MoM | Vergelijkingen en relevantie

rutte
Historicus Mark Rutte in de bocht

In mijn vorige stukje vertelde ik dat de Oudheid voor ons relevant kan zijn, maar wees ik er ook op dat als je dit beargumenteert door invloed van de oude samenleving op de onze te claimen, je die invloed zult moeten aantonen. Eén van de dingen die je dient te bewijzen is een continuïteit van dat denkbeeld, van die institutie of van dat gebruik. Dat blijft vaak achterwege. Auteurs als Tom Holland, Paul Cartledge en Anthony Pagden nemen bijvoorbeeld aan wat ze dienen te bewijzen. Klinkklare kwakgeschiedenis.

Ik rondde mijn stukje af met de opmerking dat een andere manier om de Oudheid relevantie toe te kennen het maken van vergelijkingen was. Dit doen we in feite de hele dag door. We schrikken van de gebeurtenissen in Charlottesville omdat we meteen een parallel trekken met de gebeurtenissen in het Derde Rijk. Onze neiging tot het zien van overeenkomsten zit echter nog dieper. Zelfs als we een simpel woord als “stad” gebruiken, is al een vergelijking geïmpliceerd met andere nederzettingen.

Ik laat dit aspect even rusten. Mij gaat het vandaag om het gebruik van vergelijkingen om de Oudheid relevant voor ons te maken. Wil dat soort vergelijkingen zinvol zijn, dan moet je weten welk aspect je aan het vergelijken bent en dat is nu net voor de Oudheid moeilijk. Je hebt een goed-gedefinieerd punt van vergelijking nodig maar als je nauwelijks informatie hebt, valt dat lastig te identificeren. Let wel: ik heb het nu niet over bijvoorbeeld literaire vormen, ik heb het over maatschappelijke processen en structuren. Over het werk van historici en archeologen dus, niet over dat van filologen.

Het idiote is dat je, juist doordat je zo weinig informatie hebt, altijd parallellen ziet tussen de Oudheid en de eigen tijd. Er is namelijk weinig informatie die je meteen doet inzien dat je vergelijking niet klopt. Als u niets weet over de gemiddelde jaarlijkse economische groei van de Romeinse economie, heeft u een blinde vlek voor het belangrijkste verschil tussen de Oudheid en onze tijd met self-sustained economic growth. Wat u wel ziet zijn overeenkomsten, maar zelfs de positief aanwezige informatie is zeer selectief, waardoor de waargenomen overeenkomst vooral projectie is.  Ik heb daar weleens op gewezen toen ik het had over het boek van Maarten van Rossem over de val van het Romeinse Rijk:

Dat de Val van Rome altijd weer de gedaante kan aannemen van een contemporain vraagstuk, komt immers doordat we te weinig informatie hebben. Het is oude geschiedenis, dus de schaarse data kunnen alle kanten op worden gemanipuleerd. Daarbij komt dat de transitie van Oudheid naar Middeleeuwen een complex en lang proces is geweest, waarin economische, demografische, sociaalgeografische, religieuze, militaire en politieke factoren zijn vervlochten. Je hebt de beschikking over ambigue informatie en mag kiezen uit een eeuw of vier: geen wonder dat je altijd je eigentijdse probleem geïllustreerd ziet.

Wil je dus, zoals de Britse parlementariër Edward Gibbon in de achttiende eeuw, waarschuwen tegen autocratie en de rechten verdedigen van het parlement, dan benadruk je de afwezigheid van een écht representatief orgaan in Rome en begin je je analyse in de tweede eeuw, toen goede keizers verzuimden de Senaat bij het bestuur te betrekken. Wil je een sterke eenheidsstaat, dan begint jouw ondergang van het Romeinse Rijk in de derde eeuw. Is pacifisme je bekommernis, dan kies je de vierde eeuw, waarin het christendom doorbrak. Lees je de wereldgeschiedenis als een rassenstrijd, dan benadruk je de Grote Volksverhuizingen tussen ongeveer 375 en 510. Maak je je zorgen over neoliberale terugtredende overheden, dan concentreer je je op het midden van de vijfde eeuw. Ben je bezorgd over klimaatverandering, dan let je op de zesde eeuw. Ben je een hedendaagse islamofoob, dan is de militaire crisis in de vroege zevende eeuw jouw moment. Het kan allemaal. In feite zoekt elke auteur weer een andere ondergang van Rome.

