De prioriteit van Marcus

We weten niet wat het “teken van Jona” was. (Soumela-klooster)

Dat de eerste drie evangeliën met elkaar verwant zijn, wisten de christelijke kerkvaders al. Augustinus meende dat Marcus een uittreksel was van Matteüs en om die reden staat Marcus in uw bijbel meteen na Matteüs. Negentiende-eeuwse oudheidkundigen verklaarden de overeenkomst anders: Matteüs en Lukas zouden Marcus hebben bewerkt. Dit is feitelijk niet meer dan een aanname. Die groeit op een gegeven moment uit tot consensus en versteent daarna tot feit.

De prioriteit van Marcus, zoals het heet, blijft echter een hypothese. Zoals al onze kennis. En er zijn ook wel tegenvoorbeelden te noemen, waar je denkt: nee, het is Marcus die hier de bewerking uitvoert, niet Matteüs en Lukas. Hier zijn vier passages.

Lees verder “De prioriteit van Marcus”

De sleutels van het Koninkrijk

Twee Romeinse sleutels (Museo civico archeologico, Milaan)

Een van de vermoedelijk bekendste passages uit het Nieuwe Testament is dat Jezus aan Simon, een van de Twaalf, zegt dat hij voortaan Petrus zal heten, de Rots, en dat hij op deze rots zijn kerk zal bouwen. Hier zijn Jezus’ woorden, zoals weergegeven door de evangelist Matteüs, in de laatste versie van de Nieuwe Bijbelvertaling:

Jij bent Petrus, de rots waarop ik mijn kerk zal bouwen, en de poorten van het dodenrijk zullen haar niet kunnen overweldigen. Ik zal je de sleutels van het koninkrijk van de hemel geven, en al wat je op aarde bindend verklaart zal ook in de hemel bindend zijn, en al wat je op aarde ontbindt zal ook in de hemel ontbonden zijn. (Mt 16.18-19)

Een en ander wordt wel uitgelegd als zou Petrus zijn aangewezen als leider van de christenen. Zeker de pausen in Rome hebben deze uitleg niet tegengesproken. Voor hen is het de basis van hun gezag. Ze waren echter bepaald niet de enigen die zich van de metafoor bedienden.

Lees verder “De sleutels van het Koninkrijk”

Exorcisme

Genezing van een blinde (Catacombe van Petrus en Marcellus, Rome)

Ooit dineerde ik in Griekenland bij een familie thuis en toen het tijd werd af te ruimen, nam ik het tafellaken om het vanaf het balkon uit te kloppen. Mijn gastvrouw kwam ietwat lacherig op me af: “Dat hoeft niet, kruimels in de tuin trekken boze geesten aan”. Het was mijn eerste kennismaking met het Mediterrane volksgeloof in geesten. Een geloof dat ook in de oude wereld is gedocumenteerd. Bisschop Synesios van Kyrene, een heel geleerd en rationeel man, was er zeker van dat een moordenaar zich het beste kon aangeven om zich te laten executeren, opdat zijn geest niet zou blijven rondspoken. Ik neem zonder bewijs aan dat het geloof in geesten sinds de Oudheid via de Middeleeuwen en Nieuwe Tijd continu aanwezig is geweest.

Alledaags antiek exorcisme

Dat ook Jezus boze geesten uitdreef, lijkt me een feit. Wat daarbij de empirische werkelijkheid is geweest, is niet belangrijk. Ik wil u best wel trakteren op wat obligaat gegemeenplaats over dat geesten niet bestaan en dat mensen met een geestelijke ziekte wellicht rust vonden bij Jezus’ charismatische persoonlijkheid, en wie weet is dat waar, maar aangezien de betrokkenen al een millennium of twee dood zijn, is het opstellen van een medische status nogal lastig. Ik laat die vraag, even onbeantwoordbaar als oninteressant, verder onbesproken. Wat te weten valt, is alleen dat zijn tijdgenoten dachten dat Jezus geesten kon uitdrijven.

Lees verder “Exorcisme”

De genezing van de verlamde (1)

Reconstructie van een antiek huis met een plat dak (Museumpark Orientalis, Berg en Dal)

Ik heb al vaker aangegeven dat het Nieuwe Testament is geschreven in een wereld met een ander waarheidsbegrip. Waar wij van een bewering vaststellen of ze waar is door te kijken of ze correspondeert met de feiten, keek men in de Oudheid of ze leek op soortgelijke beweringen. In voorindustriële samenlevingen heeft men immers de middelen niet om beweringen te toetsen. In het antieke wereldbeeld deden bijzondere mensen bijzondere dingen, want dat bleek uit elk bekend verhaal. Men vertelde dus dat de Romeinse keizer lammen kon laten lopen en blinden kon laten zien (vgl. Suetonius, Vespasianus 7.2). En het Nieuwe Testament vertelt zulks dus over Jezus.

