“Ook in de Oudheid hadden ze…”

Kind op weg naar school (reliëf uit Neumagen, nu in het Rheinisches Landesmuseum, Trier)

Wat leraren voor de klas doen – of vanachter een thuiscomputer, deze dagen – is doorgaans wél gedaan. Dus als ik van vier verschillende gymnasiumdocenten het verzoek krijg te bloggen over antieke epidemieën, dan wil ik best helpen en ik heb gisteren het gevraagde geleverd. Er is echter wel een probleem: deze blog wordt ook door niet-gymnasiasten gelezen en die hebben een andere belangstelling. Ik heb die tegenstelling weleens aangekaart in een recensie van Caroline Alexanders The War that Killed Achilles: mensen die haar vooronderstellingen deelden, zouden het boek prachtig vinden, terwijl anderen vraagtekens plaatsen.

Mijn blogje van gisteren viel samen te vatten als “in de Oudheid hadden ze ook epidemieën” en hoewel ik verneem dat het aanleiding is geweest tot aardige gesprekken in online-klassen, is dit ook een manier om andere geïnteresseerden weg te jagen. Voor hen heb ik immers de gymnasiasten neergezet als mensen die, in plaats van iets wezenlijks te melden, aanrennen achter de waan van de dag. De oudheidkunde, lijkt het, zoekt slechts aansluiting bij andermans onderwerpen en heeft zelf niets te bieden waarvan de wereld kennis moet nemen. “Ook in de Oudheid hadden ze…” is aandachttrekkerij. Het is gelukkig ook helemaal niet nodig want classici en andere oudheidkundigen hebben zelf een uitstekend verhaal te vertellen.

Wat de klassieken zijn

De klassieken zijn niet slechts een pedagogisch programma, waarbij de leerling door kennismaking met een andere cultuur inzicht verwerft in de plaats- en tijdgebondenheid van zijn eigen ideeën. De klassieken zijn ook (en voor de meeste mensen: vooral) een wetenschap. Een versplinterde wetenschap met grote en zichtbare problemen maar toch: een wetenschap. Een wetenschap bovendien die momenteel haar spannendste avontuur in tijden meemaakt: de DNA-revolutie. De crux is dat de mensheid mobieler is geweest dan aangenomen, dat ideeën dus ook mobiel zijn geweest en dat de hermeneutische buitengrens (het referentieveld waarbinnen oudheidkundigen antieke cultuuruitingen bestuderen) nu zó wijd is dat ze de facto is opgehouden te bestaan.

De grote uitdaging waar oudheidkundigen momenteel voor staan is het vinden van middelen om zinnige en onzinnige verbanden te scheiden. Dit dwingt ze tot het ontwikkelen van nieuwe interpretatieve strategieën. Dat is een prachtige opdracht, maar we hoeven niet op de resultaten te wachten. De klassieken kunnen nu al licht werpen op een aspect van het mens-zijn dat in de westerse samenleving nogal onderbelicht is: de mens als zwerver, zonder vaste woon- en verblijfplaats. Dit maakt op een heel nieuwe manier duidelijk hoezeer ons eigen burgerschap historisch bezien afwijkend is. Ik ben natuurlijk wat chauvinistisch als het gaat over the age of experiment, maar ik ken oprecht geen wetenschappelijk vakgebied dat momenteel spannender uitdagingen aan mag gaan.

Bildung

En wat zo leuk is: mensen vinden het geweldig hierover te vernemen. Ik kan dat weten, ik verdien er mijn brood mee, vrij en ongesubsidieerd. Mijn blogjes over de DNA-revolutie behoren tot de best gelezen stukken en populair-wetenschappelijke tijdschriften herkennen dezelfde belangstelling aan de kliks op hun websites. De oudheidkunde heeft de wereld niet alleen echt iets te bieden, de wereld wil ook horen over een betere benadering van de waarheid, een onverwachte schoonheid en scherper inzicht in de manier waarop met mensen met elkaar omgaan. Het goede, het schone en het ware. Bildung. Kom mij niet zeggen dat dit in het onderwijs niet toepasbaar zou zijn.