Anders gezegd: je kunt altijd een vergelijking met de Oudheid maken omdat er aan de antieke kant van de vergelijking domweg te weinig gegevens zijn die je tegenspreken. Alleen al om die reden waren de opmerkingen van Mark Rutte over de ondergang van het Romeinse Rijk door Germaanse stammen zo verschrikkelijk dom.

Net als de soortgelijke ideeën van, alweer, Tom Holland. Als die meent parallellen te ontwaren tussen de val van het  Romeinse Rijk en de eigen tijd, past hij een methode die voor de bestudering van klassieke talen zinvol is, toe op de geschiedschrijving, waar ze niet zinvol is. Hij is dan ook geen historicus maar classicus.

Rutte en Holland willen een historische les bieden door een uitspraak te doen waar simpelweg geen betekenisvolle uitspraak mogelijk is. Dat is in feite net zoiets als een omstreden standbeeld weghalen of kennis van de Nederlandse identiteit vergroten door les over het Wilhelmus en een geschiedenisboekje op je achttiende verjaardag: je wil dan niet méér van het verleden dan dat het je bevestigt in je mening over het heden. Dat is een soort intellectuele zelfbevrediging.

Elke eerstejaars-geschiedenisstudent weet dat vergelijkingen tussen het verre verleden en het heden niet zomaar zijn te maken en dat geldt a fortiori voor mensen die na hun eerste jaar verder zijn gegaan. Hier is de uitleg van Jeroen Wijnendaele van de Universiteit van Gent en daar is de uitleg van romanschrijver Jan van Aken. Ik weet dat het aantrekkelijk is analogieën te zien, maar wie oprecht geïnteresseerd is in de oude wereld, moet die verleiding weerstaan. Over datgene waarover men niet zinvol spreken kan, is men gedwongen te zwijgen. Niets maakt ons mooie vak sneller kapot dan op zand gebouwde relevantieclaims.

[Geschiedenis is geen amusement, leuk voor een vrijblijvend stukje in een tijdschrift of een item op TV. Het is een wetenschap. In de reeks “Methode op Maandag” (MoM) leg ik uit wat de oudheidkundige wetenschappen, en de historische wetenschappen in het algemeen, maakt tot wetenschappen. Een overzicht van deze en vergelijkbare stukjes is hier.]

Deel dit:

14 gedachtes over “MoM | Vergelijkingen en relevantie

      1. Manfred

        Nee nee! Ignobel is voor op zich serieus en deskundig onderzoek met een grappig onderwerp of resultaat.

        De Kwakkie is voor ondeskundig onderzoek naar een serieus onderwerp.

  1. Erik Hofmans

    Ik roep maar weer eens wat:
    1) Alle aandacht voor de oudheid is meegenomen, ook als die wordt gegenereerd door auteurs als Meijer en Holland.
    2) Voor mij is de oudheid fascinerend, maar niet echt relevant.
    3) Voor zover de oudheid voor mij wel relevant is, is dat vooral doordat ik op deze manier een scherper(?) zicht op mijn eigen tijd krijg. Maar dat is een bijproduct.

    1. Dan roep ik terug, ha!

      (1)
      Kwakgeschiedenis stoot ook mensen af. Oudheidkundigen vernietigen zo hun draagvlak.

      (2)
      Eens. Maar (a) nationalisten en religieus fundamentalisten zien het anders en (b) voor wetenschappers is het belangrijk omdat ze alleen geld krijgen voor onderzoek dat belangrijk is. Daarom is het eenzijdige focus op onderzoek ook zo stompzinnig. Neem opnieuw je rol in het maatschappelijk debat en zorg dat je via overdracht je geld binnenhaalt.

