
U weet het: oudheidkundigen hebben altijd te weinig informatie. Dataschaarste is wat de oudheidkunde onderscheidt van andere wetenschappen. Leren denken over wat je weten kunt als je te weinig gegevens hebt, is de voornaamste vaardigheid die het vak biedt. En vaak weet de oudheidkundige helemaal niets. Of bijna niets.
Romeinse mythe
Zoals bij de mythe van Adonis. De naam is onmiskenbaar Semitisch – Adon betekent zoiets als “heer” – maar over de oudste, Fenicische mythe valt weinig te weten. We moeten tot de Romeinse tijd wachten eer we een bron hebben. Dat is de dichter Ovidius, die leefde aan het begin van onze jaartelling. In zijn Metamorfosen vertelt hij dat Adonis een knappe jager was die de aandacht trok van de godin Venus. Tot haar verdriet doodde een everzwijn haar minnaar, uit wiens bloed de anemoon was ontstaan.
Een latere auteur, Lucianus van Samosata, vertelt een ander verhaal dat meer kans heeft een Fenicisch origineel te benaderen. Dit keer gaat het niet om een overleden sterveling, maar om een god. Elk jaar herdachten de bewoners van Romeins Byblos Adonis’ dood op het moment waarop in de lente het water van de gelijknamige rivier, de huidige Nahr Ibrahim, tijdelijk bloedrood kleurde. De eerste dag van de plechtigheden bestond uit rouwbewijzen. De mensen scheerden zich kaal, sloegen zich op de borst en brachten offers. Op de volgende dag sloeg het verdriet om in vreugde omdat Adonis weer uit de dood zou zijn opgestaan. Wellicht gaat hierachter een mythe schuil over de Dame van Byblos en een mannelijke tegenhanger, die stierf en in de lente herleefde. Dat past wel bij wat we van de Fenicische religie weten.
Wat betreft de kleurverandering van de rivier de Adonis: daarvoor is een natuurlijke verklaring. In het voorjaar smelt de sneeuw op de Libanonbergen en het water sijpelt door naar de grot waarin de rivier ontspringt. Zie hierboven: het bronheiligdom Afqa. Omdat het water door ijzerhoudende aarde komt, kleurt de Nahr Ibrahim door het smeltwater roestrood.
Cultus
In het stroomdal en in de omgeving zijn verschillende heiligdommen te vinden, zoals Machnaqa (“plaats van rouw”), Yanouh, Faqra (één rivierdal verder) en uiteindelijk Afqa. Ongetwijfeld zijn er bedevaartgangers geweest die ’s zomers vanuit Byblos via de Adonis naar de bergpassen trokken, over de Libanon heen gingen en afdaalden naar Baalbek.
Ook momenteel is Afqa een cultusplaats. Vrouwen die een kind willen, hangen er linten en babykleertjes neer, zoals op deze foto te zien. Het aardige is dat het een van de vele plekken is waar in de eredienst geen verschil wordt gemaakt tussen islam en christendom. Sint-Joris/Khidr is een ander voorbeeld. In de volkscultuur neemt men het met de doctrine niet zo nauw als de beroepsgelovigen.

Byblos
Enfin. Ik noemde Byblos. Dat was de enige stad aan de Levantijnse kust die niet alleen dicht bij de cederwouden lag, maar ook een rivier had waarover gekapte bomen redelijk eenvoudig naar de kust konden worden getransporteerd. Zonder de rivier de Adonis zou Byblos niet de eerste grote exporteur van hout hebben kunnen worden en was de stad niet uitgegroeid tot de eerste wereldhaven.
[Full disclosure: op 14 oktober begint in het Rijksmuseum van Oudheden in Leiden een expositie over Byblos en ik schreef mee aan het publieksboek. Het museum betaalde een deel van mijn reiskosten naar Libanon.]
Gisteren op canvas een vreemde documentaire over het paard van Troje. Ondanks de passage van filologen die het verhaal als mythe bekeken en herhaalden dan de traditie toch echt van een houten paard gewaagt, draaide het om de theorie van een Italiaans onderwaterarcheoloog die meent dat Homeros een schip bedoelde. Dat staafde hij met o.a. een Assyrisch reliëfs. Hoogtepunt was de hoogleraar ingenieurswetenschappen die tot op de meter wist te vertellen hoe groot het paard was en hoe het werd gebouwd van de schepen die overbodig waren door het hoge aantal gesneuvelde Grieken.
Het oud-egyptische schip dat voorkomt in de you-tube ‘Byblos en de Adonisrivier’ is een kleurrijke schildering, die o.a. is afgebeeld in Björn Landström’s boek: Die Schiffe der Pharaonen, 1970, afb. 104.
Als bron wordt daar genoemd: H. Junker, Giza IV, 1940 (Tafel III en VII. Dat zijn echter zwart-wit afbeeldingen); zie http://giza.fas.harvard.edu/pubdocs/184/full/
en https://nickyvandebeek.com/bibliography/oketib/tombs-per-site/
Het gaat om het schip dat als eerste van een drietal schepen is geschilderd op de noordmuur van de sarcophaag-kamer van de mastaba van Kaem’ankh in Giza, G 4561; Porter en Moss (PM), Topographical Bibliography III, part I, blz. 131, PM 20.
Afgebeeld o.a. in https://digi.ub.uni-heidelberg.de/diglit/cicerone1928/0616 onderaan de pagina.
En in Anzeiger 63, 1926 Akademie der Wissenschaften Wien, online via google > junker vorbericht 1926.
Ook hier zwart – wit afbeeldingen.
NB. Het kleurrijke schip dat als frontispiece in Giza IV fungeert, is het tweede schip.
De afbeelding in kleur van het eerste schip blijkt terug te gaan op een tekening van Nina M. Davies in Ancient Egyptian Painting, 1936 plate II, Kaem’onkh, https://oi.uchicago.edu/research/publications/misc/ancient-egyptian-paintings-volume-i-plates-i%E2%80%93lii
Maar het lijkt of de kleurstelling daar iets anders is dan bij Landström.
‘Byblos’ blijft verbazen.
De verteller blijft mooi overeind tegen het geraas van de rivier op de achtergrond. Pakkende sfeer!
Leuke verklaring voor dat rode water, maar als dat zo werkt moet dat verschijnsel heden ten dage nog steeds optreden. Is er hier een recente waarneming verricht, of zijn de bergen inmiddels hun ijzer kwijt?
Of voldoende smeltwater