Het Jaar 1000 (2): Crisis?

Rond het jaar 1000 gemaakt reliëfje van Otto II, Christus en Theophanu (Musée de Cluny, Parijs)

Kort voor het jaar 1000, waarover ik gisteren een korte reeks begon, ontving Gerbert van Aurillac (de latere paus Sylvester II) een kort geschrift van de Brabantse edelman Adelbold. Die vertelde dat volgens hem het volume van een bol altijd verachtvoudigde als men de straal verdubbelde. Brugklasstof tegenwoordig, maar let wel: Adelbold was een geleerd man – hij noemt zichzelf scholasticus – en zou het mede daardoor nog brengen tot bisschop van Utrecht. Het is niet helemaal eerlijk dat de eerste bij naam bekende wiskundige uit de Lage Landen tegenwoordig wel eens wordt genoemd om te illustreren hoe laag het peil van het middeleeuws onderwijs was. Adelbold zocht tenminste naar antwoorden. Maar het is waar: de onderwijshervormingen van Karel de Grote hadden bitter weinig uitgehaald.

Autoriteitsgeloof

Ondertussen realiseerden de West-Europese politici zich, zoals we al zagen, dat het Romeinse Rijk werkelijk voorbij was. Geestelijken constateerden dat de ideeën van de kerkvaders inmiddels zo ver van hen afstonden, dat ze eigenlijk onbegrijpelijk waren. Bovendien was evident dat de mensheid er ook fysiek slechter aan toe was dan in het verleden: de Bijbel bewees zonneklaar dat mensen ooit zo oud werden als Metusalem, maar in de elfde eeuw lag de gemiddelde levensduur aanzienlijk lager. En aangezien wijsheid met de jaren pleegt te komen, vonden de elfde-eeuwers zichzelf intellectueel de minderen van de oude Joden, Grieken, Romeinen en kerkvaders.

Het was dus even logisch als verstandig dat men grote waarde hechtte aan de antieke auteurs, en dit autoriteitsgeloof zou nog eeuwen de westerse wereld mede structureren. Bernard van Chartres, een geleerde die leefde aan het einde van de elfde eeuw, schreef:

Wij zijn als dwergen, terechtgekomen op de schouders van reuzen. Wanneer we meer of verder kunnen zien dan zij, is het in geen geval door de scherpte van onze eigen blik of onze fysieke kwaliteiten, maar omdat we omhoog worden getild en zo de reuzenhoogte overtreffen.

Adelbold zal er niet veel anders over hebben gedacht. Oude wegen liepen dood en men ging op zoek naar nieuwe, die in de loop van de twaalfde eeuw zichtbaar zouden worden.

De elfde eeuw als breuk?

Zo bezien markeert het Jaar 1000 een intellectuele crisis en er zijn historici die onderscheid maken tussen  de “Eerste” en de “Tweede Middeleeuwen”. Die zou, volgens sommige negentiende-eeuwse historici, hebben samengehangen met opluchting omdat het Jaar 1000 zonder catastrofes was voorbijgegaan. Het is echter maar de vraag of veel mensen werkelijk in angst hebben geleefd. De meesten waren ongeletterd en hadden geen bewustzijn van de jaartelling. Desondanks hingen er veranderingen in de lucht.

Eén aspect was de snelle toename van de macht van de paus, die profiteerde van de versnippering van het wereldlijk gezag. Voor het eerst was de opvolger van Petrus in staat het oppergezag op te eisen dat hij meende te bezitten. Ook tegen andere religieuze leiders trad Rome zelfverzekerder op. In 1054 verketterde de paus de Byzantijnse opvattingen over de herkomst van de Heilige Geest. De Italiaanse bezittingen van de schismatieken schonk hij vijf jaar later aan de Normandiërs, een gebaar waarmee hij onderstreepte dat hij keizerlijke bevoegdheden kon overnemen.

Volgens een middeleeuwse vervalsing zou Constantijn de Grote de macht in West-Europa hebben overgedragen aan paus Sylvester II (SS. Quattro Coronati, Rome)

De aanspraken werden in 1075 aan het hof van Gregorius VII samengevat in de tekst die bekendstaat als het Dictatus papae. De paus stelde

dat alleen hij zich mocht bedienen van de keizerlijke waardigheidstekenen; … dat het hem vrijstaat keizers af te zetten; dat het hem, indien noodzakelijk, vrijstaat bisschoppen van de ene naar de andere zetel over te plaatsen; … dat een door hem gedane uitspraak door niemand ongedaan kan worden gemaakt en alleen hijzelf zo’n uitspraak kan herzien; dat de kerk van Rome nooit heeft gedwaald en, volgens de Schrift, in eeuwigheid nooit zal dwalen; dat de bisschop van Rome, indien op canonieke wijze gekozen, zonder twijfel door de verdienste van de heilige Petrus heilig zal worden; … dat hij bisschoppen mag afzetten en herbenoemen.

