
In het eerste en tweede deel van dit artikel beschreef ik de neo-achaimenidische kunst van Iran, die is ontstaan in de jaren waarin Reza Sjah probeerde het land te moderniseren. Het had kunnen worden uitgelegd als een breuk met de islam, maar de voor-islamitische wereld, waarin de zoroastrische godsdienst was ontstaan, werd niet ervaren als tegengesteld aan de islam, maar als een voorstadium daarvan. Daarom accepteerden de geestelijken de neo-achaimenidische kunst.
Toch is er kritiek geweest. Jalal Al-e Ahmad (1923-1969), een beroemde Iraanse intellectueel die sji’itische ideeën combineerde met het existentialisme, protesteerde tegen wat hij correct uitlegde als het scheppen van kunstmatig historisch erfgoed. Het was simpelweg onauthentiek, en voor een volgeling van Sartre en Camus was dat niet aanvaardbaar.
Je moet ingelogd zijn om een reactie te plaatsen.