Interview met Bert Broodje

Bert Broodje (foto Jan van Breda)
Bert Broodje (foto Jan van Breda)

Zo’n veertig jaar geleden brak de punk door en het Amsterdamse filmmuseum EYE besteedt er aandacht aan met een programma dat FURY! heet. Natuurlijk zijn er films maar daarnaast is er vanaf vanavond (donderdag 26 mei) een expositie van stukken uit de verzameling van Bert Broodje, die de punk trouw is gebleven en er leuk over kan vertellen.

Voor we de vraag stellen die ieder op de lippen brandt – Hoe kom je aan de naam Bert Broodje? – eerst iets anders. Hoe heb je de punk leren kennen?

Ik was al iemand die platen aan het zoeken was, vooral hardrock, glitterrock, dat doe je op die leeftijd. Ik hoorde Johnny Rotten ergens of ik zag het op TV en ik dacht “dit is het!” Een explosie van woede, die man straalde wat uit.

Dat was Johnny Rotten en het kan niet anders dan “Anarchy in the UK” zijn geweest. Toen was ik verkocht en toen was het zoeken: waar kom ik dit tegen?

Ik ging toen naar een ander jeugdhuis toe. Ik heb een jeugdhuisverleden. Ik kwam op mijn zestiende naar Amsterdam, ging op mijn zeventiende op kamers. Dat was mijn leven. In het nieuwe jeugdhuis vertelde ik iemand van die muziek, en die zei: “Je moet even naar groep drie gaan, want daar loopt een punker. Dat is wat je omschrijft, wat je zoekt”.

Zo kwam ik Meindert tegen en we raakten gelijk aan de praat. Hij had cassettebandjes dus we zaten meteen bandjes te luisteren. En toen wist ik: je moet naar het Waterlooplein, je koopt oude kleren, je scheurt wat, je speldt wat en je maakt je eigen kleding.

Ik hoorde ook waar de concerten waren. Paradiso. Live! Hard! Lol!

Mijn eerste elpee? Dat moet absoluut Never Mind zijn geweest. Never Mind the Bollocks van The Sex Pistols. En The Clash, de eerste van The Stranglers natuurlijk, de eerste van The Dead Boys, de eerste van Eater.

Ik werkte. Ik had wat geld. Dat was wel een verschil met veel anderen. Maar ik moest geld hebben om op kamers te kunnen blijven wonen – ik wilde niet meer terug naar het jeugdhuis. Ik kon dus ook platen kopen bij de No Fun.

En hier liep je de naam op waaronder je bekend bent geworden, Bert Broodje. Hoe is dat gekomen?

Ik werkte als leerling-bakker op de Albert Cuyp. Destijds, 1976, was het heel normaal dat bakkers om drie uur dicht gingen en de restant-broden gingen dan de container in. In de No Fun zaten kinderen die weg waren gelopen en in kraakpanden woonden en die hadden gewoon niks te eten. Dus ik heb mijn baas gevraagd: “Mag ik broden meenemen, de broodjes en krentenbollen, om die kinderen te helpen?

Ze zeiden ja en ik kwam dan vaak met tassen vol aan bij de No Fun. Ik legde het neer en iedereen kon pakken wat ’ie wilde. Toen was het de bedrijfsleidster, Eleanor, en die zei op een keer “Hé, daar heb je Bert Brood!” Mijn naam Bert Broodje is in de winkel ontstaan.

Wat was het van subcultuur? Hebben we tegenwoordig iets dat ermee valt te vergelijken?

Ik denk dat elke tijd zijn subculturen heeft. Dat is in de R&B geweest toen het net begon, in de house, in de hardcore-scene is het “hakken” in een loods begonnen. Dus ik denk dat elke muziekstroming zijn eigen subcultuur heeft en flyers maakt, posters maakt, alles zelf organiseert. Daar horen geen grote bedrijven bij, want het gaat spontaan gebeuren. En dat is iets van alle generaties.

Mijn zoon gaat nu naar feesten toe waarvan het adres pas een uur van te voren bekend wordt gemaakt. En dan komt er in één keer vijfhonderd man – drinken, dansvloer, baf. Dat is dus echt een subcultuur.

Het bestaat dus nog wel, maar het is wel steeds moeilijker qua regels.

Er was destijds veel woede, fury. Deelde je die?

Ik ben geen politieke punker geweest. Ook niet in de kraakbeweging geweest. Het ging me altijd eerst om de muziek. Lekker stappen, lol trappen, luisteren naar kleine bandjes. Of het nou goed was of niet, dat maakte ons helemaal niks uit. Als we maar een leuke avond hadden.

Je had in Amsterdam – hoe ik het omschrijf – de straatpunks, waar ik onder val. Ik heb dus een jeugdhuisverleden maar er waren uit de buitenwijken wel meer jongeren die vooral wilden genieten. Muziek, pogoën, leve de lol.

Je had in Amsterdam ook de Zuid-punkers, uit de dure wijk. Die waren goed-geletterd. Denk aan Diana Ozon, de dichteres, en aan Ivar Vičs, van de graffiti van Dr Rat. En Erik Houbijn van de Stads Kunst Guerrilla en het SKG-feest. Zij hebben het fanzine op zich genomen, de Koekrant. Do it yourself. Willen we een blaadje maken? Gaan we een blaadje maken. Gaan we een punktent beginnen? Dan gaan we een punktent beginnen.

De do-it-yourself, dat waren de Zuidpunks. De straatpunks, die wilden alleen maar genieten.