Het venijn zat in de staart: het laatste artikel hield namelijk in dat de wereldlijke vorsten bij het rijksbestuur niet langer als vanzelfsprekend konden steunen op de bisschoppen.

Crisis

Een eeuw eerder, toen Europa nog bedreigd werd, zou zulk beleid roekeloos zijn geweest, maar de Ottonen hadden rust gebracht en daarmee de grondslag gelegd voor de machtsgreep van de paus. De nog niet tot keizer gekroonde Duitse koning Hendrik IV verzette zich weliswaar tegen Gregorius’ aanspraken door een nieuwe paus te benoemen en zich door hem tot keizer te laten kronen, maar ook hij kon niet verhinderen dat latere pausen Gregorius’ beleid voortzetten. Urbanus II herhaalde de claims in 1095 tijdens de Synode van Clermont-Ferrand, en het zou een kleine eeuw duren voor de vorsten een instrument vonden waarmee ze weer vat kregen op de situatie: het Romeins Recht.

Het graf van Hendrik IV in Spiers.

De Synode van Clermont-Ferrand is vooral bekend om een andere reden. De paus benutte zijn prestige om de christelijke wereld te verenigen in de strijd tegen de moslims, een plan dat al gauw de vorm aannam van een bewapende pelgrimage richting Jeruzalem. De verdeelde islamitische wereld bood geen noemenswaardige weerstand aan de invasie, en in 1099 viel Jeruzalem. De Eerste Kruistocht kostte tienduizenden het leven, maar betekende ook dat het contact tussen West-Europa en het oostelijk Middellandse Zeebekken intensiveerde. Dat zou vérstrekkende gevolgen hebben voor het culturele leven in het Westen.

[Wordt om 11:00 vervolgd]

Deel dit:

5 gedachtes over “Het Jaar 1000 (2): Crisis?

  1. FrankB

    “de onderwijshervormingen van Karel de Grote hadden bitter weinig uitgehaald.”
    Is dat zo? Begrijp me goed, ik sta helemaal achter “hoe laag het peil” en vind het wél eerlijk. Het heeft lang geduurd voor ik het doorkreeg, maar waarmee vergelijken we eigenlijk? Deftig gezegd: wat is het referentiepunt? Meestal is dat het niveau van de Oude Grieken – Euklides, Archimedes en zo. Dat slaat welbeschouwd nergens op. Want in hun tijd was het onderwijsniveau, als het om wiskunde gaat, in de Lage Landen nog veel en veel lager. Er is nauwelijks of geen aanwijzing dat de Romeinen er verbetering in aanbrachten. Hoe dan ook was het kennisniveau in de westelijke helft van het Rijk aanzienlijk lager dan in de oostelijke helft. Dat veranderde niet toen de Romeinen verdwenen. Van plunderende Franken, Saksen, Noormannen enz. viel alleen maar verslechtering te verwachten.
    In het verleden heb ik gesteld dat “Karolingische Renaissance” de toestand veel te mooi voorstelt. Daar blijf ik bij. Maar “bitter weinig” is het andere uiterste. Van nauwelijks tot honderd kunnen tellen naar onderzoek van bolinhoud is wel degelijk een enorme stap.

  2. FrankB

    “hebben samengehangen met opluchting”
    Die zal er best geweest zijn, maar om een heel andere reden: de invallen van de Noormannen waren voorbij. Naar mijn onbescheiden mening is dat de belangrijkste reden om het jaar 1000 als keerpunt te zien. Met een nauwkeurigheidsmarge van enkele decennia.

    “Dat zou vérstrekkende gevolgen hebben …”
    Je had de Val van Toledo in 1085 ook wel even kunnen noemen. Drie jaar later werd de eerste christelijke universiteit geopend, die in Bologna. Dat was vast geen bloot toeval.

  3. Jeroen

    “Het is echter maar de vraag of veel mensen werkelijk in angst hebben geleefd. De meesten waren ongeletterd en hadden geen bewustzijn van de jaartelling.”

    Dat vind ik een lastige… als die vrees inderdaad onder de clerici geleefd heeft, zal deze toch via de wekelijkse bijeenkomsten zijn weg naar de burger gevonden heeft.
    De idee van de onwetende rurale werkman, wiens wereld feitelijk niet ver reikt dan zijn eigen varkensstal, is immers ook een negentiende eeuws perspectief.

Reacties zijn gesloten.