Het Jaar 1000 (1): Politiek

Otto III, keizer in het jaar 1000; links van hem Gerbert van Aurillac

De grenzen van de Oudheid zijn niet arbitrair en liggen bij pakweg 3000 v.Chr. en 650 na Chr. Tussen die twee data bestonden ruwweg vergelijkbare economische en sociaal-culturele structuren. Daarvóór beschikken we over alleen archeologische data, in de Oudheid hebben we daarnaast ook geschreven informatie maar nog altijd te weinig, en na 650 na Chr. krijgen we eindelijk redelijk wat geschreven informatie. In West-Europa bereiken we dat punt van voldoende geschreven informatie pas later, ergens rond het jaar 1000. Op de ene plek in Europa wat vroeger, op de andere wat later, maar de Oudheid was definitief voorbij.

Alle reden om nog eens naar dat roemruchte an mil te kijken, zeker nu het Rijksmuseum van Oudheden over dat onderwerp een expositie organiseert die op vrijdag 13 oktober begint. Die gaat vooral over Nederland. Ik wilde nog eens kijken naar West-Europa in zijn geheel. Hoe zat het ook alweer met de Volle Middeleeuwen? Waarom is het culturele leven van de Late Middeleeuwen zo anders dan in de Vroege Middeleeuwen / Late Oudheid? De transitie is interessant, maar ik heb er al jaren niet meer naar omgezien. Kortom, tijd voor een aantal blogjes. Bloggen is immers heerlijk om je geheugen op te frissen.

De keizertitel

Vandaag eerst wat politieke geschiedenis en dan beginnen we bij Karel de Grote. Sinds 800 keizer over grote delen van westelijk Europa. Zijn titel was bedoeld geweest als persoonlijk eerbewijs en niemand had – voor zover bekend althans – plannen gemaakt voor een keizerlijke dynastie. Dat veranderde echter in Karels laatste jaren, toen hij zijn zoon Lodewijk tot keizer kroonde.

Lodewijk de Vrome

Tijdens diens regering, die duurde van 814 tot 840, brokkelde het aan de titel verbonden prestige echter af. Dat kwam niet in de laatste plaats doordat hij zijn kroning nog eens liet overdoen door de paus en zich dus presenteerde als diens mindere. Na Lodewijks dood viel het rijk uiteen in drie delen, delen die na enig geschuif, gedeel en gereorganiseer rond 870 de grenzen hadden van pakweg Frankrijk, Duitsland en Italië. In elk deelrijk regeerden Karolingische vorsten. De keizertitel die Lodewijks oudste zoon, kleinzonen en achterkleinzoon voerden, was weinig meer dan de aanduiding voor degene die regeerde in noordelijk Italië.

Desintegratie

Het Karolingische Rijk was uiteengevallen, en daarbij bleef het niet. De rijksgroten begonnen zich onafhankelijker te gedragen. De koningen van het westelijke deel konden daardoor moeilijk legers rekruteren om te beletten dat Deense Vikingen zich vestigden in Normandië. Daarna was het gedaan met het koninklijk gezag in het westelijke rijk. Aan het einde van de tiende eeuw trad een nieuwe dynastie aan, die nog zo’n negen eeuwen zou regeren. Gedurende de eerste twee daarvan betoonden de koningen zich echter nog zwakker dan hun voorgangers. Dat ze in het zadel bleven, kwam vooral doordat ze te onbeduidend waren om nog weerstand op te roepen.

De desintegratie van wat nu Duitsland heet verliep langzamer, maar op den duur ging ook daar de macht van de Karolingen teloor. Alle grenzen werden bedreigd en de koningen konden niet tegelijk de Noormannen, de Slaven en de Magyaren bestrijden. Aan het begin van de tiende eeuw werd de laatste afstammeling van Karel de Grote afgezet door Otto I, die de rust aan de grenzen herstelde, de keizerstitel bemachtigde en vervolgens ontdekte dat het voor een Duitse heerser onmogelijk was én ten noorden van de Alpen gezag uit te oefenen én Italië voldoende te controleren om zich door de paus te kunnen laten kronen.

Elke latere keizerkroning werd gekocht door politieke rechten te verlenen aan noodzakelijke bondgenoten, zodat de keizerlijke macht langzaam verminderde. Het Heilige Roomse Rijk, zoals Duitsland ook heette, is een schoolvoorbeeld van imperial overstretch. Latere dynastieën leerden dezelfde les en geen enkel heersershuis zou het veel langer uithouden dan een eeuw.