Ik denk dat mijn vier correspondenten ook liever het échte verhaal aan hun leerlingen overdragen. Het is immers leuker om de schoonheid van een wetenschappelijke doorbraak met vérgaande implicaties voor ons denken over de aard van het mens-zijn te bespreken dan voor de zoveelste keer in de weer te moeten met een nogal eens onverdedigbaar “ook in de Oudheid hadden ze…” Het probleem is dat de lesprogramma’s nu eenmaal zijn zoals ze zijn. Dat geldt niet alleen voor het middelbaar onderwijs, maar ook voor het academisch aanbod, dat sinds de jaren tachtig onaanvaardbaar verschraald is. En het helpt ook al niet dat de wetenschapsvoorlichting over de Oudheid nog in de jaren tachtig verkeert.

De Oudheid is wél belangrijk

Middelbare-school-docenten kunnen dus weinig anders, maar het verbaast me hoe vaak het “ook in de Oudheid hadden ze…” wordt gehanteerd als het helemaal niet nodig is. En om de waarheid te zeggen: hoewel ik het zie als blijk van waardering en vertrouwen dat ik vier keer een verzoek krijg om een blogje, vind ik het jammer dat vier gewaardeerde leerkrachten alle vier niet in de gaten hebben dat ze me in feite vragen een lelijk beeld te geven van een mooi vak. Buiten het gymnasium kijken mensen anders naar de Oudheid. En niet per se slechter.

We leven in rare tijden. Dat we mensen wat afleiding willen bieden, natuurlijk. Mijn blog is ook niet meer dan verstrooiing en vermaak. Maar om nou onze ruiten in te gooien door onszelf te presenteren met epidemiebeschrijvingen van Thoukydides of Lucretius, nee, dat lijkt me niet verstandig. De simpele waarheid is deze: oudheidkundigen moeten niet de oren naar het nieuws laten hangen als ze het nieuws behoren te maken.

Deel dit:

28 gedachtes over ““Ook in de Oudheid hadden ze…”

    1. FrankB

      En van Marx had u kunnen leren: eerst als een tragedie, daarna als een farce.
      Net zo onzinnig.

      1. Frans

        Tjonge. Toen ik dat stukje over die epidemieën las, heb ik echt geen seconde gedacht: oh, dat komt zeker van gymnasiumdocenten die achter de waan van de dag aanrennen en ik heb hele andere interesses! Nee hoor, ik heb het met even veel interesse gelezen als de artikelen over de dna revolutie of vervalste papyri. Wat mij betreft is er geen probleem.

        1. FrankB

          “met even veel interesse gelezen”
          Ik toevallig niet, maar even toevallig vind ik dat totaal irrelevant.
          Wat mij betreft is er ook geen probleem.

  1. Hoe mensen met epidemieën omgaan is natuurlijk een fascinerend onderwerp, vooral omdat we hier geschiedenis zich voor onze ogen zien ontvouwen.

    Maar voor de zwaarste moet je gelukkig ver teruggaan, en die uit de oudheid vormen een niet te verwaarlozen deel van de verhalen.

    En epidemiebeschrijvingen van Thoukydides of Lucretius lijken me net zo relevant als La Peste van Camus, waar ik net maar in ben begonnen, en die mij tenminste de troost geeft dat het allemaal nog veel erger kan.

    1. FrankB

      “is natuurlijk een fascinerend onderwerp”
      Nee, het is saai. Hoe mensen met epidemieën omgaan fascineert mij niet, omdat weinig menselijk gedrag zo voorspelbaar is als dit – inclusief “grappige” idioten die andere mensen in het gezicht spuwen. Het is wel weer natuurlijk dat smaken verschillen.
      Wat mij wel fascineert is de politieke gevolgen. Een belangrijke oorzaak dat het Romeinse RIjk Italië niet wist te heroveren in de 6e eeuw is een epidemie die een flinke spaak in het oorlogswiel stak.

