Oorlogskind (7) Tabak

ben_1943

[Ik doe het zelf even wat rustiger aan en geef het woord aan mijn vader Ben Lendering, die vertelt wat hij als kind in de Tweede Wereldoorlog heeft meegemaakt. Het eerste deel is hier en een overzicht is daar. Dat ik afstamde van een smokkelaar wist ik nog niet. Stoer.]

Toen in 1943 een paar dagen gestaakt werd, werkte mijn vader als opzichter bij de aanleg van het vliegveld Deelen. De Duitsers hadden een groot stuk van het park “De Hoge Veluwe” in beslag genomen om daar een vliegveld aan te leggen. Daar moesten kazernes gebouwd worden voor de soldaten, bunkers waarin ze konden schuilen bij bombardementen, hangars voor de vliegtuigen en natuurlijk moesten er landingsbanen worden aangelegd. Dat werd allemaal gedaan door Nederlandse bedrijven en mijn vader was bij een van die bedrijven in dienst. Hij moest bijvoorbeeld in de gaten houden of alle mensen elke dag wel kwamen. Nou, er waren genoeg mensen die graag thuis wilden blijven, want ze wilden liever niet voor de Duitsers werken. Mijn vader schreef dan op dat ze er wel waren geweest, maar op een gegeven moment kreeg zijn baas in de gaten dat hij de boel voor de gek hield en toen werd hij ontslagen.

Hoe nu aan geld te komen? Een oom van me had een zaak in Tilburg. Hij handelde in hout, verkocht drank, en deed nog andere dingen waarmee hij geld verdiende. Ook verkocht hij “Belgische shag”. Dat is tabak waar je sigaretten van kunt maken. Nu moest echte tabak natuurlijk uit de tabakslanden komen, zoals Indonesië, Amerika of Brazilië. Maar door de oorlog werd die natuurlijk niet aangevoerd, zodat er een groot tekort aan tabak was. Nu probeerden de mensen hier zelf ook wel tabaksplanten te laten groeien en soms lukte dat ook wel een beetje. Voor de tabak die dat opleverde werd heel veel geld betaald. Maar mijn oom haalde tabak uit België. Waarvan die gemaakt was, weet ik niet, maar erg goede tabak was het natuurlijk niet.

Toen mijn vader geen inkomsten meer had bood mijn oom hem aan ook in die Belgische shag te gaan handelen. Ik weet nog hoe hij die tabak naar Arnhem haalde. Dat moest stiekem gebeuren. Hij ging met de trein naar Tilburg en daar werd de tabak in lange dameskousen gestopt (Er waren toen nog geen panty’s) en die droeg hij onder zijn kleren, hangend aan een band om zijn nek. Ik ben één keer met hem mee geweest en op de terugweg droeg ik ook twee volle dameskousen onder mijn kleren. Dat was heel spannend, want als je door speciale controleurs betrapt werd, was je alles kwijt en kreeg je ook nog een hoge boete. Maar gelukkig is hij nooit betrapt en heeft hij heel wat kilo’s op deze manier naar Arnhem gebracht.

Ik zie nog dat hij dat in “echte” tabakspakjes van vijftig gram deed. Rode, blauwe en gele pakjes. Er gingen “echte” belastingbandjes om de pakjes. En dan kwamen er ’s avonds mannen bij ons thuis die dat allemaal kochten en het weer verkochten in de werkkampen in Duitsland, waar Nederlandse mannen moesten werken. Wij hadden er altijd heel veel schik in als die kopers zeiden dat ze rode pakjes moesten hebben, omdat die tabak niet zo zwaar was als de blauwe of de gele. En als klein jongetje wist ik al dat het allemaal uit dezelfde kousen kwam.

Ondertussen verdiende mijn vader er zoveel mee dat we er een heel jaar van konden leven en hij hield nog zoveel aan over dat we er de hele tijd in Apeldoorn ook van konden bestaan.

Nu had je wel niet zo heel veel aan geld, want er was maar heel weinig te koop. Maar al met al hebben wij tijdens de oorlog nooit honger hoeven te lijden. Vanaf januari 1945 had dat een andere oorzaak, maar dat komt pas later in mijn verhaal.

[Wordt vervolgd]

Deel dit:

Een gedachte over “Oorlogskind (7) Tabak

  1. Ja, zwarte handel. Ik denk dat iedereen die er kans toe zag dat in de oorlog deed om te overleven. Mijn vader verkocht pakjes bleekpoeder. Blauwe pakjes, herinner ik me. Hoe hij eraan kwam heb ik nooit geweten. Ze lagen op zolder, boven de derde verdieping waar we woonden. Maar het hele huis stonk er verschrikkelijk naar.

Reacties zijn gesloten.