Marcus Antonius

Zegelring met het portret van Marcus Antonius (British Museum, Londen)

Ergens is het gewoon een sprookje: de dappere soldaat die trouwt met de prinses en zou kunnen heersen als koning. Daarnaast is het een ontroerende tragedie als een koningstelg probeert haar land te redden, geen middel onbenut laat en faalt. Als het verhaal zich dan ook nog afspeelt in een mysterieus land als Egypte, is succes verzekerd.

En inderdaad. De Romeinse generaal Marcus Antonius en de Egyptische koningin Cleopatra behoren tot de bekendste personages uit de Europese cultuurgeschiedenis. In de Renaissance schreef Giovanni Boccaccio al over het tweetal, William Shakespeare bracht het verhaal op de planken, Blaise Pascal achtte Cleopatra’s neuslengte van wereldhistorische belang, ruim 210 schilders en 100 componisten benutten de stof. Er gaat geen jaar voorbij zonder dat een gemakzuchtige netwerkcoördinator de Hollywoodfilm met Elisabeth Taylor en Richard Burton programmeert. Nu de materie vervelend wordt, is er de parodie. De Duitse romantici wisten er al raad mee, stripliefhebbers koesteren Asterix en Cleopatra, en de moord op Julius Caesar in het pismelige Carry on Cleo is ooit uitgeroepen tot een van de hoogtepunten van de Britse komedie.

De berg baart zo een muis en het drama herhaalt zich als slapstick. In zijn Antony and Cleopatra – of, in Pieter de Smidts mooie vertaling: Marcus Antonius en Cleopatra – keert de Britse historicus Adrian Goldsworthy terug tot de historische feiten. Meer is ook niet nodig voor een boeiend boek, want de ondergang van de Romeinse republiek en het ontstaan van het keizerrijk in de eerste eeuw v.Chr. vormen een interessant proces.

De mannelijke titelheld diende in het leger van Caesar en bekleedde een van zijn eerste zelfstandige commando’s tijdens de genocide waarmee de Nederlandse en Belgische geschiedenis begint. Na te hebben deelgenomen aan Caesars oorlog tegen de Senaat, bekleedde Antonius de hoogste ambten in de Romeinse republiek, om na de moord op de dictator diens moordenaars te verslaan bij Philippi in Macedonië.

Hierna dreigden de aanhangers van Caesar onderling verdeeld te raken, maar ze kochten tijd door het Rijk te verdelen. Caesars achterneef Gaius Octavius kreeg Italië, Antonius het oosten. Daar werkte hij samen met Cleopatra, die hoopte zo de positie van Egypte te verbeteren. Dat lijkt op het sprookje van de dappere soldaat die trouwt met een prinses, maar het was vooral politieke calculatie.

Het keerpunt was Antonius’ oorlog in Koerdistan. Hij kwam een eind, maar het liep uit op een catastrofe. Althans, zo ziet Goldsworthy het, en mogelijk terecht. We weten het gewoon niet. Het probleem is dat de antieke bronnen zijn beïnvloed door aanhangers van Octavius, die enkele jaren later Antonius en Cleopatra versloeg, ze in Alexandrië de dood injoeg, de monarchie stichtte en zich als keizer liet aanduiden als Augustus. Goldsworthy realiseert zich dat de bronnen zijn geschreven door de overwinnaars, maar volgt ze uiteindelijk vrij trouw. Zijn verslag van de expeditie is daardoor in feite een navertelling van antieke teksten. Aangezien die min of meer bij toeval zijn overgeleverd, is de correspondentie tussen Goldsworthy’s verslag en de toenmalige feiten nog minder zeker dan hij erkent.

Een tweede kanttekening bij Marcus Antonius en Cleopatra is dat het boek wat lang is uitgevallen. Het verhaal kan, met inachtneming van alle relevante nuances, in zo’n tachtig bladzijden worden verteld. Goldsworthy biedt veel, veel meer, en niet zelden té veel. Er zijn nogal wat niet ter zake doende anekdotes, zoals die over een onopvallende senator die politici de stemmen van veel andere onopvallende senatoren kon leveren, maar van wie onbekend is of hij een rol speelde in een bepaalde rechtszaak. De passage voegt niets toe aan wat de lezer al weet over de toenmalige politiek, maar haalt wel de vaart uit het verhaal.