      “geschiedenis zich voor onze ogen zien ontvouwen.”
      Klopt, maar dat begint pas goed als de huidige crisis over het hoogtepunt heen is. Dat er (vermoedelijk blijvende) geopolitieke en wellicht sociale gevolgen zullen zijn valt nauwelijks te betwijfelen, maar welke is slechts speculatie.

      1. Robert

        “Een belangrijke oorzaak dat het Romeinse Rijk Italië niet wist te heroveren in de 6e eeuw is een epidemie die een flinke spaak in het oorlogswiel stak.”

        Een interessante hypothese, maar waar stoelt u die op? Dat deze pandemie flink huishield in het Middellandse Zeegebied vanaf 542/3 en terugkeerde tot in de 8e eeuw zal de herovering natuurlijk niet geholpen hebben. Maar Italië was al in 476 verloren gegaan, en blijkbaar waren eerdere pogingen om diverse redenen ook al op niets uitgelopen.
        De daadwerkelijke herovering van Italië onder Belisarius was al in 535 begonnen, dus waarom zou juist de pandemie hierop van blijvende invloed zijn geweest?
        Andere veroveringen lagen ook niet stil: de Romeinen veroverden delen van Spanje, de Langobarden veroverden delen van Italië, de Perzen veroverden bijna het gehele Romeinse Rijk ten oosten van de Bosporus en tenslotte veroverden de Arabieren op hun beurt grote delen van Afrika, en het nabije- en Midden-Oosten.

        Er is geen informatie beschikbaar die aanleiding geeft te denken dat de Romeinen onevenredig zwaarder werden getroffen door deze pandemie.

        1. FrankB

          U interpreteert mijn hypothese sterker dan ik het bedoel. Dat blijkt vooral uit “onevenredig zwaarder” – u spreekt u een eigen suggestie tegen, niet iets van mij. De feiten zijn simpel. Toen de Pest van Justinianus uitbrak in 543 stonden de Romeinen op het punt Italië volledig onder controle te krijgen. Toen de epidemie over was konden ze zo goed als opnieuw beginnen.
          Of het ze was gelukt zonder die Pest en of ze het gebied blijvend onder controle hadden kunnen houden is nog iets anders en hoe dan ook niet meer dan speculatie. Want inderdaad waren ze nog een paar keer dicht bij volledige controle. En toen het eindelijk gelukt was kwamen de Longobarden aanstiefelen ….

          1. Robert

            “De feiten zijn simpel. Toen de Pest van Justinianus uitbrak in 543 stonden de Romeinen op het punt Italië volledig onder controle te krijgen.”

            U noemt dat een simpel feit, historici zijn dat niet met u eens. Feit lijkt dat de Romeinse troepen altijd met te weinig waren om de verovering definitief te maken. Meer dan eens waren de tegenstanders overwonnen, meer dan eens kwamen ze weer terug met nieuwe allianties zoals de Franken en later de Lombarden.
            Ik ben het met u eens dat de pandemie niet geholpen zal hebben, maar waarschijnlijk was de herovering sowieso al heel erg moeilijk geweest. Maar zoals ik al aanvoerde, op zichzelf was die pandemie geen oorzaak van het uiteindelijk resultaat.

  2. Arnold den Teuling

    De nadruk op mobiliteit versluiert een beetje het bekende gegeven dat met name het landbouwende deel van de bevolking behoorlijk honkvast is. Archeologische sporen tonen culturele continuïteit aan in dit gewest (Drenthe) sinds de hunebedbouwers (ca 3400, ouder dan de piramiden), en misschien wel eerder. Wat niet wegneemt dat het aantal assimilerende nieuwkomers altijd is onderschat. Drenthe had rond 1000 ca 9000 inwoners, en wij 450.000 stammen daar echt niet allemaal vanaf.

