De Renaissance van de Twaalfde Eeuw (1)

Het atrium voor de S. Clemente in Rome is een architectonische uiting van de Renaissance van de Twaalfde Eeuw

Ik schetste zojuist dat West-Europa in de elfde eeuw intellectueel op een dood spoor was beland. Uiteraard een schets in grote lijnen die, als je in detail kijkt, nooit blijkt te kloppen. Maar men wist dat men niet zo oud en wijs was als vroeger, men wist dat men geen Romeins Rijk had, men wist dat de teksten van de kerkvaders te ingewikkeld waren. Men was als dwergen op de schouders van reuzen.

Deze intellectuele impasse liep synchroon met deze politieke veranderingen. Aan het einde van zijn leven blikte paus Gregorius VII terug op zijn conflict met Hendrik IV, en kwam tot de slotsom dat diens keizerkroning ongeldig was geweest. De Duitse vorst had immers zelf een paus aangewezen en een tegenpaus kon onmogelijk Gods zegen overbrengen. Dat Gregorius er zo over dacht, mag gegeven de voorgeschiedenis begrijpelijk zijn, maar dat wil niet zeggen dat zijn redenering geldig was. Als de kerkvorst belezener was geweest, zou hij hebben geweten dat hij een ketters standpunt innam. De dwaling illustreert dat ook de Ottoonse Renaissance het intellectueel peil in West-Europa niet had verhoogd.

Lees verder “De Renaissance van de Twaalfde Eeuw (1)”

Het Jaar 1000 (2): Crisis?

Rond het jaar 1000 gemaakt reliëfje van Otto II, Christus en Theophanu (Musée de Cluny, Parijs)

Kort voor het jaar 1000, waarover ik gisteren een korte reeks begon, ontving Gerbert van Aurillac (de latere paus Sylvester II) een kort geschrift van de Brabantse edelman Adelbold. Die vertelde dat volgens hem het volume van een bol altijd verachtvoudigde als men de straal verdubbelde. Brugklasstof tegenwoordig, maar let wel: Adelbold was een geleerd man – hij noemt zichzelf scholasticus – en zou het mede daardoor nog brengen tot bisschop van Utrecht. Het is niet helemaal eerlijk dat de eerste bij naam bekende wiskundige uit de Lage Landen tegenwoordig wel eens wordt genoemd om te illustreren hoe laag het peil van het middeleeuws onderwijs was. Adelbold zocht tenminste naar antwoorden. Maar het is waar: de onderwijshervormingen van Karel de Grote hadden bitter weinig uitgehaald.

Autoriteitsgeloof

Ondertussen realiseerden de West-Europese politici zich, zoals we al zagen, dat het Romeinse Rijk werkelijk voorbij was. Geestelijken constateerden dat de ideeën van de kerkvaders inmiddels zo ver van hen afstonden, dat ze eigenlijk onbegrijpelijk waren. Bovendien was evident dat de mensheid er ook fysiek slechter aan toe was dan in het verleden: de Bijbel bewees zonneklaar dat mensen ooit zo oud werden als Metusalem, maar in de elfde eeuw lag de gemiddelde levensduur aanzienlijk lager. En aangezien wijsheid met de jaren pleegt te komen, vonden de elfde-eeuwers zichzelf intellectueel de minderen van de oude Joden, Grieken, Romeinen en kerkvaders.

Lees verder “Het Jaar 1000 (2): Crisis?”

Katharen

Queribus, een van de kastelen van de Katharen

Ik weet weinig van katharen, wat voor een historicus opmerkelijk is, want de pausen en de koningen van Frankrijk was veel gelegen aan de onderdrukking van deze andersgelovigen. Door de oorlog tegen de katharen konden het Franse staatsapparaat en de pauselijke claim op het oppergezag worden  uitgebouwd. Een belangrijk onderwerp dus, en ik heb veel geleerd van het boek van Michel Gybels, Ketterijen in middeleeuws Europa.

Een eerste punt is natuurlijk de vraag wat katharen zijn. Gybels maakt vanaf het begin duidelijk dat er niet één kathaarse kerk was, maar dat er verschillende vormen van andersdenkendheid waren. Hij onderscheidt bijvoorbeeld gematigde en absolute dualisten. De laatste groep meende dat het kwaad een eeuwige, universele kracht was, terwijl de eerste groep meende dat het tijdelijk was. (Met andere woorden: heeft God de Duivel geschapen?) Gybels behandelt ook proto-kathaarse stromingen, en zo toont hij aan dat we in feite moeten spreken van katharismes, meervoud.

Lees verder “Katharen”