
Het kernprobleem van de oudheidkundige disciplines is het tekort aan data. Je hebt, denk ik, ongeveer vijftien boekenkasten nodig om alle literaire teksten, papyri, kleitabletten en monumentale inscripties bij elkaar te zetten. Laten we zeggen honderd strekkende meter. (Ter vergelijking: de Nederlandse Rijksoverheid produceert zo’n anderhalve kilometer archief per jaar.) Uiteraard moeten we hieraan de snel toenemende hoeveelheid archeologische data toevoegen, maar desondanks mag ik wel stellen dat de oudheidkunde meer dan andere wetenschappen wordt geteisterd door datagebrek. Het nadenken hierover maakt het vak ook zo boeiend.
Nou willen we dat verleden graag verklaren. Anders is geschiedenis ook maar one damn thing after another. Als je weinig data hebt, wordt dat verklaren – per definitie het leggen van verbanden tussen gegevens – echter knap lastig. Er zijn historici die denken dat de verbanden die er ooit waren überhaupt niet langer te reconstrueren zijn. De schaarse stukjes informatie krijgen pas betekenis als historici ze in een nieuw verhaal samenbrengen. Zulke verhalen zijn dan echter nauwelijks wetenschappelijk te noemen: wat empirisch zwak is, is lastig te toetsen en daardoor ook moeilijk te weerleggen.
Ik denk dat de bovenstaande visie te pessimistisch is en nodeloos onwetenschappelijk. Er is in de oudheidkunde wel degelijk vooruitgang mogelijk. De hoeveelheid data mag dan te klein zijn, ze groeit gestaag en daardoor worden van tijd tot tijd puzzels opgelost. De grootste doorbraak van de afgelopen jaren was het vaststellen van de Mesopotamische chronologie, wat mogelijk werd doordat er nieuwe gegevens bij waren gekomen.
Vooruitgang is er de afgelopen eeuw ook geweest doordat oude sjabloons richting schroothoop gingen. Er was en is geen tegenstelling tussen een mystiek oude Nabije Oosten en een Griekse beschaving waar voor het eerst de menselijke maat werd ontdekt. Dat is een negentiende-eeuws idee dat vooral veel zegt over de wijze waarop Europa toen naar Azië keek. Het heidendom is niet in een grootse en heroïsche doodsstrijd ten onder gegaan. Dat is een terugprojectie van het negentiende-eeuwse conflict tussen confessionele en seculiere partijen. En het Romeinse Rijk is niet gedesintegreerd door barbaarse invallen. Dat zegt vooral veel over de negentiende-eeuwse angst over de toekomst van de eigen imperia.
Het laatste voorbeeld noem ik natuurlijk met opzet: Mark Rutte blijft doodleuk appelleren aan het negentiende-eeuwse “grote verhaal”. De mythe is nog altijd niet helemaal vergeten. Ook stoere verhalen over heidenen die strijdend ten onder gaan en stereotypen over het oude Nabije Oosten blijven circuleren. Mensen houden blijkbaar van die verhalen, die het voordeel hebben dat ze redelijk bekend zijn en vaak spannende lectuur opleveren. (U moest eens weten hoe vaak ik vragen krijg van alleszins verstandige mensen die hun kennis over de Oudheid ontlenen aan het oeuvre van de achttiende-eeuwse Britse oudhistoricus Edward Gibbon. Dat is zoiets als een montgolfière gebruiken terwijl er vliegtuigen zijn.)
Ook op een andere manier is de negentiende eeuw nog steeds bij ons. De grote Altertumswissenschaftler die de hoofdlijnen van de oude geschiedenis vastlegden, waren mensen van hun tijd en organiseerden het verleden langs negentiende-eeuwse lijnen. Ik bedoel nu niet de grote sjablonen (superieur Europa versus inferieur Azië, humanisme versus religie, imperium versus barbaren) maar de begrippen.