      (3)
      Ja, zo zou het moeten zijn, maar je maakt dan een vergelijking en dat kan dus niet altijd. Je kunt weliswaar regelmatig een antieke literaire vorm vergelijken met een moderne literaire vorm, maar maatschappijstructuren zijn vrijwel niet zinvol te vergelijken.

  2. jacob krekel

    Onder de neiging te willen vergelijken zit de gedachte dat wat er gebeurt een bepaalde oorzaak – of redenen – heeft. Maar zo zit de werkelijkheid niet in elkaar. Er is een bepaalde constellatie van omstandigheden die overgaat in een volgende, maar niet noodzakelijkerwijze. Voor hetzelfde geld was er iets heel anders gebeurd. Je kunt hoogstens een zekere plausibiliteit proberen aan te tonen. Wat opvalt in al die vergelijkingen is dat in oorzaak-gevolg schema’s wordt gedacht en dat die procrustes=achtig van de ene tijd naar de andere worden getransformeerd. Dat moet dus wel mislopen. Maar omdat wij in onze onzekerheid toch een houvast zoeken (?) blijft dit een populaire bezigheid, waartegen het moeilijk strijden is.
    Ik heb me wel eens afgevraagd waarom China bijna altijd één rijk is geweest, en India bijna nooit. En het beste antwoord daarop lijkt me nog steeds dat daar geen bepaalde reden(en) voor zijn, maar dat het nu eenmaal zo gebeurd is.

    jacob krekel

    1. Otto Cox

      Dat ben ik niet (helemaal) met je eens. Van de verschillen tussen India en China weet ik te weinig, maar in andere gevallen is het wel degelijk mogelijk verschillende factoren die voor een bepaalde ontwikkeling zorgen te beoemen. Bekend voorbeeld is de vraag: “waarom hebben de europeanen amerika veroverd en is er nooit een kans geweest dat de inca’s/azteken/andere amerikanen europa zouden veroveren?”. Een vraag die Jared Diamond zich heeft gesteld en beantwoord in “Guns, germs and steel”. Waarbij het altijd gaat om een complex van factoren: fysieke omgeving, klimaat, economisch, sociaal, cultureel, biologisch etc. Er is nooit één oorzaak die onvermijdelijk leidt tot bijvoorbeeld de val van een imperium. Maar de uitkomst van de confrontatie Europa-Midden Amerika in de 16e eeuw was vrijwel onvermijdelijk, al hadden timing en precies verloop van de gebeurtenissen kunnen verschillen. (En ter vermijding van misverstanden: dat had helemaal niets met rassen te maken)

      1. jacob krekel

        Het is inderdaad vaak mogelijk een complex aan omstandigheden aan te wijzen waarbinnen wat gebeurde mogelijk was. Maar deterministisch is dat zelden. Als admiraal Pei in de 15e eeuw de andere kant op was gevaren in zijn zoektocht naar zilver, dan had China Amerika gevonden, en enorme hoeveelheden zilver, en hadden de Chinezen niet hun zilver een eeuw later van de Spanjaarden op de Filipijnen hoeven te kopen. Might have beens zijn nuttig omdat ze illustreren dat wat er welk gebeurd is, niet oorzakelijk uit het voorgaande voortvloeit.

        Overigens, dat boek van Jared Diamond is schitterend. Als het geschiedenisonderwijs zich hiertoe zou beperken zou dat onderwijs in veel mindere mate de schade aanrichten die het nu doet, met het leren van alle onrecht dat “ons” in het verleden is aangedaan.

  3. mnb0

    “moet die verleiding weerstaan”
    Het zou al aardig zijn als men niet alleen op zoek ging naar de overeenkomsten maar ook naar de verschillen. Juist in het geval van het verlies (want een ondergang was het niet) van het West-Romeinse Rijk zijn die verschillen bekend genoeg. Twee van de belangrijkste zijn misschien a) afnemend overheidsgezag en b) voortdurende burgeroorlogen. Die verschillen zijn groot genoeg om Rutte en Holland als weerlegd af te doen.

