Historia Augusta (5): maskerade

Gordianus III (Rheinisches Landesmuseum, Bonn)

[Eind deze maand verschijnt bij Athenaeum – Polak & Van Gennep de eerste Nederlandstalige uitgave van de Historia Augusta. De vertaling van deze curieuze reeks biografieën van Romeinse keizers is van John Nagelkerken. Dit is de vijfde van een reeks van negen blogposts; de eerste is hier.]

In 1889 publiceerde de Duitse oudheidkundige Hermann Dessau een beroemd geworden artikel, waarin hij als eerste het vermoeden uitsprak dat de auteurs van de Historia Augusta later schreven dan ze aangaven. Omdat de biografieëncollectie voor het eerst wordt geciteerd in een tekst uit 485, is het denkbaar dat ze pas zeer veel later is ontstaan. Daarnaast opperde Dessau dat het wel eens zou kunnen gaan om slechts één auteur, die zich dus bediende van zes pseudoniemen. Niet elke oudheidkundige wilde dit onmiddellijk aanvaarden. Dessaus beroemde collega Theodor Mommsen, die in 1902 de Nobelprijs voor de Letteren zou krijgen, meende dat de Historia Augusta wel degelijk aan het begin van de vierde eeuw was geschreven maar veel later was bewerkt. Ook in deze theorie werd het aantal auteurs echter drastisch teruggebracht.

Voor de stelling van Dessau zijn verschillende argumenten te noemen. Eén daarvan is dat de zes auteurs ruwweg dezelfde belangstelling hebben. Het zijn geen intellectuele hoogvliegers, ze delen een fascinatie voor het wonderbaarlijke en ze blijken (waar we dat kunnen controleren) hun bronnen op dezelfde slordige manier samen te vatten. Ook berijden ze dezelfde stokpaardjes. Zo zal de lezer merken dat er in de primaire, secundaire en vroege overgangsbiografieën veel aandacht is voor de naam “Antoninus”, een wat wonderlijke interesse die wordt gedeeld door drie van de vier auteurs die over deze periode schrijven. Er is ook verdacht veel telepathie tussen de biografen, bijvoorbeeld als het gaat om de wijze waarop de stof in de verschillende levens op elkaar moet worden afgestemd. De schrijver van de biografie van Diadumenianus overweegt ergens dit leven samen te voegen met dat van Macrinus. Hij doet dat niet, maar een van zijn coauteurs voert het plan wel uit in de dubbelbiografie van de Maximini. Daar voegt hij meteen een driedubbelbiografie aan toe over de Gordiani, waarna een derde en een vierde auteur de lengte van zulke meervoudige biografieën bekorten. We hebben hier te maken met een duidelijke ontwikkeling, die goed valt te verklaren vanuit het toenemende inzicht van één schrijver die zich steeds meer beperkt voelde door de biografische sjabloon.

In de jaren zeventig, toen het mogelijk werd het taalgebruik van de Historia Augusta te analyseren met computers, werd bevestigd dat het aantal auteurs beperkt is. De eerste onderzoeker die zich hiermee bezighield, Ian Marriott, concludeerde dat er inderdaad één schrijver was geweest. Marriott verrichte echter pionierswerk, en men ontdekte later – toen men dankzij dit pionierswerk de valkuilen van de nieuwe methode had leren kennen – dat hij toch wat vergissingen had gemaakt. Recenter onderzoek heeft echter uitgewezen dat in elk geval de late biografieën door één auteur zijn geschreven, en dat het taalgebruik in de primaire, secundaire en overgangsbiografieën daarvan iets afwijkt. Deze conclusie komt overeen met een recente studie naar de stijl van de Historia Augusta, waarin wordt geprobeerd intuïtieve typeringen van de vier groepen te onderbouwen. Het blijkt dat de overgangs- en late biografieën onderling overeenkomsten vertonen maar verschillen van de primaire en secundaire biografieën. Dat kan betekenen dat toch twee auteurs aan het woord zijn, maar ook dat in de tekst doorschemert dat de samensteller verschillende bronnen benutte, die hun sporen hebben nagelaten in het eindresultaat.

Hoe dit ook zij, het staat vast dat de Historia Augusta in haar huidige vorm niet aan het begin van de vierde eeuw is geschreven door zes auteurs. Ze is zeker jonger en is het werk van misschien twee auteurs en zeer waarschijnlijk slechts één. Vanwaar die maskerade?

Naschrift 25 september 2012

In deze iets bekorte versie van mijn inleiding tot de vertaling van John Nagelkerken heb ik de annotatie achterwege gelaten. Wie die wil kennen, moet het boek zelf maar kopen. Zo is echter wel de vermelding weggevallen naar het proefschrift van Diederik Burgersdijk, Style and Structure of the Historia Augusta (2009), een omissie die ik op diens verzoek corrigeer.

[wordt vervolgd]

Deel dit:

3 gedachtes over “Historia Augusta (5): maskerade

  1. Paul

    Leuk, alvast zo’n voorproefje! Blij dat er nu een Nederlandse vertaling komt, want ik ben in veel boeken verwijzingen naar de historia augusta tegengekomen. Een aantal scans staan al op bol.com met oa de inhoudsopgave 🙂

Reacties zijn gesloten.