Door steeds af te dwalen, snijdt Goldsworthy bovendien onderwerpen aan die hij niet echt beheerst. In een boek over Marcus Antonius (83-30 v.Chr.) en Cleopatra (69-30) is het niet alleen overbodig in te gaan op een oorlog uit 169-168 v.Chr., de auteur heeft ook evident de recente literatuur erover niet gelezen. Dit is geen trivialiteit, want die oorlog is ook uit de Bijbel bekend, en niet alleen de Bijbelvasten zullen Goldsworthy’s vergissing herkennen en zich afvragen wat ze moeten aannemen van een auteur die een deel van de vakliteratuur niet kent.

Die twijfel is onterecht. Als hij het heeft over zijn eigenlijke stof, kent Goldsworthy de materie goed. Het is daarbij bovendien prettig dat hij zich onthoudt van pogingen zijn verhaal een betekenis te geven die het domweg niet bezit. Het Middellandse Zee-gebied werd door Rome verenigd en de traditionele, republikeinse instellingen maakten, na een bloedig intermezzo waarin generaals als Caesar en Antonius de macht hadden, plaats voor de monarchie van Augustus. Dat is waarom het draait. Als Romes eerste keizer Marcus Antonius zou hebben geheten, was het hofprotocol misschien wat anders geweest, maar zou de wereldgeschiedenis geen totaal andere loop hebben gekregen. Het verhaal van Antonius en Cleopatra hoeft niet groter gemaakt te worden dan het is. Het is zo al mooi, en zolang Goldsworthy bij zijn stof blijft, vertelt hij het verdraaid goed.

[Oorspronkelijk verschenen in het NRC Handelsblad van 1 juni 2012.]

Deel dit:

5 gedachtes over “Marcus Antonius

  1. mnb0

    “Blaise Pascal achtte Cleopatra’s neuslengte van wereldhistorische belang.”
    Dankjewel – nu pas begrijp ik de grap van Uderzo en Goscinny volledig!

  2. Peeters Marc

    Van alles wat Goldsworthy schreef, vond ik zijn ‘Antonius en Cleopatra’ het minst goed. Zoals je zelf al aangaf: langdradig en gelardeerd met overbodige details. Zijn ‘De val van Rome’ en ‘Carthago’ daarentegen, om nog maar te zwijgen van zijn biografie van Julius Caesar, zijn naar mijn gevoel top. In ‘De val van Rome’ geeft hij een heel goed geschreven en mooi gestructureerd overzicht van de mechanismen die mogelijks aan de ondergang van het Rijk in het westen ten grondslag liggen. Uiteraard is het laat-Romeinse bronnenmateriaal uiterst schaars maar dat neemt niet weg dat hij meermaals waarschuwt voor hindsight bias en erop wijst dat het proces van neergang niet monocausaal kan geweest zijn. Zijn ‘Val’ schetst voor mij een genuanceerder beeld van de neergang dan Jeroen Wijnendaele’s ‘Romeinen en barbaren’ dat jij ook ergens in jouw ‘kleine’ blog bespreekt. Laatst genoemd werk leest weliswaar vlot maar de auteur legt mijns inziens teveel de nadruk op de culturele transformatie in de laat-Romeinse tijd en vooral op de betekenis van de slag bij de Frigidus in 394 voor de militaire slagkracht van de legioenen in de decennia nadien. Ik weet dat je ‘Val’ nog niet hebt gelezen; dat schreef je al zeker twee keer als reactie op lezers. Ik meen niet alleen te staan wanneer ik hier schrijf dat het velen van ons zou interesseren wat jij van dat boek van Goldsworthy vindt. Mocht het jou wat zeggen, dan wil ik het jou best cadeau doen! Graag jouw repliek, beste Jona!

    1. marcelkorpel

      De NBD|Biblion-recensent is niet geheel positief over De val: “[Hij vertelt] te weinig over de afname van de bevolking, het dalend aantal eigen soldaten en de opname van Germaanse soldaten om de grenzen te verdedigen tegen Germanen en andere invallers. Een boek met prachtige kaarten en kleurenafbeeldingen, schema’s, een gedetailleerde chronologische tabel, veel details en personalia over keizers en vreemde invallers, maar te weinig focus op de oorzaken zelf van de val.”

Reacties zijn gesloten.