
Lang geleden, in 1931, streek een team Amerikaanse archeologen neer in Persepolis. Het is een van de mooiste vindplaatsen ter wereld en als u nog nooit in Iran bent geweest, is Persepolis beslist een reden om die kant op te gaan. De archeologen konden hun geluk dus niet op en deden wat alle archeologen doen: zoveel mogelijk opgraven. U moet hier maar eens kijken naar de foto’s uit de jaren dertig. Het accent op de opgraving betekende echter onvermijdelijk dat een deel van de vondsten nooit is gepubliceerd, domweg omdat de middelen, na zo uitgebreide opgravingen, ontbraken.
De Persepolis Fortification Tablets kwamen zo in het gedrang. Het gaat om een collectie van een kleine 25.000 fragmenten, die lijken te hebben behoord tot zo’n 18.000 teksten. Daarvan werd maar een deel uitgegeven: meest administratieve documenten, die helpen het economische leven van het antieke Perzië te begrijpen. Ook voor politieke geschiedenis zijn ze belangrijk: zo is er ergens een voucher dat een zekere Datiya gebruik kan maken van de Koninklijke Weg naar het westen, en dit bevestigt dat de commandant van de Perzische troepen in de slag bij Marathon inderdaad Datis heette, zoals Herodotos schrijft. Sprekend over Herodotos, de Persepolis Fortification Tablets bewijzen dat de Perzische namen die de Griekse auteur noemt, kloppen.
Maar lang niet alles werd gepubliceerd, wat overigens niet ongebruikelijk is. Onze musea en de archeologische depots liggen vol met nog te verwerken vondsten. Maar zo komt het dus dat er allerlei Iraanse voorwerpen in Amerikaanse universiteitsmusea liggen: in Chicago bijvoorbeeld, maar een soortgelijke collectie ligt in Harvard.
Ze zouden daar nog liggen verstoffen als ze een paar jaar geleden niet de inzet waren geworden van een juridische controverse, waarvan de wortels liggen in de jaren tachtig. Op 23 oktober 1983 blies een zelfmoordterrorist zichzelf op in de Amerikaanse marinierskazerne te Beiroet (meer). Daarbij kwamen 241 mensen om het leven, en er vielen nog meer gewonden. En de Amerikaanse sociale zekerheid zijnde zoals ze is, was er voor de gewonden en de nabestaanden weinig geld beschikbaar. Dat werd nog erger toen de regering-Bush Afghanistan en Irak binnenviel en immense schulden begon te maken, die werden afgedekt door te korten op de sociale uitkeringen.
Een groep nabestaanden besloot daarop de terroristen aansprakelijk te stellen. Ze behoorden tot de aan de Hezbollah gelieerde maar inmiddels opgeheven Islamitische Jihad, en dus verschoof de aanklacht naar de opdrachtgever: Iran. Aangezien de Verenigde Staten daarmee geen contact hebben, was er maar één oplossing, namelijk beslag leggen op Iraanse goederen in Amerika – zoals de kleitabletten.
De rechtszaken hadden één voordeel: er werd nu tenminste werk gemaakt van de uitgave van het verstoffende materiaal. (Hierbij was bijvoorbeeld de Nederlandse onderzoeker Wouter Henkelman betrokken.) Verder hebben alleen de advocaten er voordeel van gehad en kennen de juridische procedures in feite geen winnaars. In 2011 werd voor Chicago bepaald dat de schadeclaim moest worden afgewezen en dit berichtje heeft dezelfde strekking, nu voor Harvard. Fijn voor de wetenschap, maar voor de nabestaanden is nog altijd bitter weinig geregeld.
Triest verhaal…