III Gallica (1)

De door III Gallica bestormde heuvelrug van Munda (Google Earth)

Wie het Romeinse Rijk wil begrijpen – en wie zou dat nou niet willen? – ontkomt niet aan de geschiedenis van de legioenen. Niet omdat de Romeinen krijgszuchtiger waren dan andere antieke volken, want dat waren ze niet, maar omdat de regimentsgeschiedenis toont waar de brandhaarden waren, hoe de Romeinen ermee omgingen en hoe mensen van hot naar haar bewogen. Over het Tiende Legioen Gemina heb ik het al eens gehad. Vandaag behandel ik het Derde Legioen Gallica.

Ontstaan

De nummers één tot en met vier waren traditioneel voorbehouden aan de Romeinse consuls. Het Derde dat wij kennen, gaat terug op het tweede consulaat van Julius Caesar, dat hij had willen bekleden in 49 v.Chr. Zoals ik bij een andere gelegenheid al vertelde, waren er machinaties waardoor hij zich geen kandidaat stellen mocht, zodat hij zich gedwongen zag tot een Tweede Burgeroorlog. De reguliere consuls zetten hun Derde Legioen over naar Albanië en Caesar formeerde het zijne vanaf het moment dat hij consul was, in 48 v.Chr.

Lees verder “III Gallica (1)”

De Chauken (2)

Masker uit Middelstum (Museum Wierdenland, Ezinge)

[Tweede deel van een artikel over de Chauken. Het eerste is hier.]

De eerste terpen en wierden zijn ontstaan in de vijfde eeuw v.Chr. Ze werden sindsdien steeds verder verhoogd en vergroot. Stond er aanvankelijk één boerderij, later konden er diverse huizen staan (zoals in Ezinge) of zelfs hele dorpen (bijvoorbeeld Feddersen Wierde). De vergroting was deels doordat de bewoners actief klei neerlegden, maar ook doordat allerlei soorten afval en mest bleven liggen. Dat verklaart waarom terpenaarde zou vruchtbaar is en men in de negentiende en vroege twintigste eeuw de kunstmatige woonheuvels ging afgraven.

Chauken en Romeinen

De eerste keer dat de Chauken in de geschiedenis opduiken, is als de Romeinse generaal Drusus ze onderwerpt. Volgens Cassius Dio, wiens verslag dateert uit de derde eeuw na Chr., gebeurde dit in 12 v.Chr.; Drusus’ tijdgenoot Titus Livius plaatst het een jaar later, maar dit deel van zijn geschiedwerk is alleen over in uittrekselvorm en niet per se betrouwbaar. Enkele jaren later, in 5 na Chr., dwong Drusus’ broer, generaal Tiberius (de latere keizer), de Chauken tot het betalen van een schatting. Velleius Paterculus was ooggetuige:

Lees verder “De Chauken (2)”

Wat is prosopografie?

Varus (Römisch-Germanisches Zentralmuseum, Mainz)

“Prosopografie” is een wat vage term. Of beter, er is wel een definitie, maar oudheidkundigen wijken daar iets van af. De gangbare definitie is dat het gaat om de gedeelde kenmerken van een afgebakende groep mensen, bijvoorbeeld de Zeeuwse middenklasse, de journalisten uit Hasselt, de geestelijke stand in Fryslân of de Antwerpse boekdrukkers in de zestiende eeuw. De prosopograaf brengt daarbij tevens hun loopbanen in kaart, want daarin zijn niet zelden patronen te herkennen.

In de oudheidkundige praktijk is “prosopografie” daarom vooral dit loopbaanonderzoek. Het is niet de enige keer dat het jargon een tikje afwijkt van wat gangbaar is. Oudhistorici bedoelen bijvoorbeeld met “comparativisme” niet het vergelijkend-oorzakelijk verklaringsmodel maar etnografische parallellen. Dat geconstateerd zijnde, de resultaten van oudheidkundig loopbaanonderzoek zijn leuk genoeg.

Lees verder “Wat is prosopografie?”

Wanneer is een historicus een historicus?

Tacitus’ grafsteen (Thermenmuseum, Rome)

Aanstaande woensdagavond is er een online-presentatie van Vincent Huninks nieuwe vertaling van de Annalen van de Romeinse auteur Tacitus. U kunt zich hier inschrijven. Het is een fascinerende tekst, dit overzicht van het Romeinse Rijk tussen de troonsbestijging van keizer Tiberius tot en met de beginnende desintegratie van het gezag van keizer Nero. Ik heb er geen cijfers over, maar vermoed dat de Annalen behoren tot de meest-gelezen teksten uit de oude wereld.

