
Bovenstaande foto is niet de mooiste uit de Livius-collectie. Het beeld staat in het museum van Gordium, even ten westen van Ankara. We bezochten dat deel van Turkije voor het eerst in 2003, toen ik bezig was met de documentatie van mijn boek over Alexander de Grote, en destijds waren de digitale camera’s nog niet zo best. Bij een tweede bezoek stond het beeld niet in de expositie. IJs en weder dienende zal ik echter snel zorgen voor een betere foto, want op de dag dat u dit (in Nederland voorbereide) stukje leest, ben ik opnieuw in Gordium, met een gloednieuwe camera.
Nu maar hopen dat Matar thuis is. Ze is een van de vele Anatolische moedergodinnen, die in dat gebied al sinds mensenheugenis worden vereerd. Er is een beroemd beeldje uit Çatal Höyük, uit pakweg 6000 v.Chr., terwijl we weten dat later “de zonnegodin van Arinna” een zeer belangrijke rol speelde in de cultus van de Midden-Bronstijd. Haar gemaal, “de weergod van Hatti” (een soort Zeus, staand op bergtoppen), was meestal haar ondergeschikte. In de late Bronstijd zouden ze worden vereerd onder de namen Hebat en Teshub.
Moedergodinnen waren, anders dan men vaak aanneemt, in de oude wereld niet alomtegenwoordig. Dat wil zeggen, er werden wel overal godinnen vereerd en sommige daarvan waren ook moeders, maar in bijvoorbeeld Mesopotamië waren zij niet – of steeds minder vaak – de soevereine Schepper-godinnen die ze wel waren in Anatolië. Daar werden in het eerste millennium bijvoorbeeld Kybele en Leto vereerd, en de Frygische Matar, die hierboven is afgebeeld. Niet zelden waren ze voorzien van een gemaal, die dan aan haar ondergeschikt was.
Helaas is er een soort zwaan-kleef-aan geweest waarbij al deze godinnen op één hoop werden gegooid. Het is makkelijk zoiets te doen, want ze vertonen inderdaad familiegelijkenis; de Grieken beschouwden ze al als manifestaties van één en dezelfde oergodin; we weten te weinig over de eigenlijke mythologie om de nuances te zien; en dus zijn alle moedergodinnen door negentiende-eeuwse onderzoekers aan elkaar gelijkgesteld. Deze hypothetische moedergodin die alle prehistorische volkeren vereerden, werd vanzelfsprekend uitgeroepen tot het archetype van de christelijke cultus van Maria.
Dit is echter veel te kort door de bocht. We hebben in feite geen idee hoeveel de dames gemeenschappelijk hebben, afgezien dan van het feit dat de Grieken vanaf pakweg de vierde, derde eeuw v.Chr. de neiging hadden ze een zekere exclusiviteit toe te kennen: wie ze vereerde, kon de andere goden wel achterwege laten (“henotheïsme”). Het plaatselijke perspectief zou wel eens heel anders kunnen zijn geweest en ik zou zelf deze Matar nog niet meteen gelijkstellen aan pakweg Atargatis, Kybele, de Artemis van de Efesiërs, Leto, Hebat of hoe ze ook geheten mogen hebben.
[Dit was de zevende aflevering in mijn reeks museumstukken; een overzicht is hier.]
Wat een indrukwekkend beeldje uit Çatal Höyük ! Ik weet zeker dat iedereen diep onder de ndruk was toen het net uit de bakoven kwam : “levensecht”, moet iedereen gedacht hebben. Dank