Maar terugkomend op je vraag: er was woede, ja, vooral bij de straatpunks. Die wilden pogoën, lang leve de lol, zuipen. De woede verwoorden, dat deden dus de geletterde mensen.

Achteraf mooi. Ik volgde de muziek op het podium, ik wilde elke avond in Paradiso zijn, ik wilde die versterkers horen. Ik wilde het beleven. Ik was meer de straatpunk, pogoën. Ik ging voor de muziek, voor de ontspanning. Anderen zorgden dat het materiaal kwam, dat het gevoel verwoord werd.

Ik heb het allemaal niet mee gemaakt. Toen ik in 1985 in Amsterdam aankwam, was de punk voorbij. Alleen de woede was blijven hangen. Wat is er veranderd?

De woede bleef er inderdaad nog, maar in ’85 was punk al voorbij ja. Het ging uiteindelijk kapot aan de heroïne. Ik heb in ’83 een cold turkey gedaan en daarna was ik clean.

In ’85 werd ik vader van een zoon en ik ben bewust uit de punk-scene gestapt. Ik wilde de naam “Broodje” niet meer horen en heb al mijn spullen in tassen gedaan en diep in dozen gestopt.

Rond 2005 kwam het internet en toen zei mijn zoon: “Dit gaat wel iets voor jou worden”. Maar ik had nog nooit iets geschreven of getiept. Mijn zoon heeft echter gelijk gehad: door het internet kwam al die informatie terug.

Ik kwam weer in contact met Kees Smit, die had de eerste website over Nederpunk. Je had Hyves. Ik heb toen de naam Bert Broodje weer opgenomen en je vond mensen terug. Die naam was blijven hangen.

Toen merkte ik al heel snel dat Facebook het medium was waar ik naar zocht. In 2007 of 2008 was ik al op Facebook. Ik kwam weer allemaal mensen tegen, we konden er nu op een volwassen manier over praten.

Door mijn zoon merk ik dat de punk-stroming is doorgegaan, op een andere manier. In de jaren negentig commerciële punk. Maar nu ontstaan er weer kleine festivals. Do it yourself. Het is weer klein. Zo is het ook begonnen en zo is het ook het beste. Punk is niet commercieel. En is er weinig geld, dan moet je het zelf organiseren met z’n allen.

Je maakt nu kleren in de traditie van de punk. Vertel eens meer.

Ja. Ik ben in 2007 weer begonnen eigen kleding te maken. Als interesse, hobby. Eerst een overhemd. Ik kleedde me altijd al anders, dus toen een colbertje. Dat groeide en nu is het een label, “Broodjes Kleding Style”. Het is punk-geïnspireerd maar ik probeer toch mijn eigen touch eraan te geven.

Ik heb een diagnose als borderliner. Ik merkte dat de naaimachine me toestond creatief te zijn op mijn eigen manier. Het gaf rust. Dus dat is eigenlijk mijn therapie geworden als ik hectisch in het hoofd ben, zoals nu. Als dit interview is afgelopen, ga ik heerlijk achter de naaimachine zitten, gewoon om mijn hoofd weer tot rust te brengen.

Wat je in EYE zult zien: daar zijn twee kledingstukken in de winkel, die zijn van mij. En de kleding in de expositie, dat zijn twee verschillende t-shirts van Vivienne Westwood. Originelen! Het zijn collectors’ items die daar op de expo staan.

punk

Vertel eens meer over de expositie.

Het is nu veertig jaar geleden dat de eerst single uitkwam van de Pistols, “Anarchy in the UK”. EYE probeert met alle facetten – Diana Ozon, Dr Rat – een tijdsbeeld te geven. Ze zoeken de actualiteit niet. Flyers, posters, buttons, t-shirts, de films ook: een tijdsbeeld.

We zijn er vier maanden mee bezig geweest. We proberen een beeld te geven van Amsterdam en Engeland destijds. En er is ook een vitrine waar Amerikaanse punk-dingen in liggen. Ook in de films wordt nagepraat over die tijd. Er is een wandeling langs waar het allemaal is gebeurd in Amsterdam van ’76 tot ’80.

Wat maakt je verzameling zo uniek?

Ik zit op Facebookgroepen waar wel drie-, vierduizend verzamelaars van punk-voorwerpen op zitten. Ik denk dat ik in Nederland niet de grootste verzamelaar ben, maar wel de fanatiekste. Ha!

Ik heb een uitgesproken drang om Vivienne Westwood te krijgen. De originele posters van de Pistols, die door Jamie Reid zijn gemaakt: die wil ik hebben. Dus ik hoef de herdrukken niet te hebben. Ik heb ook geen herpersingen van Never Mind, ik wil de originelen. Ik heb er in huis geloof ik dertig liggen.

Dus ja, mijn verzameling is uniek. En het is goed dat ik de topstukken kan laten zien. Het is jammer dat het achter glas moet. Dat heeft ermee te maken dat er maar zo weinig van zijn. Het is destijds allemaal voor een laag budget gemaakt, waardoor de oplage klein was, het zeldzaam is en het nu dus achter glas moet staan of liggen. Daarom noem ik het ook een “museum”, want dit kan je gewoon niet meer op een tafel leggen en zeggen “jongens, je mag het bekijken” – zeker niet in een gebouw als Eye, dat totaal open is.

Deel dit:

3 gedachtes over “Interview met Bert Broodje

  1. De tekening met de rat is afkomstig van de poster voor de expositie. Tekenaar Roel Smit is tevens zanger in punkband Human Alert. (Met dichter Menno Wigman op drums.)

Reacties zijn gesloten.