    1. FrankB

      Nou, volgens een wiskundig modelletje dat JonaL eens heeft gepresenteerd ook weer wel, maar dat geldt dan ook weer voor de rest van de mensheid, dus uw punt blijft staan.

  3. Bert Schijf

    Wie eens wat anders wil lezen dan die eeuwige verhalen over hoe mensen ergens mee omgaan, raad ik het boek van Steven Johnson The Ghost Map (2006) aan. Het is het verhaal over hoe de oorzaak van een cholera-epidemie in 1854 in Londen werd ontdekt. Er waren malle theorie over en aan bestuurders had je weinig. Die ontkenden. Het waren enkele hardwerkende empirische onderzoekers die de oorzaak ontdekten. Het lag aan besmette putten voor drinkwater. Het verandert nu een beetje, maar professionals verdienen meer respect dan politici ze een tijd lang hebben willen gegeven.

  4. Marcel Meijer Hof

    Een opendeurtje wat betreft de DNA-revolutie (waar ik verheugd over ben): De zwervende mens; denk dan ook aan de handelsreiziger, de ontdekker en de handwerksman. Kennen wij toch nog vanuit nabije eeuwen de scharensliep, de stoelenmatter, orgelbouwer, Wanderbursche, kunstenaar. En vergeet de legers niet: Heel Volendam heeft Spaans bloed.
    Het is hoogstwaarschijnlijk nooit anders geweest, sinds de mens uit het paradijs werd verbannen. Akkerbouwers werden grondgebonden, inderdaad, doch ook zij brachten soms avonturiers voort. Het ‹ werden › geeft al aan, dat ook zij oorspronkelijk van elders moeten zijn gekomen.

    Thoukydides en Lucretius waren voor mij nieuwland, dankzij mijn liefhebbende ouders die een andere schoolkeuze voor mij troffen – ik blijf daar inhalen :-] Plaatsvervangend heb mij even verdiept in de pestepidemie van de 14de eeuw: Toenmalig Polen werd grotendeels gevrijwaard doordat de Koning vroegtijdig verstrekkende maatregelen trof. Zou het RIVM dat weten ?

    1. Robert

      “Akkerbouwers werden grondgebonden”
      Zeker, maar de oogst werd vaak binnengehaald door reizende loonwerkers die met de oogsttijd meereisden, soms over hel grote afstanden.

      En wat ik in het rijtje mis zijn de scheepsbemanningen, die misschien nog wel de grootste afstanden aflegden. Ik heb nooit begrepen hoe deze bekende informatie paste in het beeld van een statische maatschappij.

    2. Rob Duijf

      ‘De zwervende mens; denk dan ook aan de handelsreiziger, de ontdekker en de handwerksman. Kennen wij toch nog vanuit nabije eeuwen de scharensliep, de stoelenmatter, orgelbouwer, Wanderbursche, kunstenaar. En vergeet de legers niet: Heel Volendam heeft Spaans bloed.’

      Voeg daar nog de zeelieden aan toe, de gelukszoekers (die van ‘het gras aan de overkant is altijd groener’), de veedrijvers en, ook mooi, de hannekemaaiers.

  5. Robert

    Excuses als ik een open deur intrap. Maar waarom nu weer die gene Jona? Deze blogjes – die trouwens veel méér zijn dan ‘verstrooiing en vermaak’, worden inderdaad breed gelezen. Dus als je dan wat schrijft voor de breed geïnteresseerden, in plaats van slechts voor de specialisten die een ander verhaal moeten horen van hun docenten, waarom moet daar dan weer die negatieve toon bij? Hoe kom je er in hemelsnaam bij bij ook maar iemand een stukje citaat van Thucydides zou aanzien voor het schetsen van een beeld van ‘gymnasiasten die, in plaats van iets wezenlijks te melden, aanrennen achter de waan van de dag’?

