Venus van Milo

Venus van Milo (Louvre, Parijs)
Venus van Milo (Louvre, Parijs)

Het beeld hierboven – het derde in mijn eindejaarsreeks over museumstukken die niet waren wat ze leken – is wereldberoemd: de Venus van Milo. U mag ook “Afrodite van Melos” zeggen, wat wellicht passender is. Het is immers een Grieks beeld, gevonden op een Grieks eiland (Melos dus) en vooral: het speelt een rol in een discussie over welke Griekse kunst het waardevolst was. Om de inzet daarvan te begrijpen, moeten we even terug naar de achttiende eeuw, naar iemand over wie ik al vaker heb geblogd: Winckelmann, de man die de Griekse kunst in het middelpunt van de artistieke belangstelling plaatste. Omdat het kerstmis is en ik het mezelf niet moeilijk wil maken, citeer ik eerst mezelf.

Waarom was de absolute schoonheid ontstaan in Griekenland? Wat maakte dat land anders dan Egypte, Fenicië, Perzië en Etrurië? Winckelmann zocht het in het gematigde klimaat, waardoor de bewoners naakt konden sporten. Aangezien in gezonde lichamen gezonde geesten gedijen, ontwikkelden de Griekse kunstenaars een ongebruikelijk groot vakmanschap. Bovendien konden ze natuurlijk niet anders dan geïnspireerd raken door de aanblik van al die naakte atleten. Dezelfde gezonde geest bevrijdde zich bovendien, anders dan in de oosterse despotieën, van allerlei beperkende politieke tradities. Artistieke innovatie en vrijheid waren dus twee kanten van dezelfde medaille.

Uit Winckelmanns filosofie volgde dat eigentijdse kunstenaars het beste de Griekse kunst konden navolgen. Meer in het bijzonder: de klassieke Griekse kunst. Niet de archaïsche, toen de perfectie nog gevonden moest worden, maar de kunst van na pakweg 490. En ook niet de kunst van na Alexander de Grote (die wij “hellenistisch” noemen), want die was weliswaar perfect maar ook wat karakterloos. Hellenistische kunst ontbeerde de vitaliteit waardoor de Griekse kunst naar de perfectie was gegroeid. Deze theorie maakt Winckelmann niet alleen tot de ideoloog van het classicisme, maar ook tot een van de inspiratoren van een vorm van Verlichtingsdenken die ernaar streefde de mens via kunst te bevrijden.

Dat idee werd in heel Europa opgepikt. In de negentiende eeuw probeerde elk land een zo groot mogelijk museum te hebben, waar kunstenaars het vak leerden, op ideeën werden gebracht en konden uitgroeien tot de gidsen die het volk zouden verheffen. Hét voorbeeld was het Louvre, dat tot stand was gekomen doordat Napoleon uit Italië alles had meegenomen wat er mee te nemen was. Er bestaan afbeeldingen waarop is te zien hoe de Laokoöngroep op transport werd gezet.

Toen de oorlogsbuit na Waterloo terug moest naar de rechtmatige eigenaars, werd dat in Frankrijk beschouwd als niets minder dan een nationale ramp. Als om zout in de wonde te strooien, stelden de Britten juist in deze tijd de Elgin Marbles op in het British Museum. Munchen kreeg zijn Glyptotek, Berlijn had al plannen voor wat nu het Altes Museum heet, Petersburg breidde gestaag de Hermitage uit en Leiden had een Rijksmuseum van Oudheden – een van de meest geavanceerde musea ter wereld, met bijvoorbeeld een auditorium. Er was in het Louvre dus grote behoefte aan een eigen Grieks, klassiek kunstwerk, en liefst meer dan één, om het cultureel en intellectueel niet te hoeven afleggen tegen de rest van Europa.

En toen – we hebben het over februari 1820 – hoorde een jonge Franse officier, Olivier Voutier, dat op het Griekse eilandje Melos een prachtig beeld van Afrodite was gevonden. Hij begreep hoe hij het landsbelang het beste diende en het beeld belandde in het Louvre. Eindelijk had Frankrijk weer een klassiek standbeeld.