- Geschiedenis werd een verhaal van koningen, hoewel je je kunt afvragen of het hoofd van de grote Bronstijdorganisaties, de Sumerische lugal of de Egyptische farao, wel een koning was in onze zin van het woord.
- Geschiedenis werd ook een verhaal over steden, hoewel je de vraag mag stellen in welke zin je Ur en Memfis in het derde millennium v.Chr. steden kunt noemen als er nog geen markteconomie was.
- Geschiedenis werd verder een verhaal over grote staten, al heb je van veel antieke wereldmachten de indruk dat wat voor een staat moet doorgaan, in feite niets anders was dan een dynastie die bezig was tribuut te innen.
Wat ik maar zeggen wil: de negentiende eeuw is in de oudheidkunde nog steeds aanwezig. Is het niet in de grote sjabloons, dan is het wel in centrale begrippen als heerschappij, urbanisme en staat. Morgen meer.
Beste Jona
Deze kijk dus niet, maar hoe dan wel? En wat is het dan het nieuwe doel van de geschiedkunde IYO?
“En het Romeinse Rijk is niet gedesintegreerd door barbaarse invallen.”
Het is verbazingwekkend hoe populair dit idee nog is, liefst gekoppeld aan apocalyptische termen als “catastrophic collapse”. Helaas moet ik toegeven dat ik dit beeld op de lagere school ook meekreeg.
Ik vermoed dat er nog iets anders meespeelt. Velen met belangstelling voor de manier waarop het Romeinse RIjk zijn halve grondgebied kwijtraakten lopen met het idee rond dat de westelijke helft net zo geavanceerd was als de oostelijke helft. Dat is uiteraard aantoonbaar onjuist. Alle intellectuele centra waren in het oosten. Alle intellectuelen kwamen of werkten in het oosten. De meest westelijke intellectuelen zijn Paus Gregorius de Grote en Boetius, die hun leven in Italie doorbrachten – nadat de westelijke helft Germaans was geworden.
Er viel in het westen helemaal niet zoveel achteruit te gaan.
“een verhaal over grote staten”
Ook dat is nogal misleidend. De Tweede Punische Oorlog is al net zo interessant, omdat dat ongeveer de enige gelegenheid was de opmars van het Romeinse Rijk te stuiten. Het viel mij al heel snel op dat Carthago nauwelijks een staat te noemen was – nog minder dan de Europese Unie.
En waar komen de grote sjablonen dan vandaan? En waarom is het zo moeilijk die te slechten? Ze blijven maar een grote, hinderlijke rol spelen in de geopolitiek.
Waar ze vandaan komen? Deels geïntroduceerd in de Renaissance en de achttiende eeuw, overgenomen uit Griekse en Romeinse teksten.
Waarom we er niet vanaf komen? De onwil van de universiteiten om serieus te investeren in wetenschapsvoorlichting. Waarom hebben de Nederlandse classici niet even een brief naar de krant geschreven toen Mark Rutte wartaal uitsloeg over de val van het Romeinse Rijk?
Zo oud al? Dan zit het zowat in ons DNA. Dat verklaart wel wat. Vreemd eigenlijk dat historici zich zo weinig met het maatschappelijk debat bemoeien. Als het om het Midden-Oosten gaat ken ik eigenlijk alleen Edward Said, en die werd vaak weggezet als bevooroordeeld.
Er zijn wel meer voorbeelden waar de Nederlandse wetenschappers en journalisten het laten afweten wat hun kritische houding betreft ten opzichte van de gepresenteerde feiten bvb. in praatprogramma’s. Als een of andere minister bvb. in Buitenhof beweert dat Nederland aan de top staat op een bepaald gebied, zijn ze kennelijk te lui om van tevoor de cijfers of de statistieken te bekijken en slikken ze alles voor zoete koek. Voor mij een voortdurende bron van ergernis! Ligt hier ook geen rol weggelegd voor universitairen om dit te keren? Met andere woorden, er wordt nog steeds aan mythevorming gedaan.