Thematiek

De auteur presenteert een reeks ontspoorde keizers en stelt in feite de vraag hoe een heer van stand zich moet gedragen in tijden van despotie. Je wil je verantwoordelijkheid nemen maar als je in ongenade valt, lopen ook de jouwen gevaar. Een aanklacht is zó verzonnen.

Na hen wordt Sextus Marius, rijkste man van Spanje, aangegeven wegens incest met zijn dochter en van de Tarpeïsche rots geworpen. En er mocht blijkbaar geen twijfel zijn dat ’s mans vele geld hem fataal was geworden: zijn goud‑ en zilvermijnen, hoewel geconfisqueerd voor de staat, hield Tiberius apart voor zichzelf. (Annalen 6.19; vert. Vincent Hunink)

Lees verder “Wanneer is een historicus een historicus?”

Het graf van Marcus Mallius

Inscriptie uit Herwen: het graf van een soldaat Marcus Mallius (Valkhofmuseum, Nijmegen)

Herwen, vlakbij Lobith aan de Rijn, is de moderne naam van een plaats waarvan de naam in de Romeinse tijd werd geschreven als Carvium. De eerste klank kan heel goed een harde /h/ zijn geweest, zoals in Cananefaten, dat ook wel met een H werd gespeld. De Germaanse naam van Carvium/Herwen, *Harh-wiha, betekent zoiets als heiligdom. Toen hier in 1938 een recreatieplas werd gegraven, vonden de arbeiders een Latijnse inscriptie, die momenteel is te zien in het Valkhofmuseum in Nijmegen.  Op de dijk bij de vindplaats is tegenwoordig een replica te zien.

Zoals gebruikelijk is de tekst van de inscriptie beschadigd – ik vraag me af of er wel Genua staat in de tweede regel – en zoals al even gebruikelijk bestaat de tekst voor een groot deel uit afkortingen:

M Mallius
M f Galer Genua
mile leg I | Rusonis
anno XXXV stip XVI
Carvio ad molem
sepultus est ex test
heredes duo f c

Lees verder “Het graf van Marcus Mallius”

De slag in het Teutoburgerwoud (3)

Varus, de commandant die ten onder ging in de slag in het Teutoburgerwoud (Römisch-Germanisches Zentralmuseum, Mainz).
Varus, de commandant die ten onder ging in de slag in het Teutoburgerwoud (Römisch-Germanisches Zentralmuseum, Mainz).

[Er is een nieuwtje over de slag in het Teutoburgerwoud. Maar eerst een verslag van wat daar gebeurde. In het eerste en tweede stukje beschreef ik hoe de Romeinen het gebied van de Main en Lippe veroverden. Hier is het verslag van de gevechten van Velleius Paterculus, dat volgt op zijn beschrijving van een oorlog op de noordelijke Balkan.]

Hij had deze oorlog nog maar nauwelijks voltooid, toen de ongelukstijding uit Germanië kwam: Varus was dood, drie legioenen, evenveel eskadrons en zes cohorten waren afgeslacht. Het was alsof de enige gunst die het Noodlot ons bewees, eruit bestond dat deze slag ons niet werd toegebracht terwijl onze leider [Tiberius] elders bezig was. Zowel de oorzaak van de ramp als de persoonlijkheid van de gouverneur vragen om een toelichting.

Quinctilius Varus stamde uit een eerder beroemde dan adellijke familie. Hij was een zachtmoedig man, rustig in zijn optreden, enigszins traag van lichaam en geest, meer gewend aan de kalmte van het kamp dan aan actieve krijgsdienst. Dat hij niet afkerig was van geld, bleek in Syrië, waar hij gouverneur was geweest: arm betrad hij een rijke provincie, rijk verliet hij een verarmd gewest. Toen hij aan het hoofd van het leger in Germanië stond, beeldde hij zich in dat de mensen daar – die behalve een stem en ledematen niets menselijks hadden en die zelfs niet te bedwingen waren met geweld – door rechtspleging tot beschaving konden worden gebracht. Met deze intentie trok hij naar het hart van Germanië, waar hij (alsof hij te maken had met mannen die eraan waren gewend van vrede te genieten) de zomer in zijn rechterstoel doorbracht met rechtspraak en het afhandelen van formaliteiten.

Lees verder “De slag in het Teutoburgerwoud (3)”

De slag in het Teutoburgerwoud (2)

Maquette van Haltern

[Er is een nieuwtje over de slag in het Teutoburgerwoud. Maar eerst een verslag van wat daar gebeurde. In het eerste stukje beschreef ik hoe de Romeinse generaals Drusus en Tiberius het gebied van de Main en Lippe veroverden.]