Behalve dan dat er kunstkenners waren die meenden dat de Venus van Milo in feite dateerde uit de hellenistische tijd en dus behoorde tot dat gedegenereerde herfsttij der Griekse cultuur. Wat volgde was een prachtige discussie, waarin kunsthistorici werden gedwongen onder woorden te brengen wat een beeld nou eigenlijk klassiek of hellenistisch maakte. Zoiets is vaak een beetje intuïtief (zoals u meteen “aanvoelt” dat een schilderij uit de zestiende eeuw komt of uit de zeventiende eeuw) en het was dus een kwalitatieve verbetering van onze kennis toen geleerden hun criteria expliciet maakten en bediscussieerden. Als het standbeeld de kunstenaars niet tot verheven gedachten bracht, dan inspireerde het in elk geval de wetenschap.

Ik zal de uitkomst verklappen. Het beeld is hellenistisch en men heeft dat altijd kunnen weten, want op een van de oudste tekeningen van het beeld, in 1821 gemaakt door de beeldhouwer Jean-Baptiste-Joseph Debay, staan twee delen die er nu niet meer zijn. Om te beginnen een halve arm.

Venus van Milo (Louvre, Parijs)
Debays tekening van de Venus van Milo

Het andere ontbrekende deel is de hoek rechtsonder, met de handtekening van de Griekse beeldhouwer:

…andros, de zoon van Menides, uit
…iochië aan de Meander,
maakte dit.

We weten niet of de naam moet worden aangevuld tot “Alexandros” of “Agesandros”, maar er is slechts één manier om de stadsnaam aan te vullen: Antiochië. Dat was een gangbare stadsnaam – mijn encyclopedie noemt er zes maar er waren er meer – en al die steden zijn vernoemd naar vorsten met de naam Antiochos. Het eerste en beroemdste Antiochië is gesticht in 307 v.Chr., de stad aan de Meander is minstens dertig jaar jonger, en daarmee zitten we dus echt in die vermaledijde hellenistische tijd.

Kortom, de Venus van Milo was niet het klassieke beeld dat de Fransen zo graag wilden hebben. Men heeft zich daar natuurlijk allang bij neer gelegd, wat des te makkelijke ging omdat de navolging van de klassieke vormen in de negentiende eeuw uit de mode raakte. Geen imitatie maar creatie, was het motto, en dus was het niet zo erg meer dat de Melische Afrodite hellenistisch was. Het blijft immers een mooi standbeeld en nu ik dit schrijf realiseer ik me ineens hoe graag ik eigenlijk weer eens een weekendje naar het Louvre wil.

[Dit was de 132e aflevering in mijn reeks museumstukken; een overzicht is hier.]

Deel dit:

9 gedachtes over “Venus van Milo

  1. Ton Spamer

    Weer een interessant verhaal. Ik wens je een goed en gezond 2016 toe, Jona, ook al omdat ik je blogs niet wil missen.!

  2. Fijn stuk! Een van mijn favoriete boeken over dit beeld is van Gergory Curtis “Disarmed. The story of the Venus de Milo”. Waarschijnlijk kende je het reeds, maar toch.

  3. Maurits de Groot

    Dit is echt smullen. Altijd gedacht dat het om een Italiaans mokkeltje ging. Blijft evengoed een lekker ding. Wel Parijs geproefd, nooit in het Louvre geweest. Komt op de bucketlijst. Gaan we het jaar uit met nog een paar deeltjes of eindigt de serie hier?

  4. In dat leuke boek Taste & the Antique lees ik dat in de latere 19e eeuw Duitse archeologen de Fransen ervan beschuldigden dat ze het brokstuk met de inscriptie opzettelijk hadden vernietigd, om elk bewijs dat het niet klassiek was te doen verdwijnen.

    Nu dit een serie wordt, sta je ook open voor verzoeknummers? De ‘zelfmoordende Seneca’ in bad dan, ook in het Louvre. S’il vous plaît?

    1. Ik heb die beschuldiging van “met opzet verduisterd” met opzet niet genoemd. Dit soort geruchten gaan altijd en soms gaan dingen verkeerd door botte pech. Genade voor recht.

      Althans in dit geval.

Reacties zijn gesloten.