
Het bovenstaande beeld stond ooit in het amfitheater van Lepcis Magna. Vóór de val van Muammar Kadhafi was het een pronkstuk van het Nationaal Museum van Libië in Tripoli. Of het daar nog is, weet ik niet. Soortgelijke beelden zijn overal in het Romeinse Rijk gevonden en nu ik dit schrijf zie ik de kopieën in de Torlonia-collectie, in de Capitolijnse Musea en in de Vaticaanse Musea voor me. Dat was dus alleen maar in Rome. Gadara en Napels schieten me ook te binnen. Er zijn honderden beelden meer geweest, want dit is een van de populairste godinnen uit de antieke wereld: de Artemis van Efese.
Tweemaal Artemis
De naam Artemis suggereert dat ze een van de verschijningsvormen is geweest van de Griekse godin met die naam. Dat was in de meeste stadstaten echter een celibatair levende jachtgodin, terwijl de Efesische Artemis vermoedelijk een vruchtbaarheidsgodin was. Die taakomschrijvingen sluiten een gemeenschappelijke oorsprong niet uit, maar de Artemis van Efese had ook Anatolische trekken en heette oorspronkelijk Artimos. Het is denkbaar dat twee godinnen met namen die op elkaar leken, zijn samengesmolten. Het heiligdom was in elk geval oud en zou later, in de hellenistische tijd, gelden als een van de Zeven Wereldwonderen.

De Efesische Artemis heeft, zoals gezegd, een Anatolische achtergrond. Men vereerde daar diverse moedergodinnen, zoals Kybele, Matar, Atargatis, Leto en Hebat.
De Efesiërs meenden dat hun godin was geboren in Efese (en niet op Delos, zoals de Griekse Artemis). De Romeinse auteur Tacitus biedt zicht op de Efesische mythologie, waarin werd verteld dat de geboorteplaats van Artemis ook de plek was waar Baki, zoals de Lydiërs Bakchos noemden, een groep Amazones had beschermd die daar asiel hadden gezocht en een houten beeld hadden opgericht. Later had een koning van Lydië – Herakles volgens de Grieken maar vermoedelijk de Anatolische Sandon – het door de Amazones gestichte heiligdom van Artemis uitgebreid.
De Lydische mythologie is op zichzelf niet belangrijk maar bewijst dat de verering van Artemis teruggaat tot de IJzertijd. De oudste resten van de tempel dateren uit de zevende eeuw v.Chr. Daarna zijn er verbouwingen geweest. Ook kwamen er nieuwe cultusbeelden, zoals dat van Endoios, die leefde in de zesde eeuw v.Chr.
Later beschermden de Perzen de cultus van de Efesische Artemis. De hogepriester heette nog eeuwenlang de “Megabyxus”, wat Perzisch is voor “degene die is vrijgesteld voor de godheid”.
Het cultusbeeld

Endoios’ cultusbeeld lijkt verloren gegaan bij de tempelbrand van 356 v.Chr., aangestoken door Herostratos. (Toen men hem vroeg naar het motief van zijn vandalisme, zei hij dat hij hoopte dat zijn naam herinnerd zou worden. De Efesiërs verboden daarop de naam uit te spreken, opdat die vergeten zou worden. Het hielp niet.)
Hoewel het standbeeld zoals wij het uit talloze kopieën kennen dus een verloren origineel vervangt, heeft het enkele archaïsche kenmerken behouden, zoals haar statische houding. Dat hebben alle kopieën met elkaar gemeen. Daarnaast zijn er ook jongere aspecten. Zoals op de bovenste foto is te zien, draagt het Artemisbeeld uit Lepcis op het bovenste deel van de borst een dierenriem, een symbool uitgevonden in het Babylonië van de vierde eeuw v.Chr. Op de munten uit Efese draagt Artemis een muurkroon, een Mesopotamisch en Syrisch motief dat in de hellenistische tijd zijn intree deed in de Griekse kunst.
Op sommige kopieën ontbreken zulke nieuwe elementen. Zo zie je ook weleens leeuwen in plaats van Nikè’s. Wellicht geven die kopieën beter weer hoe het (jongere) beeld in Efese eruit zag. Dat ook in die stad een beeld is gevonden met een dierenriem, bewijst echter dat het astrologische aspect daar werd erkend.
Halo
Een bijzonder onderdeel is de halo achter hoofd en schouders. Vaak zijn daar dieren afgebeeld. Op een reliëf in het Rijksmuseum van Oudheden is de halo echter vervangen door een maansikkel. Daar lijkt de Artemis van Efese dus een maan-functie te hebben gehad, die ze deelt met de Perzische godin Anahita. Op het reliëf in Leiden staat ze dan ook afgebeeld met de zonnegod.

