maar in de mijne (ik lees de King James) staat heel wat anders in de verzen die u aanhaalt.
Bijvoorbeeld: Hosea 2:12 -‘And I will destroy her vines and her fig trees, whereof she hath said. These are my rewards that my lovers have given me: and I will make them a forest, and the beasts of the field shall eat them”.
En Hosea 2:17 (en hier wordt het interessant): ‘For I will take away the names of Baalim out of her mouth, and they shall no more be remembered by their name’.
Het gaat erom dat de zonden van Israel te maken hadden met het (nog steeds) vereren en offeren aan de Baalim en hun respectievelijke gades.
Sara, Zowel in de NBV 2004, de NBG 51, als de Naardense vertaling maken deze teksten deel uit van de door mij genoemde verzen. Als je het hele stukje van de Hosea tekst leest (Hosea 2:4 t/m 2:25) dan zie je dat God Zijn geliefde ‘Vrouwe’ Israel vergeeft voor haar ‘overspelig’ gedrag met andere heren (Baäls) en haar weer tot Zijn ‘Vrouw’ maakt. De profeet Jesaja spreekt in dit verband zelfs van een scheiding:
Jes.50:1 “Dit zegt de HEER: Waar is de scheidingsbrief waarmee ik jullie moeder heb weggestuurd?”
Jes.54:6 “Je was een verlaten wanhopige vrouw toen de HEER je terugriep. Kan iemand de vrouw van zijn jeugd verstoten? – zegt je God. Ik heb je slechts een ogenblik verlaten, maar met open armen zal ik je weer ontvangen … ”
Jes.54:8 “Met eeuwig durende liefde… ”
Jes.57:8 “Je hebt je van Mij afgekeerd: naakt en wellustig spreidde je het bed, je sprak een prijs af met je mannen, je sliep maar al te graag met hen en bewonderde hun naakte lichamen.”
Wel heb ik enkele verzen ingekort maar grosso modo kun je stellen dat de Engelse tekst niet veel afwijkt van de Nederlandse vertalingen.
In de geboorte midrasj van Lucas draait het om God en de hereniging met Zijn ‘Vrouw’ Maria, en bovenal om het ‘kind’ dat uit deze verbintenis ‘geboren’ wordt.
De scheidingspapieren zijn van tafel (Jer.3:8) en een hemelse boodschapper deelt aan Maria (Vrouwe Israël) mee dat God haar ‘genadig’ is (Luc.1:28) en haar Zijn gunst schenkt (Luc.1:30).
Genade: een onverdiende gunst. God zal bij haar terugkeren (Jes.54:4) en ‘Vrouwe Israël’ zal zwanger worden en een zoon baren (Luc.1:31).
Om dit nu allemaal op de schouders van een vijftienjarig meisje te leggen…`😟
Beste Ben, nu verwar je helaas de biologische moeder van Jezus (Maria) met Vrouwe Israel (Maria) uit de Midrasj van Lucas. In de allereerste reactie op dit onderwerp (van mevrouw of meneer Weetnietveel) wordt al gewezen op het feit dat het geboorteverhaal van Lucas een midrasj is. Ook Mattheüs maakt in zijn geboorteverhaal gebruik van een midrasj: Matt.2:14 “Uit Egypte heb ik Mijn zoon geroepen.” Deze tekst is te vinden in Hosea 11:1 en betreft het volk van Israël dat door God geroepen wordt. Jezus heeft – in de midrasj van Mattheüs – dus eenzelfde soort van ‘roeping’ als het volk van Israël bij de profeet Hosea.
Beste Willem, moet soms niet iemand eens een hint geven naar het potentieel voor gekte van sommige dingen…?
Over het algemeen boeit exegese mij niet (wat zich uit in onthouding van reacties mijnerzijds) maar dit
“de baby op de achtste dag door de besnijdenis werd opgenomen in het Verbondsvolk”
wekt wel mijn belangstelling. Niet omdat Jezus een jood is (de man zelf boeit me niet zozeer) maar omdat binnen enkele tientallen jaren (ruim genomen) dit ritueel overboord werd gekieperd door zijn volgelingen. Corrigeer mij als ik het fout heb, maar volgens mij gebeurde dat nog voor het Evangelie van Lucas werd geschreven.
Die twintig voorhuiden boeien mij trouwens ook niet erg. Ik bespot liever vergelijkbare verering die in onze tijd opgeld doet. Twee voorbeelden: de Vier Ruiters van het Atheïsme en de Jessias. Zulks moeten we maar liever beperken tot de populairste religie van onze tijd: voetbal. Dan hebben we er meteen al twee, namelijk Pluisje en de JC uit de Watergraafsmeer. Aan de laatste zijn al een paar tempels eehhh musea gewijd en de eerste volgt ongetwijfeld spoedig.
