Uit Nazaret?! (2)

Nazaret, opgraving onder de Basiliek van de Annunciatie

Gisteren blogde ik over de verbazing waarmee mensen erop reageerden dat de messias niet uit Betlehem kwam maar uit Nazaret. Ik concludeerde dat Jezus vermoedelijk inderdaad afkomstig is uit Nazaret. Dat heeft echter vergaande gevolgen, en daarover heb ik het vandaag.

Jezus’ kwam namelijk uit een gebied met een heel behoudend karakter. Archeologen hebben vastgesteld dat in de Galilese dorpen het Romeinse aardwerk ontbreekt, wat opvallend is omdat het wel wordt gevonden in de kuststeden, Judea en het Overjordaanse. Aangezien de wegen prima waren en andere importproducten wél worden aangetroffen in Galilea, moet de verklaring zijn dat de boerenbevolking een afkeer had van alles wat Romeins was.

Zij kon de invloed van de Grieks-Romeinse cultuur echter niet meer buiten de grenzen houden toen de landsheer, Herodes Antipas, eenmaal had besloten zijn vorstendom te moderniseren. Hij investeerde in bouwprojecten in zijn residentie, Sepforis, en in de aanleg van een naar de keizer vernoemde stad aan het Meer van Galilea, Tiberias.

De verstedelijking verscherpte de tegenstellingen tussen rijk en arm en had vermoedelijk ook invloed op andere sociale verhoudingen. Woonden Galileeërs vroeger hun leven lang op dezelfde plaats en bleven families bij elkaar, nu verhuisden ze en werden de familiebanden losser. Jezus vestigde zich bijvoorbeeld in Kafarnaüm.

De Galileeërs wisten dat hun wereld minder Joods werd. Het mag dan zo zijn dat we de authenticiteit niet kunnen evalueren van de alleen in Lukas’ eigen materiaal overgeleverde uitspraak dat Antipas een vos was, ze typeert de gevoelens waarschijnlijk goed: de Galileeërs hadden het gevoel te worden geregeerd door een onrein beest. Ze hadden het gevoel dat hun eigenheid werd bedreigd en zochten naar manieren om haar te beschermen. Er was ruimte voor religieuze ideeën waarin identiteitsbehoud centraal stond.

Dat is bijvoorbeeld te zien aan Jezus’ familie. De vader heette Jozef en de moeder Maria, terwijl de zonen Jezus, Jakobus, Joses, Simon en Judas heetten. Er waren ook nog minimaal twee dochters, waarvan we de namen niet kennen. In Nederlandse Bijbelvertalingen, die Joodse namen meestal weergeven in gelatiniseerde vormen van de Griekse weergaven van de Hebreeuwse originelen, is niet goed zichtbaar dat dit de namen zijn van helden uit de Joodse gouden eeuw.

Om te beginnen de aartsvader Jakob, die onder zijn zonen een Juda, een Simeon en een Jozef had. Miriam was de zus van Mozes, Jozua leidde de verovering van het Beloofde Land. Hoewel de namen van het gezin worden gevonden in verschillende bronnen, is er een duidelijk patroon, dat overeenkomt met de afwijzing van het Romeinse aardewerk: de Galileeërs – of althans de families van Jozef en Maria – hechtten aan hun Jood-zijn.

Het in een identiteitscrisis verkerende Galilese platteland was een halfgeletterde samenleving en er is een bekende discussie of Jezus kon lezen en schrijven. De drie passages die aangeven van wel, behoren alle tot het eigen materiaal van de betreffende evangelisten en onttrekken zich dus aan beoordeling. Daar komt nog bij dat een ervan misschien niet is geschreven door de evangelist en een ander minder gaat over Jezus’ opleiding dan over het feit dat de Jeruzalemmers verbaasd waren dat hij met gezag deelnam aan religieuze discussies zonder te zijn opgeleid door een schriftgeleerde. (Link naar de derde passage hier; eigen materiaal dus, ontoetsbaar.)

Omdat deze teksten onvoldoende duidelijkheid bieden, spitst de wetenschappelijke debat zich toe op de vraag of Nazaret voldoende groot was om een eigen synagoge te hebben waar vrome ouders hun oudste zoon naartoe konden sturen. Het lijkt daar wel op, maar het is misschien de verkeerde vraag omdat er in elk geval scholen waren in het nabijgelegen Sepforis. De timmerman Jozef moet hebben gewerkt bij Antipas’ bouwprojecten en kan heel wel zijn zoon hebben meegenomen. Dit is uiteraard speculatie, maar ze toont dat het mogelijk was dat een plattelandskind toegang had tot de Joodse schriftcultuur. De anekdote over de verbaasde Jeruzalemmers zegt misschien wel het meest over hoofdstedelijk dedain ten opzichte van de provincie.

Halfgeschoold en afkomstig uit een provinciestadje, vertegenwoordigde Jezus een ander type autoriteit dan de schriftgeleerden. Hij stond dichter bij de chakham, bij charismatische wonderdoeners als Honi de Cirkeltrekker, diens zonen en Hanina ben Dosa: mensen die een zó persoonlijke band hadden met God dat ze konden gelden als zijn zonen. Mensen ook die het wisten te laten regenen en anderen konden genezen, zoals ooit de profeet Elia had gedaan.

Het is geen toeval dat de evangelisten verschillende parallellen trekken tussen enerzijds Jezus en anderzijds Elia en zijn leerling Elisa, zoals miraculeuze voedseluitdelingen, genezingen en het vermogen iemand uit de dood op te wekken. Die overeenkomsten hoeven niet op waarheid te berusten om aan te geven wat Jezus’ tijdgenoten, waaronder hijzelf, verwachtten van een religieuze leider die afkomstig was van het platteland.

[wordt vervolgd]

Deel dit:

7 gedachtes over “Uit Nazaret?! (2)

    1. Het zijn wat rotswoningen die zijn aangetroffen onder de geboortebasiliek. Vondsten vanuit de Late IJzertijd tot de Byzantijnse tijd. Uit de Romeinse tijd zijn er kapitelen, maar er is niets dat specifiek dateert uit de tijd waarin Jezus in Nazaret opgroeide.

Reacties zijn gesloten.