    Je zegt het zelf al: “De klassieken zijn niet slechts een pedagogisch programma, waarbij de leerling door kennismaking met een andere cultuur inzicht verwerft in de plaats- en tijdgebondenheid van zijn eigen ideeën.” Maar voor dat pedagogisch programma hoeft niemand zich te generen. Want interesse voor de klassieken is meer dan een (natuurlijk ongelofelijk belangrijke) uiteenzetting van de achtergronden van de kennisvergaring. En komt soms gewoon neer op het wekken van interesse zonder daar elementaire kennis voor nodig is, vooral bij al die mensen voor wie de ‘klassieken’ een abstract ding dat maar moeilijk te bevatten is.

    Ik zie bijvoorbeeld zelf graag auto’s in wedstrijdverband racen en ik verdiep mij al decennia in de geschiedenis van de racerij, de teams, de coureurs, de wedstrijdstrategie (voor de duidelijkheid – het is voor mij veel meer dan ‘oeh wat een mooie auto’ of ‘ik hoop dat ze van de baan vliegen’). Maar ik hoef niet te weten hoe de motor of de ophanging in elkaar zit. Ik hoef ook niet te weten hoe de chemische reactie van de brandstof werkt. Ik hoef ook niet te weten hoe dat ooit ontdekt is, door wie en onder welke wetenschappelijke principes.

    Dat ‘in de Oudheid hadden ze ook’ maakt het mogelijk dat toehoorders van jong tot oud een bruggetje van begrip kunnen slaan, zodat dit onbegrijpelijke verleden ineens en beetje gaat leven. Daarna komt de wetenschap aan de beurt.

    1. Alles goed en wel: die wetenschap komt juist niet aan de beurt. We blijven steken in trivialiteiten. Van mij mogen we alle trivialiteiten ter wereld tonen MITS die tweede lijn er is. En die is er niet. Zolang die trivialiteiten niet naar iets beters leiden, is het een verkeerde aanpak.

      Vergelijk het met sterrenkunde. Govert Schilling kan je vertellen wanneer het ISS overkomt en wanneer Venus aan de hemel is te zien. Daarna kun je je verdiepen in het vakgebied. Maar die verdieping bieden classici en archeologen almaar niet. Dus zetten mensen het opzij als irrelevant.

  6. jan kroeze

    Jona, je hebt al een aantal keren gezegd dat je verdiensten zijn weggevallen. Je hebt meen ik meer dan 1100 lezers van je blog en in tijden van nood kunnen die iets terugdoen in de vorm van een geldbedrag. Bijv. 1100 maal euro, laten we zeggen 10 euro de man, kan je weer een tijdje vooruit. Je moet dan wel nummer van een bank hier op de blog zetten, het hoeft niet je eigen nummer te zijn.maar bijv. een of ander zakelijk nummer. Hoe dat precies moet weet ik zoals gewoonlijk weer niet, maar iemand zou dat kunnen organiseren voor je of je doet het zelf. Nou ja, zie maar, het is maar een ideetje, meer niet.

    1. Ik denk dat het zinvoller is als mensen mijn boek kopen. Ik pak daar wat geld op, de lezer heeft er iets aan en vooral: we bouwen er kritische massa mee op van kennis om academische prietpraat tegen te gaan.

      1. A. Minis

        Ik denk dat € 10 een bedrag is dat iedereen 5 maanden lang kan missen, voel u niet bezwaard, JL want we lezen gratis deze blog.
        Het boek heb ik vanmiddag gekocht.

        1. Ik hoef ook niet rijk te worden. Ik wil wel dat het vak waaraan ik verslaafd ben (en dat ik, als een echte junk, haat en liefheb) nog enkele decennia genoeg meegaat.

Reacties zijn gesloten.