Met de annexatie van de valleien van de Main en Lippe kwam een einde aan de eerste fase van de Romeins-Germaanse Oorlog. De Gallische provincies waren veiliggesteld en zouden in de volgende jaren een economische transformatie ondergaan. Tot dan toe was het tribuut in natura afgedragen aan de over heel Gallië verspreid gelegerde legioenen. Nu die naar de Rijn waren verplaatst en werden gevoed vanaf beide oevers van de Rijn, konden de Romeinen de belasting in Gallië contant gaan innen, wat betekende dat de boeren voor de markt moesten gaan produceren om aan het benodigde muntgeld te komen. Dat pakte uit als stimulans voor de economie. De steden zouden groeien, er kwamen betere wegen en in het stroomgebied van de Maas nam de productiviteit van de akkerbouw snel toe. De bevolking moet het buitengewoon moeilijk hebben gehad in deze jaren, maar na een kwart eeuw produceerde de economie van het Maasland voldoende om de legioenen aan de Rijn te voeden, zodat de valleien van de Main en de Lippe in theorie zouden kunnen worden opgegeven.

Lees verder “De slag in het Teutoburgerwoud (2)”

Velleius Paterculus (7)

Tiberius (British Museum)
Tiberius (British Museum)

[Deze week recycle ik de inleiding die ik in 2012 schreef voor Vincent Huninks vertaling van de Geschiedenis van Rome van de Romeinse auteur Velleius Paterculus. De Nederlandse titel is Van Troje tot Tiberius en het e-boek is nog leverbaar. Het eerste deel is hier. Vandaag Velleius’ portret van keizer Tiberius.]

Lucianus vond dat een historicus een voorbeeld moest nemen aan

een onpartijdige rechter, welwillend tegenover iedereen, zonder de ene partij te bevoordelen boven de andere. In zijn boeken is de historicus een vreemdeling, zonder vaderland, onafhankelijk, aan geen koning onderworpen, en houdt hij geen rekening met wat deze of gene ervan denkt: hij verhaalt wat er gebeurd is.

Als er één punt is waar Velleius Paterculus ten opzichte van deze norm tekortschiet, dan is het bij zijn beoordeling van Tiberius, voor wie geen compliment te exuberant is. Zoals hij zelf in een andere context toegeeft:

Wat de nog levenden betreft, zo groot als onze bewondering voor hen is, zo moeilijk is ook een kritisch oordeel.

Lees verder “Velleius Paterculus (7)”

Velleius Paterculus (3)

Keizer Augustus (Archeologisch Museum van Mérida)
Keizer Augustus (Archeologisch Museum van Mérida)

[Deze week recycle ik de inleiding die ik in 2012 schreef voor Vincent Huninks vertaling van de Geschiedenis van Rome van de Romeinse auteur Velleius Paterculus. De Nederlandse titel is Van Troje tot Tiberius en het e-boek is nog leverbaar. Het eerste deel is hier. Vandaag: Velleius’ eigen tijd, de jaren van de keizers Augustus en Tiberius.]

Moderne auteurs beschouwen de troonsbestijging van keizer Augustus als een keerpunt en verdelen de geschiedenis van Rome daarom gewoonlijk in drie tijdvakken: koninkrijk, republiek en keizerrijk. In vrijwel elk handboek oude geschiedenis is het hoofdstuk over de cultuur van de Romeinen, waarin zaken worden behandeld die zich beter lenen voor een synchrone dan een diachrone behandeling, opgenomen onmiddellijk voor of na het hoofdstuk over Augustus. Dat benadrukt de breuk, maar het is de vraag of de tijdgenoten ook het idee hebben gehad dat er iets wezenlijks was veranderd.

Lees verder “Velleius Paterculus (3)”

Tongers lood

Loodbaar (Gallo-Romaans museum, Tongeren)
Loodbaar (Gallo-Romaans museum, Tongeren)

Als ik zou schrijven dat ik van Egypte via Frankrijk naar Canada ben gereisd, dan concludeert u dat ik een flinke vliegreis heb gemaakt. Geen moment zult u denken dat dit ook een leuk fietstochtje kan zijn geweest in de omgeving van het Friese Elsloo, waar drie buurtschappen zijn met deze namen. De natuurlijke leeswijze van deze toponiemen is dat het gaat om landen, niet om buurtschappen.

En dat brengt ons bij de loodbaar hierboven, die in mei 2009 is verworven door het Gallo-Romeins museum in Tongeren. De inscriptie is niet helemaal begrijpelijk, maar dat maakt voor dit stukje even niet uit. Er staat:

IMP TI CAESARIS AVG GERM TEC

Lees verder “Tongers lood”