Ik heb ook al vaker aangegeven hoe we zo’n anekdote moeten bekijken. Eén, we kijken hoe ze is overgeleverd. Twee, er zijn authenticiteitscriteria waarmee we voorbij de overlevering kijken naar wat er feitelijk gebeurd kan zijn.

De genezing van de verlamde

De anekdote is twee keer overgeleverd: één keer door de evangelist Johannes, één keer door de drie andere evangelisten (de synoptici). De laatsten zullen we als eersten behandelen.

Lees verder “De genezing van de verlamde (1)”

De gelijkenis van de farizee en de tollenaar

Tiberius (Musée Grand Curtius, Luik)

Als historicus mag (nee, moet) ik dan seculier zijn, de zondag is een fijne dag om te bloggen over het Nieuwe Testament. Afkomstig uit een wereld waar bijna alle geschreven bronnen gaan over de elite, biedt het Nieuwe Testament verhalen over gewone mensen, zoals vissers en timmerlieden. En tollenaars, waarover ik het vorige week had. Vandaag wil ik daarop verder gaan met de gelijkenis van de farizee en de tollenaar uit het Evangelie van Lukas.

Wat farizeeën zijn, is een lastige vraag. Historici grappen weleens dat de speurtocht naar de historische farizee net zo lastig is als de speurtocht naar de historische, joodse Jezus. Het staat echter vast dat de farizeeën de diverse regels die verplicht waren voor de priesters ook aanvaardden voor zichzelf. Omdat de ontstaansgeschiedenis van de stroming onduidelijk is, weten we niet waarom ze dat deden. Eén theorie zegt dat met het aantreden van de hogepriester Jonathan rond 150 v.Chr. de cultische reinheid van het hoge ambt was gecompromitteerd en dat de farizeeën daarop reageerden. Dat klinkt plausibel, maar nogmaals: we weten het niet.

Lees verder “De gelijkenis van de farizee en de tollenaar”

De boze zoon

Een feestmaaltijd (Archeologisch Museum van Çanakkale)

De parabel van de verloren zoon bestaat uit drie delen. In mijn eerste blogje becommentarieerde ik hoe de jongen zijn erfenis verzilverde en verspeelde, in het tweede had ik het over de interventie van de vader, die ingreep voordat het dorp er schande van kon spreken.

De oudste zoon was op het veld. Toen hij naar huis ging en al dichtbij was, hoorde hij muziek en gedans. Hij riep een van de knechten bij zich en vroeg wat dat te betekenen had. De knecht zei tegen hem: “Uw broer is thuisgekomen, en uw vader heeft het gemeste kalf geslacht omdat hij hem gezond en wel heeft teruggekregen.”

Hij werd woedend en wilde niet naar binnen gaan … (Lukas 15.25-28)

Lees verder “De boze zoon”

De goede vader

Reconstructie van een oosters dorp in de Romeinse tijd (Museumpark Orientalis, Berg en Dal)

De parabel van de verloren zoon bestaat uit drie delen, waarvan ik het eerste in het vorige blogje behandelde: de jongen heeft zijn erfenis verzilverd en verspeeld, en keert terug.

Hij vertrok meteen en ging op weg naar zijn vader. Zijn vader zag hem in de verte al aankomen. Hij kreeg medelijden en rende op zijn zoon af, viel hem om de hals en kuste hem. (Lukas 15.20-21)

Hier lijken twee mensen aanwezig: de met lood in de schoenen terugkerende jongen en de rennende vader. Maar er is een derde aanwezige: de rest van het dorp, dat schande sprak van de jongen die een deel van het familiebezit had verpatst en Israël had verlaten.

Die vader rent niet omdat hij zo blij is. Als je een gewaad draagt dat tot onder de knie reikt, zoals men in het Nabije Oosten wel deed, moet je er bij het rennen voortdurend aan denken dat je je rok optrekt. Als je daaraan loopt te denken, ben je niet onverkort blij. Vreugde werd dan ook op andere manieren getoond en de man rent omdat zijn zoon in gevaar is. Minimaal kan de verloren zoon een paar kiezelstenen naar zich toe gegooid krijgen. Hij heeft zijn familie en het dorp immers te schande gemaakt. De vader grijpt in voor het verkeerd kan gaan.