Vruchtbaarheidsgodin (of niet?)
Een van de kenmerken van de Anatolische Artemis lijkt te zijn geweest dat ze de vruchtbaarheid beschermde. Dit wordt gesymboliseerd door de bolvormige objecten die het onderste deel van haar borst bedekken. Men heeft wel gedacht dat het vrouwenborsten zijn, maar de tepels ontbreken en daarom is ook wel geopperd dat het de testikels zijn van een stier. Weer een andere hypothese is dat het gaat om kalebassen, die in Anatolië eeuwenlang golden als vruchtbaarheidssymbolen. Tegelijkertijd: de Artemis van Efese was vooral de Artemis van Efese. Een stadsgodin dus. Het is mogelijk dat we haar functie als beschermster van de vruchtbaarheid overschatten.
Ik noem nog dat de rok van Artemis is versierd met leeuwen, luipaarden, geiten, griffioenen en stieren. Munten en olielampjes tonen naast haar twee herten. Deze dierentuin herinnert eraan dat Artemis gold als Potnia Theron, Beschermvrouwe van de Dieren. En dáár is dan weer een overlap met de verering van de Griekse jachtgodin.

Paulus
Tot slot nog even het beroemde verhaal uit de Handelingen van de apostelen. Toen Paulus Efese bezocht, meende een edelsmid dat zijn handel in zilveren Artemistempeltjes werd bedreigd en hij creëerde een enorme rel. Het verhaal in Handelingen 19 toont hoe belangrijk de godin was voor haar stad. Het geeft echter vooral een prachtig beeld van de wijze waarop in antieke steden de vlam op elk moment om volkomen irrationele redenen in de pan kon slaan.
“Het hielp niet.”
Was ik die naam net weer vergeten 😉 word ik er weer aan herinnerd.
Je helpt zo wel mee aan die vandalenverering Jona!
Dat Artemis ook een vruchtbaarheidsgodin was is duidelijk te zien op de munten van Ephesos. In de Archaïsche en Hellenistische periode kwam de honingbij zeer veel voor op de munten van Ephesos, zelfs meer dan het hert. De honingbij staat voor vruchtbaarheid in Anatolië. Om dit te begrijpen moeten we een millennium teruggaan in de tijd. Toen de Hetitten heersten over Anatolië. De vruchtbaarheidsgod heette Telipinu.
Telepinu (Telepinus, Telipinu) was een god uit de Hettitische mythologie. hij was de god van agricultuur en vruchtbaarheid, zoon van de dondergod Taru en de moedergodin Hepat(sarma). De mythe is samengesteld uit 9 fragmenten. Geen van deze fragmenten was volledig. De best bewaarde tablet is vermoedelijk gemaakt rond 1400 v.C.
De mythe gaat als volgt:
Telepinu werd boos op de wereld, koppig zoals hij was, verdween hij uit de godenwereld, om zich verbergen. Alle vruchtbaarheid in de wereld viel weg. Er bloeide geen bloemen meer, er kwamen dus geen vruchten. Het vee, de schapen en zelfs de mensen konden niet meer bevallen. De kalveren en lammeren mochten niet meer drinken bij hun moeder. Hongersnood heerste over het land. Ook de goden werden verstijfd en begonnen te zoeken naar Telepinu, echtere zonder resultaat. Ten einde raad stuurt Telepinu’s moeder de honingbijen uit om hem te zoeken. Een honingbij vindt hen in een bosje bij de stad Lihzina, steekt hem met haar angel en smeert honing en bijenwas op hem, waardoor hij nog bozer wordt. Uiteindelijk kan hij gekalmeerd worden door de godin van de magie en gaat hij terug naar de godenwereld. Nadat hij de godenwereld heeft betreden, beginnen de bloemen weer te bloeien, het vee kan terug bevallen en het land levert weer vruchten in overvloed.
Vandaar dat de honingbij gelinkt wordt met de vruchtbaarheidsgod Telipinu. In latere perioden komen er andere vruchtbaarheidsgoden en godinnen, maar de gebruiken en symbolen blijven behouden. De Duitse zender ZDF heeft in het verleden een mooie film gemaakt over de stad Ephesos die je nog steeds kan bekijken op YouTube. Het verhaal van de vruchtbaarheid wordt verteld op tijdstip 5 minuten ongeveer. Deze documentaire is gemaakt in samenwerking met de universiteit van Wenen, die reeds meer dan 100 jaar opgravingen doen in Ephesos. De link voor de documentaire is: https://www.youtube.com/watch?v=_ww5XJc3LWE&t=330s
‘ … volkomen irrationele redenen …’
We moeten niet vergeten dat een locale god/godin voor een plaatselijke bevolking letterlijk van levensbelang was. Zonder hem of haar zouden allerlei rampspoeden neerdalen. De Romeinen zelf hadden tenslotte ook een heel pantheon om hen te helpen in hun veroveringsdrift. Minachting voor deze goden werd zwaar gestraft. Daar weten christenen en joden alles van.
Omdat ze wisten hoe belangrijk die goden waren, hadden ze de tactiek van het zgn. evocatio ontwikkeld. Dat houdt in dat bij de verovering van een locatie de plaatselijk godheid werd ‘uitgenodigd’ naar Rome te komen. Vervolgens werd hij/zij in de vorm van standbeeld en/of andere iconografische attributen naar Rome meegevoerd. De plaatselijke bewoners bleven ontzield achter en hadden geen andere keus dan (officieel tenminste) de god van hun usurpators te accepteren. Ondergronds ging de traditionele cultus gewoon door. Hoewel vaak op het oude heiligdom een Romeinse tempel werd neergezet.
Een toevoeging: goed artikel (evocation) op de Engelse Wikipedia.