Vrouw Holle

Wijding aan Hludana (Museum van Xanten)
Wijding aan Hludana (Museum van Xanten)

De godin Hludana is bekend van vijf inscripties, waarvan er vier zijn gevonden in het Romeinse Beneden-Rijn-gebied en één in de terp van Beetgum (ten noordwesten van Leeuwarden). De foto hierboven toont een votiefsteentje met een dertien-in-een-dozijn-inscriptie uit het dorpje Birten, te zien in het een paar jaar geleden volledig herbouwde museum in Xanten.

Deae
Hludanae
sacrum
C(aius) Tiberius
Verus

Ofwel:

Aan de godin
Hludana
Gewijd.
Gaius Tiberius
Verus [wijdde dit].

Er is wel aangenomen dat Hludana geen ander is dan de Vrouw Holle uit de sprookjes van de gebroeders Grimm. Er is iets meer klankovereenkomst dan je op het eerste gezicht zou denken, want het is onmogelijk om /HL/ uit te spreken zonder tussen de /H/ en de /L/ een klinker uit te blazen, waardoor de uitspraak in feite iets is als Hulloedana. Dat lijkt al een stuk meer op de oorspronkelijke naam van Vrouw Holle, die we kennen uit een paar Middeleeuwse teksten. Daarin staat vermeld dat het halfgekerstende plattelandsvolk gelooft in Holda striga (“de heks Holda”). Als er in de Noord-Germaanse talen dan ook nog woudgeesten bestaan die hulder worden genoemd, begin je te denken dat er wellicht iets meer aan de hand is – en dat is dan ook wat Jacob Grimm vermoedde.

Zoals u weet laat u het op aarde sneeuwen als u bij Vrouw Holle het beddengoed uitklopt. Zou Hludana/Holda dan een weergodin kunnen zijn geweest? Ik herinner me dat ik bij het schrijven van De randen van de aarde een publicatie van het Meertens-instituut onder ogen heb gehad waarin dit zonder meer werd aangenomen.

Maar klopt de identificatie? Het heeft niet ontbroken aan auteurs die zich erover hebben uitgelaten maar er zijn wat problemen. Het eerste is dat de naam nogal Keltisch oogt. Het tweede is dat Hludana, Holda en Holder drie verschillende soorten Germaans vertegenwoordigen.

  • Van Holder zei ik al dat het Noord-Germaans was;
  • Hludana zal ik gemakshalve even Noordzee-Germaans noemen;
  • Holda komt voor in gebieden waar ooit Weser-Rijn-Germaans werd gesproken en dat in de Late Oudheid is overgenomen door stammen uit het gebied van de Elbe en Weichsel.

Je kunt nu aannemen dat er één oergodin is geweest, die in alle Germaanse gebieden werd vereerd, maar dan zou je toch wat meer bewijsmateriaal verwachten. Bovendien kennen we eigenlijk maar weinig van dit soort algemeen-vereerde godheden. Ik sluit niet uit dat het klopt, maar het bewijsmateriaal is erg dun.

De uitlegbordjes in het nieuwe museum in Xanten hebben het – anders dan in het oude museum – niet langer over Vrouw Holle. De opstellers van de canon van de Friese geschiedenis, waarin de Hludana-inscriptie uit Beetgum is opgenomen, reppen er ook niet van. De identificatie Hludana = Vrouw Holle is uit de mode geraakt. Jammer, want als ik de komende zomer mijn neefje wat Romeinse dingen wil laten zien, was dit een leuk voorwerp geweest.

Ik weet niet goed waardoor de gelijkstelling aan populariteit heeft ingeboet, maar ik heb wel een vermoeden: er zijn teveel absurde identificaties geweest. Cananefates kan bijvoorbeeld géén “konijneneters” betekenen want die schattige beestjes huppelden in de Oudheid nog niet in onze duinen. Daardoor zijn oudheidkundigen wat wantrouwend komen staan ten opzichte van de naamkunde en de vakterm voor op hol geslagen woordverklaringen is “goropiseren”. Helaas wordt er in sommige oudheidkundige deelgebieden nog volop gegoropiseerd, zoals bij de (zwaar gepolitiseerde en daardoor bepaald niet altijd even wetenschappelijke) bestudering van de Koran – lees maar hier.