De Ottonen

Wellicht waren de Ottonen nog de sterksten. Ze weerden aanvallen van de Magyaren en Slaven af en consolideerden de binnenlandse rust door bisschoppen in het rijksbestuur op te nemen. Dat had een dubbel voordeel: enerzijds waren de geestelijken geschoold en anderzijds leefden ze celibatair, zodat ze hun bisdommen niet konden nalaten aan een zoon. Dit betekende dat ze zich minder onafhankelijk gedroegen dan de gemiddelde graaf en dat vormde weer een garantie voor een zekere stabiliteit.

Net als Karel de Grote, die veel had gedaan voor onderwijs en wetenschappen (ofwel de bestudering van antieke teksten), ijverden de Ottoonse heersers voor onderwijs en wetenschappen (ofwel de bestudering van antieke teksten), Maar anders dan hun illustere voorganger konden zij samenwerken met het Byzantijnse Rijk, en nu de twee erfgenamen van het oude Romeinse Rijk eensgezind waren, moest de antieke glorie wel herleven.

De alliantie werd bezegeld met het huwelijk van Otto II met Theophanu, de zuster van de Byzantijnse keizer. Samen regeerden ze tot Otto in 983 overleed, waarna de Byzantijnse keizerin optrad als regentes van de minderjarige kroonprins. Ze wees de opleiding van Otto III toe aan Gerbert van Aurillac, een geleerde van wie werd gefluisterd dat hij zijn ziel had verkocht aan de duivel. Theophanu wist beter: Gerbert had Spanje bezocht en zijn kennis opgedaan in Arabische boeken. Hij is de eerste West-Europeaan van wie bekend is dat hij de Arabische cijfers gebruikte.

Het graf van Theophanu in Keulen.

Eenmaal meerderjarig stelde Otto III zich het herstel van het Romeinse Rijk ten doel zoals dat ten tijde van Constantijn de Grote had bestaan (renovatio imperii Romanorum). Dit zou de verwezenlijking moeten zijn van de civitas Dei, “de staat Gods”, waarover de christelijke denker Augustinus had geschreven. Dat betekende dat ook de paus een belangrijke rol moest spelen. In 999 wees Otto daarom Gerbert aan als paus en deze nam de troonnaam Sylvester aan, naar de paus door wie Constantijn ooit was gedoopt. De idealen van de vernieuwingsbeweging waren dus eerder religieus dan politiek: net als Karel de Grote wilden de hervormers de bevolking leiden op het pad der deugd.

Anticlimax

De voortekenen waren gunstig: stamde de keizer niet uit twee verzwagerde keizerlijke dynastieën? Had Gerbert de jonge heerser niet terdege voorbereid op zijn wereldhistorische missie? Sprak Otto niet vloeiend Latijn en Grieks? Hij was inderdaad vervuld van het idee een Rijk te stichten waarin hij en de paus samen zouden heersen. Maar het mocht niet zo zijn: Otto vervreemdde van zijn omgeving, al was het maar doordat hij het Italiaans en Duits van zijn hovelingen onvoldoende beheerste. In 1002 overleed hij, tweeëntwintig jaar oud. Gerbert overleefde zijn leerling slechts enkele maanden.

Graf van Sylvester II (Sint-Jan van Lateranen, Rome)

Deze poging het Romeinse Rijk te doen herleven wordt wel aangeduid met de trotse naam “Ottoonse Renaissance”, ook al was het in feite een anticlimax. Het belang ervan is echter dat voor het eerst expliciet sprake was van herstel van het Romeinse Rijk. Karel had zich beschouwd als Imperator imperium Romanum gubernans, als een keizer heersend in het Romeinse Rijk. Het besef dat er helemaal geen Romeins Rijk meer was, had in Karels tijd nog ontbroken. Men had niet het idee gehad te leven in een fundamenteel nieuw tijdperk, want men kon zich niet voorstellen dat een complexe, stedelijke en gemonetariseerde samenleving was verdwenen. Het optreden van Otto III, die dat rijk wilde herstellen, is daarmee eigenlijk een uiting van een doorbrekend besef dat de glorie van Rome behoorde tot een voorbije tijd.

[Wordt vervolgd]

Deel dit:

30 gedachtes over “Het Jaar 1000 (1): Politiek

  1. Ik heb heel veel opgestoken van dit stukje. Voor de vuist weg en zonder spieken: dat we de oudheid afsluiten waar voldoende bronnen beschikbaar worden. Dat het HRR een moeilijk geval was van bij het begin, maar toch het gunstig gesternte had van een alliantie tussen beide erfgenamen van Rome. En dat de reden voor de naamgeving en morele erfenis van dat HRR, lag in de erfenis van Italië.