Oeps, clou vergeten. Ik zie geen verschil tussen die voorhuiden en de parafernalia (met name shirts en schoenen) verbonden aan voetbalhelden.
De opdracht in de tempel valt in betere tijden te bewonderen op Rubens’ triptiek ‘De kruisafneming’ in de Antwerpse O.L.V.-kathedraal. Ware het niet voor roofzuchtige Fransen hadt u meteen ook de enige ware voorhuid kunnen aanbidden, bij de jaarlijkse processie zelfs goed voor een volle aflaat. Er kan geen twijfel bestaan over de authenticiteit van het lichaamsdeel, getuige Jacob van Maerlant:
Die besnidinge van onse Here
Was coninc Karele dor sine ere
Van den ingel Gods ghebrocht…
En hi brochtse daerna t’Aken,
Nu waent men in ware saken,
Dat soe tAntworpen es,
Daer hoogdmense, des sijt ghewes.
De besnijdenis is lastig te verklaren voor de middeleeuwse christen. Ze wordt wel eens vergeleken met het doopsel, dat gelukkig ‘van meerre gracien is ende van minre pinen’. Men veronderstelt in middeleeuwse kerstliederen dat de besnijdenis de ouders wel verdriet moest doen.
Doe acht dagen waren geleden,
Doe waert dat kynt besneden
Al nae die ioedsche zeden,
Des hadden sie groet leyt.
Of de besnijdenis is een voorafspiegeling van de kruisdood: het bloed wordt vergoten tot vergeving van de zonden. Dat komt bijvoorbeeld sterk naar voor in Zoete Jezus uitverkoren, een nieuwjaarslied.
Zoete Jezus uitverkoren,
In een stal zijt Gij geboren,
Van een zuivere Maget klaar.
Gij begint een noot te kraken,
Die zeer bitter U zal smaken,
Binnen drij en dertig jaar.
…
Op den achtsten dag besneden
Wiert Gij in uw teere leden.
Ziet eens wat de liefde doet!
O, klein kindje, jong van dagen
Hoe kondt Gij dat zo verdragen
Dat Gij stort uw dierbaar bloed?
Ziet, o groote zondaar heden,
Wat dat Jezus heeft geleden,
Groote pijnen voor en naar.
Hoe dat Hij Hem laat besnijden
Om van ’t kwaad ons te bevrijden,
Met dat zoete Nieuwejaar.
Het is een detail Dirk, maar ik ben er niet zo zeker van dat Maerlant of zijn publiek er van overtuigd was dat de voorhuid van Jezus in Antwerpen bewaard werd. Hij schrijft namelijk: ‘Nu waent men in ware saken,dat soe tAntworpen es’. Uit het wanen spreekt toch een zekere twijfel.
De tweede reactie van Ben Spaans op 2 januari is nu al de beste van het jaar 2021!
Hosea 2:22 statenvertaling; en Ik zal ze mij op de aarde zaaien, en zal Mij ontfermen over Lo-Ruchama ( zonder medelijden) en ik zal zeggen tot Lo-Ammi (niet mijn volk) ; Gij zijt mijn volk,
en dat zal zeggen: O mijn God. Waar de kinderen van Hosea de symbolische betekenis krijgen.
“Gij zijt mijn volk, en DAT zal zeggen:” Zo staat het in de oude Statenvertaling. In de Herziene Statenvertaling staat: “…en HIJ zal zeggen. De Naardens vertaald Hosea 2:22 met: ” ik wil je voor mij werven met trouw; je zult de Ene leren kennen!”.
De Naardense Vertaling doet hier het meest recht aan de tekst, zeker als je kijkt naar de voorafgaande tekst in vers 18: “En Ik zal u Mij ondertrouwen in eeuwigheid.” In gewoon Nederlands: “Als die dag aanbreekt zul je Mij noemen: mijn man, … ” (GNB).
Hos.2:21 “Israël, ik wil je maken tot Mijn bruid, Ik wil je winnen voor altijd … ” (GNB).
Prachtig zoals Lucas deel 2 schrijft van de ‘Love Story’ tussen Vrouwe Israël en haar Man. Met recht zou je Jezus een ‘verzoeningskindje’ kunnen noemen…
De indruk die hierna overblijft is van een door-en-door seksistische cultuur die smet/vuilheid van de vrouw (‘reiniging’) en genitale verminking van de man (‘besnijdenis’) essentieel acht voor het voortbestaan van de kudde.