  4. Jona, een paar jaar geleden las ik het boek van Bryan Ward-Perkins ‘The Fall of the Rome and the end of Civilization’. Volgens hem zijn er twee scholen die over de ‘val’ van het Romeinse Rijk vershillend denken.
    1. Er is een tamelijk’ ‘vreedzaam’ proces van integratie tussen de barbaarse invallers en de inwoners van het Romeinse Rijk tot stand gekomen. Dat proces zou na verloop van tijd geleid hebben tot een cultureel positief geheel. Ward-Perkins beweert dat er tegenwoordig veel aanhangers van deze opvatting zijn.
    2. De invallen van de barbaren gingen gepaard met wreedheden, plunderingen en vernielingen en veroorzaakten een desintegratie van de Romeinse wereld met vooral ernstige consequenties voor het alledaagse leven van de gewone burgers en ineenstorting van de economie. Ward-Perkins behoort kennelijk tot de tweede school.
    Hij gaat in zijn boek ook na hoe en waarom in de loop der tijden de meningen over de ‘oorzaak’ van de ‘ondergang’ tot stand kwamen. Hij heeft een inventarisatie opgemaakt van alle ‘oorzaken’ die in de loop der tijden naar voren gebracht zijn over die ondergang. Het waren er een stuk of 400 voor zover ik mij herinner (ik heb het boek op dit moment niet bij de hand).
    Dit toont aan dat er veel gespeculeerd is en dat dit nog lang zo zal blijven.
    Ik ben het met je eens dat alleen al door de asymmetrie in informatie geen analogieën gemaakt kunnen worden. Maar zelfs al zouden we meer informatie hebben over de ondergang van het Romeinse Rijk, dan zou zouden er meer verschillen zijn dan overeenkomsten met nu. Je kunt moeilijk analogieën maken tussen een wereld waarin een missie naar Mars wordt gepland en een wereld waar het vervoer grotendeels met paard en wagen gebeurde. Daarmee wil ik geenszins afbreuk doen aan wat de Romeinen ons nagelaten hebben. Dat is niet niks en we genieten er nog steeds van!
    Ik ben het dus eens met je opmerkingen over het boek van Van Rossem en de domme uitspraak van Rutte als hij de huidige toestand met de migratie vergelijkt met de ondergang van Rome.
    Bovendien is het haast een historische wet dat grote rijken komen en gaan. En dat er verschuivingen van de machtscentra plaatsvinden. Dat is op dit moment ook een beetje aan de gang tussen Europa en Amerika enerzijds en Azië anderzijds.
    Tenslotte viel mij op dat Rutte zowel als Van der Staaij hun artiklen in The Financial Times publiceerden. Ik ken de krant, ze brengt ook allerlei algemeen nieuws, maar ik zou toch eerder gedacht hebben aan The New York Times, The Washington Post of iets dergelijks.

    1. mnb0

      Die twee “scholen”, zijn die een vrucht van Ward-Perkins’ verbeelding omdat hij zijn gelijk wil bewijzen middels een vals dilemma, of verbindt hij er ook namen aan? Ik heb bepaald niet alle literatuur over het onderwerpen gelezen, maar JB Bury aan het eind van de 19e eeuw bv. behoorde tot geen van beide scholen.
      Geleidelijke overgang kan namelijk heel goed met grof geweld gepaard gaan en grof geweld gaat per definitie gepaard met vernietiging. West-Europa (inclusief Italië) ervoer vrijwel non-stop verwoestingen van 400 CE tot 1000 CE; de Karolingische Renaissance wordt zo genoemd omdat zij korte tijd de uitzondering was. Eén specifiek element eruit lichten (het Romeinse Rijk dat zijn westelijke gebiedsdelen kwijtraakt) is mi dan een ernstige methodologische fout.

      1. Ik heb het boek 5 jaar geleden gelezen. Het boek is uit 2005. Ik kan het van harte aanbevelen. Het is goed gedocumenteerd en leest vlot.

