Velleius Paterculus (7)

Tiberius (British Museum)
Tiberius (British Museum)

[Deze week recycle ik de inleiding die ik in 2012 schreef voor Vincent Huninks vertaling van de Geschiedenis van Rome van de Romeinse auteur Velleius Paterculus. De Nederlandse titel is Van Troje tot Tiberius en het e-boek is nog leverbaar. Het eerste deel is hier. Vandaag Velleius’ portret van keizer Tiberius.]

Lucianus vond dat een historicus een voorbeeld moest nemen aan

een onpartijdige rechter, welwillend tegenover iedereen, zonder de ene partij te bevoordelen boven de andere. In zijn boeken is de historicus een vreemdeling, zonder vaderland, onafhankelijk, aan geen koning onderworpen, en houdt hij geen rekening met wat deze of gene ervan denkt: hij verhaalt wat er gebeurd is.

Als er één punt is waar Velleius Paterculus ten opzichte van deze norm tekortschiet, dan is het bij zijn beoordeling van Tiberius, voor wie geen compliment te exuberant is. Zoals hij zelf in een andere context toegeeft:

Wat de nog levenden betreft, zo groot als onze bewondering voor hen is, zo moeilijk is ook een kritisch oordeel.

Dit heeft Velleius’ reputatie geen goed gedaan, want Tiberius gold lange tijd niet als groot bestuurder. Het oordeel van de serieuze Romeinse historicus Tacitus en de populaire biograaf Suetonius wogen zwaar, en zij schetsen hem als een getormenteerde geest die in staat was zich tot de Senaat te richten met de woorden

wat ik u moet schrijven, heren senatoren, hoe ik u moet schrijven, of wat ik u op dit ogenblik beslist niet moet schrijven – de goden en de godinnen mogen mij storten in een verderf vreselijker dan dat waaraan ik dagelijks ten prooi ben, als ik het weet.

Een geesteszieke, met andere woorden, die niet hoorde te worden geprezen door een eerlijk historicus. Als doodsklap voor Velleius’ reputatie golden de opmerkingen aan het einde van De geschiedenis van Rome, waar hij Seianus lijkt te prijzen, de commandant van de garde die zó machtsbelust was dat zelfs Tiberius van mening was dat hij beter uit de weg kon worden geruimd.

Zoals hierboven al aangegeven, hebben historici hun beeld van Tiberius intussen bijgesteld, en dat betekent dat nu ook anders tegen Velleius’ loftuitingen wordt aangekeken. Dit wil niet zeggen dat hij tegenwoordig geldt als de enige waarheidsgetrouwe bron, maar zijn woorden gelden inmiddels als overdreven en niet meer als volslagen misplaatst, en hijzelf wordt beschouwd als overenthousiast en niet langer als leugenaar. Op één punt heeft Velleius Paterculus zelfs volledig gelijk gekregen: de oorlogsvoering. Tiberius’ voorkeur Germanië via diplomatie te beheersen, was adequater dan de gewelddadige benadering van zijn broer Drusus en zijn adoptiefvader Augustus. Er is niets mis met Velleius’ bewondering voor een man die als generaal simpelweg bewonderenswaardig was.

Op een ander punt kunnen we vaststellen dat er teveel in Velleius’ woorden is gelezen: hij prijst Seianus niet, hij beargumenteert slechts dat Tiberius het recht had hem als assistent aan te stellen. Sterker nog, Seianus zal niet blij zijn geweest met De geschiedenis van Rome, aangezien Velleius Paterculus hem niet noemt waar hij dat had moeten doen: in zijn beschrijving van de muiterij van de Romeinse troepen in Illyrië, die door Tiberius’ zoon Drusus en Junius Blaesus zou zijn onderdrukt. De actieve figuur was hier vooral Seianus.

En toch. Hoewel niemand nu nog zal beweren dat Velleius’ bewondering voor een geesteszieke hem ontmaskert als een vleier van het laagste allooi, en hoewel er in de antieke opvatting over geschiedschrijving ruimte is voor lof en blaam, blijven de excessieve loftuitingen merkwaardig in een geschiedenisboek. Maar is het einde van De geschiedenis van Rome wel bedoeld als geschiedwerk?

De vraag stellen is haar beantwoorden. Nee. Elke antieke lezer wist dit toen hij las hoe Velleius Paterculus zijn jubelzang op Tiberius aanhief:

En dan de successen en prestaties uit de afgelopen zestien jaar! Die staan in hun totaliteit op het netvlies en in het hart van alle mensen geschreven, dus waartoe daarover spreken in detail?

Als dan toch een gedetailleerde beschrijving volgt, is er sprake van een retorische vraag, zoals die ook in een geschiedwerk kan voorkomen. De lezer kan er echter zeker van zijn dat er écht van genre wordt gewisseld als toon en woordkeuze die van een feestrede blijven, en dat is precies wat gebeurt:

trouw en vertrouwen werden weer centrale begrippen op het forum, en oproer werd daar verwijderd, evenals corruptie vanaf het Marsveld en twisten uit het Senaatsgebouw.

In het Latijn staat het er nog pregnanter: e foro seditio, ambitio campo, discordia curia. De stijlfiguur die hier wordt gebruikt staat bekend als metonymie: het gebruik van een plaatsaanduiding om iets anders aan te duiden, zoals “Brussel” voor de Europese Commissie. (Een uitgewerkte vertaling zou kunnen luiden: “verwijderd werden het oproer uit de districtsgewijze Volksvergadering, corruptie uit de censusgewijze Volksvergadering, twisten uit de Senaatsvergaderingen”.) Dit is niet het taalgebruik van een historicus, maar van een redenaar. En zo gaat het verder. Iedereen herkent even later de retorische overdrijving van “correct handelen wordt nu beloond, verkeerd handelen bestraft”. Velleius Paterculus mocht dan kritisch zijn over Augustus, hij zou nooit voor zijn rekening nemen dat tijdens diens regering correct handelen was bestraft en verkeerd handelen beloond.

We hebben hier te maken met een verandering van genre die elke senator meteen in de gaten had. Velleius’ eigenlijke, historische overzicht is na de stijlbreuk feitelijk afgelopen, wat rest is een retorisch envoi, stilistisch duidelijk gescheiden van De geschiedenis van Rome. Marcus Vinicius zal hebben gedacht aan het einde van de Metamorfosen van Ovidius, een dichtwerk waarmee hij sinds zijn jeugd vertrouwd was: daar wordt een mythologische setting abrupt verruild voor de wereld van de Romeinse politiek, vol lofprijzingen voor de heersers. Het was in proza niet gebruikelijk wat Velleius Paterculus deed, maar er is geen twijfel mogelijk over het punt waar zijn geschiedwerk overgaat in welsprekendheid.

[Morgen vervolg ik met de laatste aflevering.]

Deel dit: