Het Byzantijnse Rijk (3): Diminuendo

Alexios I Komnenos (Chora-kerk, Istanbul)

In mijn eerste blogje over het Byzantijnse Rijk gaf ik een algemene typering. In het tweede schetste ik de vroege bloeiperiode, de door de Avaren en Arabieren ingeleide crisis en het herstel onder de Macedonische dynastie. Op deze bloeiperiode volgde een periode van verval: de laatste van de drie perioden waarin historici het millennium van Byzantijnse geschiedenis onderverdelen.

Crisis

Door de val van Sirmium was de landweg tussen Constantinopel en West-Europa afgesloten en het Byzantijnse Rijk, met zijn eeuwige grensconflicten in het oosten, ontwikkelde zich anders dan de koninkrijken in het westen. Er bleven handelscontacten, veelal via Italiaanse steden als Amalfi en Venetië. Geleidelijk aan kregen die meer invloed, zodat de handel in de Byzantijnse wereld niet langer het monopolie was van de Byzantijnen zelf. De beginnende handelsconflicten werden aangewakkerd toen de paus en de patriarch van Constantinopel in 1054 elkaar verketterden over de natuur van de Heilige Geest. Een volgend probleem was de opkomst van Byzantijnse aristocratische families, die maar weinig bereid waren hun privébelangen ondergeschikt te maken aan het algemeen belang.

Lees verder “Het Byzantijnse Rijk (3): Diminuendo”

De Eerste Kruistocht

Ik heb al eens geblogd over de veldslag bij Manzikert, waar de leider van de Seljukische Turken, Alp Arslan, in 1071 de Byzantijnse keizer, Romanos IV, versloeg en zelfs gevangennam. De sultan was niet geïnteresseerd in deze oorlog – hij was in feite op weg naar Cairo, om daar af te rekenen met de zijns inzien Alp As ketterse Fatimiden – en legde de keizer een niet al te hoge schatting op. De aristocratie in Constantinopel zette Romanos echter af en weigerde zelfs de gevraagde matsprijs te betalen. Een verontwaardigde Alp Arslan liet de Fatimiden daarop wat ze waren en viel het onbewaakte Byzantijnse Rijk binnen. Binnen de kortste keren stonden zijn troepen aan de Zee van Marmara en was hij meester van het gebied dat nu Turkije heet.

In Constantinopel zocht men nu hulp in het westen, bij de half-barbaarse volken die de Byzantijnen gemakshalve allemaal aanduidden als “Franken”. Weliswaar waren het onbetrouwbare woestelingen, die ook nog een onjuist beeld hadden van de oorsprong van de Heilige Geest en derhalve dienden te worden beschouwd als vervaarlijke ketters, maar het moest gezegd: ze konden goed vechten en waren voor de duvel niet bang, dus laat staan voor Seljukische Turken.

Lees verder “De Eerste Kruistocht”