Parlementair onderzoek, alsjeblieft

1.

Ik heb al vaker geschreven dat onze universiteiten niet langer voldoen aan de verwachtingen die we er redelijkerwijs van mogen hebben. Dat ik er opnieuw over schrijf, is omdat het opnieuw mis is: de Groningse Rijksuniversiteit heeft de hoogleraar criminologie Patrick van Calster op non-actief gesteld terwijl de universiteit waar hij is gepromoveerd, de Brusselse Vrije Universiteit, hem de doctorstitel ontneemt. Gisteren was Karima Kourtit van de Amsterdamse Vrije Universiteit in het nieuws.

Twee dagen, twee kwesties. En iedereen kent de oudere gevallen: Peter Rijpkema, Dirk Smeesters, Don Poldermans en Diederik Stapel, waarbij we Roos Vonk dan maar het voordeel van de twijfel zullen geven, Ernst Jansen Steur zullen typeren als een medische aangelegenheid en Mart Bax zullen beschouwen als verjaard. De lijst opzichtig falende onderzoekers begint verontrustend lang te worden en het ergste is de trieste voorspelbaarheid van de affaires.

Het imago van de wetenschap wordt inmiddels meer bepaald door fraude- en fraudeachtige zaken dan door wat wél goed gaat. U bent vermoedelijk vergeten hoe de ontdekker van het grafeen heette, hoewel de goede man de Nobelprijs won, maar u weet allemaal wie Diederik Stapel is.

Er wordt al langer vermoed dat het huidige wetenschappelijke systeem kwetsbaar is voor fraude. Er zijn dan ook geleerden die proberen deze indruk te onderbouwen met cijfers. Vaak wordt verwezen naar Daniele Fanelli, die op tafel kreeg dat onderzoekers vaker rommelen met gegevens dan goed is. De kritiek vindt weerklank buiten de universiteiten: Frank van Kolfschooten legde de moeilijkheden voor aan het grote publiek in Ontspoorde wetenschap.

U kent inmiddels het excuus dat onze wetenschappers geven: het komt allemaal door die vermaledijde dwang om te publiceren in wetenschappelijke tijdschriften, waar de redacties vaak onvoldoende gelegenheid hebben om artikelen behoorlijk te controleren. Dat is echter een te gemakkelijke redenering. De diverse wetenschappelijke organisaties kunnen de perverse prikkel immers op elk moment vervangen door een regime waarin fraude wél lastig wordt gemaakt. Ik ben niet op de hoogte van een initiatief om een beter systeem te ontwerpen. Als zo’n initiatief er inderdaad niet is, is dit excuus ongeloofwaardig.

De ongeloofwaardigheid wordt vergroot doordat de bestuurders van de wetenschappelijke instellingen al ruim anderhalf jaar alle moeilijkheden afdoen als uitzonderlijk, atypisch, niet representatief of individueel falen. KNAW-president Robbert Dijkgraaf zette op 9 september 2011 de toon in een interview over de Stapel-affaire. De Groningse rector magnificus Elmer Sterken, VSNU-voorzitter Sijbolt Noorda en NWO-directeur Jos Engelen: allemaal hebben ze gezegd dat het meeviel. Misschien is dat ook zo – ik kom hierop terug – maar het automatisme waarmee de problemen worden ontkend, suggereert dat men verkeert in een ontkenningsfase.

Hoe langer echter wordt gedaan alsof er niets aan de hand is, hoe meer het imago van de wetenschap eronder lijdt. De burger wordt immers steeds kritischer. Inmiddels heeft bijna een derde van de beroepsbevolking een HBO- of universitaire opleiding, en deze mensen kunnen wetenschappelijk falen herkennen. De wetenschap is echter niet met ze meegegroeid: te vaak wordt het publiek nog onderschat, te vaak is voorlichting slechts “dit zijn de feiten en daarmee moet u het doen” en te vaak worden hoogopgeleiden met een kluitje in het riet gestuurd. Als zij daarna fouten ontdekken, kunnen ze zich keren tegen het wetenschappelijk bedrijf en is wetenschap “ook maar een mening”.

2.

De kern van de zaak is echter niet fraude, al is die heel zichtbaar, en niet de tekortschietende uitleg, al verkleint die het draagvlak. De kern is dat er, ondanks een overaanbod van beleidsstukken, discussienota’s en toekomstvisies, geen consistente visie bestaat op de wetenschap. De Wet op het Hoger Onderwijs en Wetenschappelijk Onderzoek legt bijvoorbeeld drie taken neer bij de universiteiten (onderzoek, onderwijs en de overdracht van informatie aan de samenleving) maar de genoemde instellingen kunnen alleen geld verdienen met onderzoek en onderwijs. Dit zijn ook de enige taken die worden gecontroleerd. De voorlichting aan de samenleving schiet er dus bij in, wat het maatschappelijk draagvlak niet bepaald ten goede komt.

Dit is slechts één inconsistentie. Maar er zijn er zo veel. Zouden we, als we de wetenschap opnieuw konden uitvinden, bedenken dat de samenleving informatie krijgt door die op betaalsites te verbergen? Zouden we bedenken dat alle wetenschappen, moeilijk of makkelijk, in vier of vijf jaar kunnen worden aangeleerd? Zouden we bedenken dat promotieplaatsen werden toegewezen aan de beste afgestudeerden van een bepaalde periode, in plaats van aan de beste afgestudeerden? Zouden we bedenken dat de kwaliteit van de informatie het beste wordt gegarandeerd door het meten van de kwantiteit aan publicaties?

