1948 (3)

[Dit is het derde van drie stukjes over Benny Morris’ 1948; het eerste is hier.]

Wat waren de Arabische oorlogsdoelen? De simpele waarheid is dat men niet streed voor een Palestijnse staat. Die zou namelijk hebben moeten staan onder leiding van grootmoefti van Jeruzalem, Muhammad Haj Amin al-Husseini. Dit was een felle nationalist, die tijdens de Tweede Wereldoorlog in nationaalsocialistisch vaarwater was gekomen. Koning Farouk van Egypte, koning Abdallah van Jordanië en de leiders van Syrië, Libanon en Irak wisten dat ze nooit zouden kunnen rekenen op steun van bijvoorbeeld Amerika, de Sovjet-Unie of Groot-Brittannië als ze zouden strijden voor een door de grootmoefti geleide Palestijnse staat.

In plaats daarvan annexeerden Jordanië en Egypte wat ze konden annexeren. Dat was de inspanning eigenlijk niet waard, en de Arabische leiders moeten dat hebben geweten. Ze konden echter niet anders dan zich in een heilloze oorlog storten. Toen het VN-delingsplan was aangekondigd, hadden ze opgeroepen tot geweld; na het bloedbad in Deir Yassin en nu Palestijnse vluchtelingen voor iedereen zichtbaar waren in de straten van Damascus, Amman en Cairo, was het uitgesloten dat men de daad niet bij het woord voegde. In feite waren de Arabische leiders verstrikt in hun eigen retoriek.

Lees verder “1948 (3)”

1948 (2)

[Dit is het tweede van drie stukjes over Benny Morris 1948. A History of the First Arab-Israeli War; het eerste is hier.]

De oorlog van 1948 had een lange voorgeschiedenis. Het geweld tussen de Joodse en Arabische bevolking van Palestina was al in 1913 – dit jaar een eeuw geleden – voldoende ernstig om de wederzijdse leiders te laten onderhandelen over manieren om het te bedwingen. Het leverde weinig op en in 1937 concludeerden de Britten dat het mandaatgebied Palestina onbeheersbaar was. Het beste kon het worden verdeeld, waarbij alleen de corridor van de kust naar Jeruzalem in Britse handen zou blijven.

Na de Tweede Wereldoorlog werd dit plan in aangepaste vorm overgenomen door de Verenigde Naties. Het Britse mandaat zou aflopen in mei 1948. De zionisten accepteerden het delingsverdrag onmiddellijk, terwijl de Arabische leiders het afwezen en ertoe opriepen de Joden met geweld de zee in te drijven.

In de winter van 1947/1948, toen de Britten bezig waren zich terug te trekken, laaide het geweld tussen de bevolkingsgroepen op. Je moet hierbij niet alleen denken aan vetes tussen Arabische en Joodse dorpen, maar ook aan aanvallen op de Britten, over wie Morris met merkbare bewondering schrijft. Ze konden het bij geen van de strijdende partijen nog goed doen, maar bleven het desondanks proberen.

Lees verder “1948 (2)”

1948 (1)

Mijn vader komt uit Arnhem. Hij heeft de veldslag in die stad meegemaakt en ook het vervolg: de evacuatie. In de verwoeste stad dreigden besmettelijke ziektes, de Geallieerden schoten nog vanaf de andere kant van de Rijn en de nog steeds intacte brug was een voorspelbaar doelwit voor bommenwerpers: drie goede redenen om de burgers weg te halen uit het frontgebied.

Misschien zeg ik iets controversieels, maar volgens mij deden de Duitsers daarmee niets dan hun humanitaire plicht, ook toen ze dwang gebruikten om mensen te laten vertrekken. Leuk was het zeker niet, maar ik denk dat niemand van ons de evacuatie zou typeren als oorlogsmisdrijf en ik denk dat dit ook heeft gegolden in de jaren veertig.

Lees verder “1948 (1)”