Dat oudheidkundigen een zekere argwaan hebben ontwikkeld tegen dit type onderzoek is derhalve wel enigszins begrijpelijk. Het zal ook niet snel veranderen, aangezien de wetenschappelijke opleidingen te kort zijn: archeologen leren geen oude talen meer, taalkundigen weten weinig van archeologie. Uiteindelijk worden de wetenschappelijke resultaten in niet geringe mate bepaald door de structuur van het onderzoek, en dat is eigenlijk een buitengewoon verontrustende conclusie.

[Dit was het laatste van mijn korte reeks over de veranderende interpretatie van museumstukken en het was tevens de 136e aflevering in mijn reeks museumstukken; een overzicht is hier.]

Deel dit:

5 gedachtes over “Vrouw Holle

  1. Erik B

    Wat Oom Paspasu over metathese zegt inderdaad, en daarnaast is het maar de vraag of je die geschreven /h/ ook als de klank [h] zou moeten interpreteren. De Germaanse h-klank gaat terug op een Indo-Europese k, met daartussen een stadium [x]. Die [x] is in bijvoorbeeld het Nederlands nog bewaard in verdubbelde positie (lachen), voor een /t/ (nacht) en in auslautpositie (noch/nog). In de tijd van deze inskripties zou die [x] ook nog de klank moeten zijn geweest in de kombinatie /hl/, die /h/ is vooral een gevolg van het ontbreken van deze klank in het Latijn, waardoor men een dichtbijliggende klank ging gebruiken om de [x] te schrijven. Latere generaties hadden in hun Latijn alleen nog een stille /h/ en gebruikten daarom een /c/ voor die nog steeds als [xl] uitgesproken kombinatie; denk aan Clovis, eigenlijk iets als [xlo:dowig], waar die begin-h nog aanwezig is.

    Dat die /cl/ in Clovis geen [kl] was zie je als je vergelijkt hoe Latijnse woorden met /cl/ in het latere Frans nog steeds met /cl/ beginnen (clé, claire), maar dat die /cl/-voor-[xl] in Germaanse namen een paar eeuwen later zijn verdwenen in een latere vorm van Clovis in de Eed van Straatsburg (Oud-Hoogduitse versie: Ludhuwig, Oud-Franse versie: Lodhuuuig, Latijnse versie: Lodhuuicus; vergelijk ook de naam van de derde broer in deze tekst: Ludher/Ludher/Lodharius, ook teruggaand op een oudere vorm die met /hl/ begint).

    1. Dat is waar, dat onduidelijk is wat er met die /H/ kan zijn bedoeld. De Cananefaten heten in een inscriptie Hiananefaten. Chamaven/Hamaven en Hamaland is nog een voorbeeld.

  2. Erik B

    Off-topic, al gaat het wel om inskripties in een oude Germaanse taal die u waarschijnlijk zullen interesseren. In Mangup (Doros) op de Krim zijn Gotische inskripties gevonden die uit de 9e/10e eeuw stammen, en dus net zo’n beetje halverwege het Gotisch van Wulfila (4e eeuw) en dat van De Busbecq (16e eeuw) in zitten.
    Ikzelf vind dit een erg opwindend nieuwtje, al is mijn Russisch helaas niet goed genoeg om dit zonder veel gepuzzel te kunnen lezen, dus dat komt nog. Maar het Gotisch is duidelijk genoeg, bijvoorbeeld dit langste fragment:
    1. [.]A[.]GÞMIKILṢ 1. [hv]a[s] g(u)þ mikils
    2. SWEGÞUNṢARÞU 2. swe g(u)þ unsar? þu
    3. ISGÞWAURKJAN[.]S 3. is g(u)þ waurkjan[d]s
    4. SILDALEIKA 4. sildaleika
    5. USST[.] 5. usst[a]
    6. NNDAN[..] 6. nndan[ds]
    7. USDAUÞAIM 7. us dauþaim
    8. JAHINMIDJ[..] 8. jah in midj..[ungard-?]

    Hier een kort bericht in het Engels: http://languagehat.com/medieval-gothic-graffiti-from-the-crimea/
    En hier het Russische artikel (pdf): http://www.hse.ru/pubs/share/direct/document/169329298

  3. Mij is altijd verteld dat Vrouw holle van de Holunder,dus de vlierstruik kwam.Dat zou ook de beloningen van de beide meisjes verklaren.In juni geeft de vlierstruik gouden bloemen en een dikke maand later zwarte inktachtige bessen.Maar ik ruil mijn mening graag in voor een betere,
    Groet jeanne

Reacties zijn gesloten.