
Mijn verblijf in Griekenland zat erop. Het was oorspronkelijk mijn plan geweest vanuit Thessalië naar Thessaloniki te rijden en daarvandaan door Joegoslavië, Oostenrijk en Duitsland terug te keren naar Nederland. Er was echter oorlog uitgebroken in het eerstgenoemde land en dus wilde ik nu door Bulgarije, Roemenië en Hongarije naar Wenen rijden, waarheen ik de volgende stapel landkaarten had vooruitgestuurd. Onderweg hoopte ik onder andere Sofia, de resten van de Donau-brug van Trajanus, Aquincum en Carnuntum te bezoeken. Zoals ik me herinner had ik alle visa in mijn paspoort staan, maar er staat me niets bij van bezoekjes aan Haagse consulaten, dus misschien herinner ik me dat wel verkeerd.
Naar Thessaloniki
Wat ik wel herinner is de fietstocht noordwaarts vanuit Almyros: naar Larisa, de immer stoffige hoofdstad van Thessalië, en daarvandaan verder door het prachtige Tempe-ravijn. Hier breekt de rivier de Peneios door de bergketen van Olympos, Ossa en Pelion: een mythologisch landschap, want volgens een beroemd verhaal stapelden ooit de opstandige reuzen de twee laatste bergen op elkaar om daaroverheen de Olympos te bestormen. Ik ben verschillende keren door de kloof gekomen en vind het een van de mooiste landschappen in Griekenland.
Voorbij het ravijn mondt de Peneios uit in de Egeïsche Zee. Op een camping op het strand sloeg ik, na zo’n 120 kilometer te hebben gefietst, mijn tent weer eens op. Dat was sinds Sperlonga niet meer gebeurd – ik had viermaal geslapen in hotels, één nacht doorgebracht op de boot en verschillende nachten geslapen bij mijn Griekse gastfamilie – en ik was aangenaam verrast dat ik de zoekgeraakte lires terugvond. Ik herinner me dat ik heerlijk in zee heb gezwommen.
Macedonië
De daaropvolgende dag fietste ik verder langs de Olympos. Ik had gehoord dat Dion zo’n prachtige opgraving was, dus ik reed een beetje om. Het was er inderdaad prachtig, niet zozeer door de antieke resten als wel door hun ligging in een mooi, schaduwrijk bos. Een beekje maakte de idylle compleet.
De Macedonische vlakte wachtte en in de late middag reed ik Thessaloniki binnen. Ik was op slag verliefd op deze mooie stad, waar ik even bleef hangen om lires te wisselen en een bezoek te brengen aan een fotograaf. Maar een nieuw kartonnen cameraatje – of een filmpje voor zo’n cameraatje – hadden ze helaas niet. Ik was graag wat langer in deze fijne stad gebleven, maar dat ging niet omdat de camping een heel eind verderop was, aan de overzijde van de baai. Daar sloeg ik die avond mijn tent opnieuw op. Weer 140 kilometer verder. Die avond regende het op de Olympos en ik zag prachtige bliksems.
De fijnste stad van Griekenland
Het kan ook de avond erna zijn geweest. Het wonderlijke is namelijk dat ik nauwelijks herinneringen heb aan deze dagen. Ik weet zeker dat ik de volgende dag naar Thessaloniki ben gefietst en dat ik de bedoeling heb gehad het archeologische museum te bezoeken. Of ik er werkelijk ben geweest, dat herinner ik me weer niet. Alle herinneringen die ik heb aan dat museum, zijn van latere reizen. (Het is overigens een absoluut fantastische plek en als u er toch bent, ga dan ook even naar het Byzantijnse museum ernaast, dat u misschien nog mooier vindt.)
Ik moet de mooiste stad van Griekenland zijn doorgefietst over de Via Egnatia. Vermoedelijk heb ik de mooie ereboog voor keizer Galerius gezien, en zijn paleis en zijn graftombe. Misschien ook het forum en de diverse kerken. Maar ik herinner het me niet. Wél de haven waar ik een frappé dronk en me realiseerde dat de reis voorbij was. Niet omdat ik op het hoogtepunt moest stoppen, want ongetwijfeld zou me op de Balkan nog veel moois wachten. Maar ik was op weg gegaan om na te denken over mijn toekomst en was daar eigenlijk wel klaar mee. Ik moest afstuderen.
Wat ik ook herinner van die middag is dat ik naar het station ben gepeddeld om te onderzoeken hoe ik het makkelijkste kon terugkeren. Er bleek geen trein over de Balkan te gaan, of althans geen trein waarop een fiets kon worden meegenomen. Ik zou terugkeren via Athene, Patras en Brindisi. Ik verstuurde nog wat ansichtkaarten en fietste terug naar de camping. Het was tijd voor een duik.
[Dit zomerfeuilleton, waarvan het eerste deel hier is te vinden, is nog niet voorbij en wordt vervolgd. Als u er een landkaartje bij zoekt, dan is dat hier.]
Jona
Thessaloniki deed mij denken aan een andere havenstad Genua, dwz de 19e eeuwse gebouwen die allure zouden moeten uitstralen
Harry ten Brink