Ik denk dat we, als we opnieuw konden beginnen, het inconsistente stelsel van universiteiten, KNAW en NWO niet opnieuw uitvinden. Het vormt echter het vertrekpunt van iedere beleidsnota. Zolang dit zo is, zullen de problemen voortduren en wordt de wetenschap steeds ongeloofwaardiger.

3.

Mogelijk zie ik het te somber en hadden Dijkgraaf, Sterken, Noorda en Engelen gelijk dat het allemaal meevalt. Alleen, de universiteiten beginnen de schijn steeds meer tegen te krijgen. Het wordt tijd na te denken over een even simpele als ingrijpende vraag: hoe zouden we de wetenschap inrichten als we echt opnieuw konden beginnen?

Die discussie moet breed gevoerd worden, breder dan de universiteiten, KNAW, VSNU, NWO en het ministerie. Een parlementair onderzoek zou een eerste stap kunnen zijn.

Deel dit:

6 gedachtes over “Parlementair onderzoek, alsjeblieft

  1. MNb

    “U bent vermoedelijk vergeten …”
    Eeehhhh ja. Gelukkig ben ik de naam Peter Higgs nog niet vergeten. Telt dat ook?
    Ik ben het helemaal met je eens. Daarom pas ik het principe Testis Unus Testis Nullus, dat je op Livius zo mooi hebt uitgelegd, ook op wetenschappers toe. Als één wetenschapper iets beweert geloof ik hem/haar niet zo erg. Als twee van elkaar onafhankelijke wetenschappers het met elkaar eens zijn zitten we meestal wel goed.

    “in vier of vijf jaar kunnen worden aangeleerd”
    Hangt er vanaf welk niveau je verwacht. De evolutietheorie kostte me twee weken middels twee boeken en een website. Uiteraard ben ik daarmee geen specialist. Wel denk ik dat de essentie van de relativiteitstheorie en de quantummechanica niet veel meer tijd hoeft te kosten, als je begint met de Engelse Wikipedia.
    Voor een universitaire studie is dat nauurlijk volstrekt onvoldoende. Alleen moeten mensen dan wel de gelegenheid krijgen na hun studie verder te studeren. Dat is nog een reden om betaalmuren af te schaffen.
    Je bent niet de enige die klaagt over betaalmuren. De Amerikaanse biologen PZ Meyers en JA Coyne doen het ook.

  2. Daniel

    Goed stuk, maar toch: Kalm maar, het komt helemaal goed. Je hebt fraude, maar nog veel meer wetenschappers die gewoon niet zo goed zijn. Het is bijna net een normale tak van werk, is mijn ervaring. Jij hebt vast ook collega’s die hun werk niet zo goed doen, alleen wordt hun falen nooit in de krant uitgemeten. Er kan natuurlijk een hoop beter (wederom, net zoals overal). Een initiatief dat veel de pers haalt om de wetenschap te verbeteren is het open science framework (www.openscienceframework.org). Het zal een generatie van onderzoekers duren voordat de wetenschap daarnaar ontwikkelt is, maar het komt uiteindelijk wel goed, qua werkwijze. De inhoud is lastig te sturen (volgens innovatie experts) maar er zijn veel beurzen voor het oplossen van maatschappelijke vraagstukken, dus er is in ieder geval veel aandacht voor.

    1. Ik heb geen generatie meer. Mijn vakterrein, de oudheidkunde, is de afgelopen dertig jaar kapot gegaan. Dat is op zich een zeker aanvaardbaar verlies, want er gaat toch niets waardevols meer verloren. Niemand kan nog een idee van een oudhistoricus, een classicus of een archeoloog noemen dat de afgelopen dertig jaar invloed heeft gehad op het publieke debat. Er komt steeds meer desinformatie in omloop (lees maar) en de universiteiten doen niets, nada, niente.

      Er sterven dus disciplines. Dat kan gebeuren. Als andere disciplines het wél redden, is dat genoeg, maar we kunnen geen generatie meer wachten, want er kunnen ook vakterreinen afsterven die nog wel iets bijdragen.

    2. MNb

      “Niemand kan nog een idee van een oudhistoricus, een classicus of een archeoloog noemen dat de afgelopen dertig jaar invloed heeft gehad op het publieke debat.”
      Astronomen hebben de afgelopen dertig jaar anders ook niet veel van dergelijke ideeën gepresenteerd. Ik vind het geen sterk argument.

      1. De leeftijd van het heelal is nu niet meer “ergens tussen de acht en achttien miljard jaar”, zoals ik in de jaren tachtig leerde. Het is nu preciezer bekend, dertien miljard. Er zijn exoplaneten ontdekt en water op Mars. Er is, n.a.v. een meteoor op Antarctica, serieus en goed gediscussieerd over de implicaties van het bestaan van buitenaards leven.

        Deze voorbeelden hoor ik van mijn buurjongen: momenteel in de Kijk en zelfs middelbare school-stof. De middelbare school-boeken geschiedenis bevatten niets soortgelijks; ik ken zelfs een voorbeeld van iets dat al een eeuw geleden achterhaald was. Dus nee, voor één keer overtuig je me niet. 😉

Reacties zijn gesloten.