    Eén vraag: er lijkt een contradictie tussen de idee in de laatste paragraaf, nl dat men tijdens Karels heerschappij zich nog in een Romeins rijk waande, met weliswaar een nieuwe heerschappij/dynastie maar dezelfde politiek-economische complexiteit, en anderzijds de eerder geponeerde stelling dat Karels keizerstitel louter versiering was en niet dynastiek. Men moet toch, zeker in het feodaler gerichte Frankendom, al bij voorbaat gedacht hebben over de keizerlijke opvolging, als men zich in een Romeinse traditie waande? En als men daarentegen de Salische erfdeling van kracht wist, moet men toch beseft hebben dat het keizerrijk voorbijwas?

    1. FrankB

      “dat we de oudheid afsluiten waar voldoende bronnen beschikbaar worden”
      Dat is maar één criterium. Een andere kan zijn het einde van de volksverhuizingen – waarbij we kunnen twisten of de Mongolen van de 13e eeuw meetellen. Nog een andere is het einde van de Romeinse senaat. Of, eentje waar ik aan hecht, het punt waar “wetenschap” synoniem wordt met de bestudering van antieke teksten.

      1. Ik denk niet dat de Grote Volksverhuizingen een bruikbaar criterium zijn, omdat steeds duidelijker wordt dat het een luchtspiegeling is geweest. De afbakening Oudheid/Middeleeuwen is vooral een traditionele grens, ooit ontstaan en nooit verlaten, maar ook onbediscussieerd en dus onwetenschappelijk.

        Vergelijk het met de even traditionele en even onwetenschappelijke grens tussen de archeologie en de geschiedschrijving.

        Het is volgens mij het verstandigst een epistemologische basis te zoeken voor dit soort grenzen. Een fase van alleen archeologische informatie (Prehistorie), een fase met archeologische informatie en geschreven bronnen (de geschiedenis vanaf 650 of 1000) en een fase met archeologische informatie en te weinig geschreven bronnen (de Oudheid).

        Dat denk ik dus.

    2. A. den Teuling

      In de paltskapel van Aken heeft Karel aantoonbaar bij het Romeinse rijk willen aansluiten door de toepassing van bouwmaterialen afkomstig uit Rome, o.a. van het forum Romanum.

      1. Ik weet niet of dit is bedoeld als kritiek, maar in elk geval is de vraag niet of Karel de Grote aansluiting zocht. Dat deed elke keizer. Constantijn en Hadrianus modelleerden zich op Augustus, om eens iets te noemen. De eigenlijke kwestie is of men zich realiseerde dat een feodaal rijk wezenlijk iets anders is dan het Romeinse Rijk. Karel beschouwde zich als een gewone keizer; de Ottonen wisten dat er iets diepgravend was veranderd.

        1. Frans Buijs

          Dan is het misschien vergelijkbaar met de Romeinen die ten tijde van Augustus heel graag wilden geloven dat ze nog steeds een republiek waren. Een vorm van wensdenken.

  2. “Men had niet het idee gehad te leven in een fundamenteel nieuw tijdperk, want men kon zich niet voorstellen dat een complexe, stedelijke en gemonetariseerde samenleving was verdwenen”
    Dat roept bij mij twee vragen op:
    wie is die “men”? De geestelijkheid? de adel? de boeren? De steden niet, want die waren er nauwelijks.
    En: in wat voor samenleving dacht “men” dan wel dat men leefde?

    1. FrankB

      Er waren in West-Europa tussen 500 en 1000 CE meer steden dan ervoor, wat met name te danken is aan Duitsland. Ze waren wel veel kleiner.

  3. Roger Van Bever

    Klopt! Voor het bouwplan en de decoratie heeft heeft KdG zich gebaseerd op de 6de eeuwsw Basiliek San Vitale van Ravenna. Hij zou drie keer Ravenna bezocht hebben , voor het eerst in 787. Al bij de eerste keer vroeg hij aan Paus Hadrianus om hem mozaïeken, marmer en ander materiaal uit de muren en de vloeren te sturen uit Rome en Ravenna te bezorgen voor zijn Pfalzkapelle in Aken. Dit is het bekende fenomeen van ‘spoliatie’ . Ergens duidt het ook op de invloed die KdG al had over de paus!

    1. Karel van Nimwegen

      In Nijmegen, om precies te zijn. De kapel staat er nog altijd. Nijmegenaren dromen graag van een landelijke aankomst over de Waal.