Lees verder “De goede vader”

De verloren zoon

De peulen van een Johannesbroodboom

Omdat het Vaderdag is, leek het me aardig in mijn reeks over het Nieuwe Testament een stukje over vaderschap te plaatsen. Vandaar: Lukas 15.11-32 ofwel de parabel van de Verloren Zoon, die helemaal niet gaat over een kind dat niet wil deugen. Hier is ’ie, in de vorig jaar aangepaste Nieuwe Bijbelvertaling.

Iemand had twee zonen. De jongste van hen zei tegen zijn vader: “Vader, geef mij het deel van uw bezit waarop ik recht heb.” De vader verdeelde zijn vermogen onder hen. Na enkele dagen verzilverde de jongste zoon zijn bezit …

Zie ik het goed, dan is de pointe niet het vragen van de erfenis. De economische eenheid was en bleef dezelfde: de familie. Het deed er weinig toe wie wat bewerkte. Als er bijvoorbeeld één trekdier was, kon iedereen er gebruik van maken, ongeacht wie welke akker in gebruik had dan wel bezat. De angel zit in het verzilveren. De jongste zoon breekt de economische eenheid op. Hij breekt met zijn familie en bracht schande over zijn dorp. En niet zo’n beetje ook.

Lees verder “De verloren zoon”

Herodes Antipas, de vos

Reintje de Vos (Hulst)

Als ik schrijf dat Oranje het moet opnemen tegen de Rode Duivels, dan weet u dat Oranje geen kleur is en dat de Rode Duivels niet afkomstig zijn uit de hel. De simpele taaluiting veronderstelt kennis van (sport)cultuur. Dat bij elke taaluiting cultuurkennis is verondersteld, brengt ons bij een van de grootste problemen van de oudheidkunde: ons begrip van oude teksten is gebaseerd op kennis van een cultuur die we voor een deel reconstrueren aan de hand van, eh, diezelfde oude teksten. Interpretatie heeft daardoor iets van een cirkelredenering. Al kun je ook optimistisch zeggen dat je, door heen en weer te gaan tussen cultuur en tekst, dichter naar de waarheid toe spiraalt. Of, nog optimistischer, dat je de ene tekst verklaart vanuit de andere.

Reintje de Vos?

De waarheid is echter dat we maar al te vaak onze eigen noties meenemen als we een antieke tekst beginnen te lezen. Bij een vos denken de meesten van ons vermoedelijk aan een slim beest. Reintje de Vos. Een pluimveehouder zal het anders zien. Een vos die zich de toegang tot een kippenren heeft weten te verschaffen, doodt alle kippen, ook als hij zijn honger met één hen of haan had kunnen stillen. Vossen zijn sadisten. Wat zou dus de bedoeling zijn van de opmerking in het Lukasevangelie dat Herodes Antipas een vos was? Was Jezus’ landsheer een slimmerik of een sadist?

Lees verder “Herodes Antipas, de vos”

De Bergrede (18): De gulden regel

Herodotos (Neues Museum, Berlijn)

Het is de Week van de Klassieken en het komt goed uit dat ik in mijn reeks over het Nieuwe Testament een regel uit de Bergrede kan behandelen met een klassiek Griekse parallel. Maar eerst even terug naar de bron Q, de door de auteurs van het Matteüs- en het Lukas-evangelie gedeelde bron. We komen bij een passage waar we mooi kunnen zien hoe de twee auteurs met de stof omgaan. De vertaling is NBV21.

Matteüs 7.1-2 Lukas 6.36-38
Oordeel niet, opdat er niet over jullie geoordeeld wordt. Oordeel niet, dan zal er niet over je geoordeeld worden.
Want op grond van het oordeel dat je velt, zal over jou geoordeeld worden, Veroordeel niet, dan zul je niet veroordeeld worden. Vergeef, dan zal je vergeven worden.
Geef, dan zal je gegeven worden; een goede, stevig aangedrukte, goed geschudde en overvolle maat zal je worden toebedeeld.
en met de maat waarmee je meet, zal jou de maat genomen worden. Want de maat die je voor anderen gebruikt, zal ook voor jullie worden gebruikt.

Terwijl Lukas de woorden wat uitbreidt, lijkt Matteüs de eenvoudige oertekst weer te geven. De opmerking over de maat waarmee je gemeten zult worden, vinden we tevens bij Marcus (4.24) en bewijst dat, ook als een wat langere passage uit Q lijkt te komen, we rekening moeten blijven houden met andere relaties tussen de evangeliën. Misschien delen Q en Marcus hier een woord van Jezus, maar het kan ook heel goed een spreekwoord zijn geweest. Er zijn vergelijkbare opmerkingen in het Mishna-traktaat Sotah (1.7) en in de Babylonische Talmoed (Sabbat 127b).

Lees verder “De Bergrede (18): De gulden regel”