        Dat hij zijn gelijk wil bewijzen middels een vals dilemma (Van Dale: dilemma is een toestand waarin tussen twee wegen die beide grote bezwaren opleveren een keuze moet worden gedaan; netelig vraagstuk), daarover ben ik het niet eens met u. Hij heeft zich een opvatting gevormd die inhoudt dat de val van het West-Romeinse Rijk met veel meer ellende en geweld gepaard gegaan is dan een aantal historici van tegenwoordig beweren. En ik vind dat hij dat goed onderbouwd doet. Hij kiest de eerste weg. Het feit dat u er anders lijkt over te denken, terwijl u zegt er niet alles over gelezen te hebben, toont aan dat het geen vals dilemma is.

        Zulke boeken hebben vaak een licht pamfletair karakter. In dit boek vind ik het niet storend. Daar noemt hij wel namen, bvb. de Canadese historicus Goffart die op een bijna ridicule manier de invasies in de 5de eeuw zo goed als ontkent en de val van Rome toeschrijft aan een verandering in de Romeinse militaire politiek, namelijk dat de Romeinen de Germaanse stammen als het ware graag binnenhaalden in Rome. Ze kregen zelfs een deel van de belastingopbrengst en werden ingezet in het leger en het bestuur. Hij doet net of ze met de fanfare onthaald zijn. Ook de beroemde Peter Brown, groot kenner van de Late Oudheid (die hij laat beginnen in 200 CE) en van het Christendom krijgt een veeg uit de pan omdat hij de invasies toch een beetje bagatelliseert en alles ziet in het kader van een religieus en cultureel debat. Brown ging er zelfs prat op dat hij de hele geschiedenis van de Late Oudheid (volgens hem van 200 CE tot 800 CE) kon beschrijven zonder ook maar een keer het woord val, verval, invasie etc… te noemen.
        Verder zult u het me niet euvel duiden dat ik niet alle namen kan opsommen na vijf jaar! Nu ik het boek voor mij heb liggen, denk ik dat ik ga herlezen.
        Samenvattend: Ward-Perkins wil aantonen dat de val van Rome allemaal niet zo geweldloos was als sommige jongere historici beweren en de neiging hebben daar meer ‘los’ over te denken. Wat voor hem pleit is dat hij in een slothoofdstuk de plussen en de minnen van zijn eigen mening im Frage stelt. Ik zie hem dus helemaal niet als gelijkhebberig. Ik geloof ook niet dat hij pretendeert het laatste woord te hebben, maar er is al zoveel over de ‘val’ van Rome gezegd dat er weer eens ruimte komt voor iemand met een uitgesproken mening.
        Uw laatste zin kan ik niet goed plaatsen.

        Nog twee dingen:
        1. Ik vond een paar weken geleden het antiquarisch het boek van J.B. Bury. Dat wil ik eens gaan lezen.
        2. In mijn reactie op JL had ik het over een inventaris van 400 oorzaken; toen had ik het boek niet bij de hand. Nu merk ik dat het een Duitse inventaris is en dat het aantal 210 is, dus correctie!
        Ik zou zeggen, lees het boek. Gezien het nachtelijk uur ga ik nu toch mijn bed opzoeken!
        Met vriendelijke groet!

        1. Beste Rutgerius,
          Op zich een interessante reactie omdat het goed laat zien hoe historici door de decennia heen van mening veranderen. Bury behoort tot een periode waarin de historici anders aankeken tegen de rol van de barbaren in de val van het West-Romeinse rijk dan de generaties die tussen de wereldoorlogen en de jaren 70 schreef. Die was namelijk van mening dat de barbaren met grof geweld het Rijk ten val hadden gebracht (invloeden van de wereldoorlogen kunnen hier waarschijnlijk niet ontzegd worden), en dat de Romeinse burgers geknecht of uitgeroeid werden. Deze mening werd wederom vanaf de jaren 70 langzaamaan gewijzigd tot er een soort ‘entente-model’ uit voortgekomen was, dat vervolgens weer door historici als Ward-Perkins aangekaart werd. Zonder twijfel, met name omdat je uit de contemporaine bronnen bewijzen voor beide meningen kunt vinden, zal deze pendule nog wel even heen en weer bewegen.

Reacties zijn gesloten.