  4. A. den Teuling

    Ik denk dat Karel met zijn bouwactie wel degelijk een vorm van continuïteit of renaissance van het (West)Romeinse keizerrijk wilde uitstralen.

      1. Klopt. Er zijn diverse renaissances aan te wijzen. De eerste is al in de Oudheid, in de late vierde eeuw. En er zijn ook Karolingische, Ottoonse, Paleologische Renaissances, en een Renaissance van de Twaalfde Eeuw. Etc.

  5. Ben Spaans

    Theophano was een (aangetrouwde) nicht van de Oostomeinse keizer, staat ook in het Wikipedia-artikel.

    Constantijn is natuurlijk niet echt gedoopt door een paus Sylvester, dat komt uit de Vervalste Schenkingsakte van Constantijn.
    Constantijn is pas op zijn feitelijke sterfbed gedoopt in 337 in Constantinopel, door een Ariaanse bisschop, ook nog.

    Negenhonderd jaar (ruim genomen) dezelfde dynastie in Frankrijk – ja en nee. De dynastie van de Capetingen werd begin veertiende eeuw (1328? even uit het hoofd) bekend als het huis Valois, in 1589 werd deze het huis Bourbon.
    Na zijn afzetting in 1792 werd Lodewijk XVI denigrerend aangeduid als ‘Burger Lodewijk Capet’, dat wel.

    1. Frans Buijs

      Ik heb even wat boeken opengeslagen en kan zeggen dat je een goed geheugen hebt. Edward III van Engeland trouwens ook, want die gebruikte dit negen jaar later als smoesje om een oorlog te beginnen die honderd jaar zou duren.

      1. Roger Van Bever

        De Honderdjarige Oorlog is in feite een voor het gemak gekozen verkeerde benaming. In feite heeft hij 116 jaar geduurd. Er waren perioden van vrede die het oorlogvoeren afwisselden.

    2. Roger Van Bever

      Jouw uit het hoofd geciteerde datum klopt, Ben. Het was tevens de aanzet van de Honderdjarige oorlog die zoals bekend begon (1337) n.a.v het feit dat de laatste koning van de Directe Capétiens geen mannelijke opvolger had en aangezien ze de Salische wet van opvolging volgden het eerst in aanmerking komende Huis van Valois was. De Plantagenêts (Lancasters) van Engeland claimden van hun kant de troon van Frankrijk, waar ze overigens al veel bezittingen hadden.

      Nog een kleine aanvulling: Tussen de Valois en de Bourbons hebben nog twee dynastieën op de Franse troon gezetten.
      Het Huis van Valois-Orléans (van 1498-1515) met één koning (Louis XII) die de bijnaam kreeg van ‘Vader van het volk’
      Het Huis van Valois-Angoulême (1515–1589), met als koningen:
      François I (1515 – 1547), Henri II (1547-1559), François II (1559-1560), Charles IX (1560 – 1574), Henry III (1574-1589).
      Toen kwamen de Bourbons .

      Voor degenen die geïnteresseerd zijn in de geschiedenis van Frankrijk vind ik nog steeds een van de beste boeken: ‘Rois et Reines de France’ par le duc de Castries (de l’Académie française). Tallandier 1979.

  6. Robbert

    Een blogger schrijft:
    Bloggen is immers heerlijk om je geheugen op te frissen.
    Een lezer schrijft:
    Deze blogs lezen is heerlijk om je geheugen op te frissen.
    En aan te vullen.

    1. Frans Buijs

      Ja, ik ken dat kanaal en je moet je even door de saaie stem van de verteller heen worstelen, maar dit is zeker interessant. En het laat maar weer eens zien dat er geen duidelijk punt was waarop het Romeinse Rijk ophield te bestaan en de middeleeuwen begonnen.

        1. Roger Van Bever

          Jona, je raakt bij mij een gevoelige en nostalgische snaar. Stiekem een beetje verliefd geweest op dit leuk meisje! Sacré Charlemagne heeft ook nog een educatief vleugje. Geloof het of niet, vorige week zong ik het nog in de auto voor mijn vrouw die het niet kende. Als je de opname van ‘Poupée de cire, poupée de son’, waarmee in 1965 het Eurovisie Songfestival voor Luxemburg won, en dat vergelijkt met het lasercircus van tegenwoordig, dan weet ik wel wat mijn keuze is.

  7. Pingback: Two links – Benjamin Suchard

Reacties zijn gesloten.