Lamartine in Beit ed-Din

De kamer van Lamartine in Beit ed-Din

De Fransman Alphonse de Lamartine (1790-1869) was zo iemand die in alles was geïnteresseerd en alles probeerde. Hij was soldaat, hij was dichter, hij was oriëntalist, hij was reiziger, hij was abolitionist, hij was historicus, hij was diplomaat en hij was ook nog een van de leiders van de burgerlijke revolutie van 1848. In juli 1832 verliet hij Frankrijk voor een reis naar het Heilig Land, waarvandaan hij pas in september 1833 zou terugkeren. Onderweg trok hij door het Ottomaanse Rijk, waar hij zich aandiende bij Bashir Shihab II, de heerser van het emiraat Libanon.

Die was in deze jaren bezig zijn paleis in Beit ed-Din te bouwen. Ik blogde al eens over dat paleis. Het bestaat uit drie delen:

  • een zeer rijk gedecoreerd woongedeelte, waar Bashir ook recht sprak;
  • een iets minder rijk gedecoreerd deel voor staatszaken met ontvangstzalen voor voorname en minder voorname gasten;
  • en – op dat moment in aanbouw – een algemeen voorhof waar iedere gast enkele dagen kon blijven.

Lamartine kon dus rekenen op gastvrijheid. Hij diende zich aan als een beroemde Franse dichter en werd prompt als eregast ondergebracht in het woongedeelte, waar zijn kamer nog altijd is te zien. Zie boven. In Voyage en Orient (1835) geeft hij een beschrijving van het onthaal dat hij kreeg.

“…een immense binnenplaats, versierd met fonteinen…”

Op bezoek bij Bashir

Nauwelijks waren we klaar met eten, of de emir liet ons weten dat hij op ons wachtte. We liepen door een immense binnenplaats, versierd met fonteinen en een piazza, gevormd door hoge slanke zuilen die uit de grond oprezen en het dak van het paleis ondersteunden. We werden binnengeleid in een zeer mooie salon met een marmeren vloer. Kunstenaars uit Constantinopel hadden de plafonds en muren beschilderd met levendige kleuren en arabesken. Watercascades murmelden in de hoeken van het vertrek en achteraan lag, achter een paar zuilen met daartussen enkele tralies, een tijger te slapen, zijn kop neergelegd op zijn voorpoten.

In de ene helft van het vertrek zaten klerken in lange gewaden, ieder voorzien van zilveren schrijfgerei dat als een dolk aan hun riem hing. Er waren rijk geklede en bewapende Arabieren, zwarten en mulatten die op bevelen van hun meester wachtten, en ook enkele Egyptische officieren in Europese kleding met op hun hoofd Griekse bonnetten van rode stof met blauwe kwasten tot op de schouders. Het andere deel van de salon was ongeveer een voet hoger en was omgeven door een lange bank of divan van scharlaken fluweel.

In een hoek van deze divan zat de emir gehurkt. Hij was een goedgebouwde oude man met levendige en doordringende ogen, een fris en rossig uiterlijk en een elegante grijze baard. Een wit gewaad, gebonden door een kasjmier sjaal als gordel, bedekte zijn lichaam. Het fonkelende handvat van een lange en brede ponjaard stak ter hoogte van zijn borst uit de plooien van zijn kleed. Ook droeg hij een bundel edelstenen ter grootte van een sinaasappel.

We groetten hem op de manier van het land, eerst met onze hand naar het voorhoofd en dan naar het hart. Hij beantwoordde onze groet met gratie en een glimlach, en gebaarde ons naderbij te komen en naast hem plaats te nemen op de divan. Een tolk zat geknield tussen hem en ons in.

Ik begon het gesprek door hem te vertellen hoeveel plezier ik beleefde aan mijn bezoek aan zijn interessante en mooie land, dat hij met zoveel vastberadenheid en wijsheid regeerde. Ik vervolgde dat de hoogste lof waarmee ik zijn bewind kon prijzen, was dat ik er kon reizen; immers, de veiligheid van de wegen, de agrarische rijkdom en de rust en vrede in de steden vormden onbetwistbare getuigenissen van het inzicht en de kwaliteit van de heerser.

Hij bedankte me en legde me een veelheid aan vragen voor over Europa, vooral over het Europese beleid inzake de rivaliteit tussen de Turken en Egyptenaren, die zijn belangstelling voor deze zaak verrieden. Dienaren brachten koffie en pijpen, die ze verschillende keren opnieuw aanstaken. Ons gesprek duurde bijna een uur en ik was verrukt over de scherpzinnigheid, het inzicht en de nobele en verfijnde manieren van deze oude prins.

De ontvangstzaal in het woongedeelte van het paleis van Bashir

Watercascades

Lamartine was gevleid doordat hij – afgezien van wat stroopsmeerderij – zo onbevangen mocht converseren met de emir. Helemaal onbevangen was het gesprek echter niet. Lamartine vertelt namelijk dat watercascades murmelden in de hoeken van het vertrek. Er is er een rechts te zien op bovenstaande foto. Die dienden om de geluiden te overstemmen in een aangrenzend vertrek, waar emir Bashir en zijn adviseurs vooraf overlegden over die Europese snoeshaan die zich had aangediend als voorname Franse dichter.

Deel dit:

2 gedachtes over “Lamartine in Beit ed-Din

  1. Huibert Schijf

    Schitterend verhaal. Vooral die watercascades troffen me. In het Topkapipaleis had de Sultan in zijn vergaderzaal een fontein om bij geheime gesprekken niet te worden afgeluisterd. Zo hoorde ik bij de rondleiding van een gids. En in moderne spionageboeken en films wordt ook de kraan in de badkamer of keuken opengedraai met hetzelfde doel.

Reacties zijn gesloten.