
Hoewel dit stukje en het volgende gaan over het kerstverhaal, wil ik beginnen met twee Bijbelpassages die daar niet zoveel mee te maken hebben. Om te beginnen de toespraak van Stefanos, de eerste christelijke martelaar. U vindt zijn woorden hier. Wat u daar helaas niet meteen ziet, is dat die toespraak grotendeels bestaat uit citaten uit de joodse Bijbel. In totaal tweeënzestig in tweeënvijftig regels. Hetzelfde geldt voor mijn tweede tekst, het gebed van de profeet Jona in het gelijknamige Bijbelgedeelte. U leest het hier. In totaal zeven citaten in acht versregels, 167 woorden in de Nederlandse vertaling.
Zulke citaten vormen, om zo te zeggen, een oud-joodse vorm van welsprekendheid. Iedere cultuur heeft zijn eigen manier om overtuigend te spreken en in de joodse religieuze wereld, waarin men meende dat God zich openbaarde in heilige geschriften, gold het als buitengewoon overtuigend als een schrijver of spreker erin slaagde allerlei citaten door zijn tekst te vlechten. Wat wij overtuigend vinden, dat een bewering correspondeert met toets- en kwantificeerbare waarnemingen en wordt verantwoord in een notenapparaat met literatuurlijst, speelde in het toenmalige jodendom een ondergeschikte rol. “Citatenvlechten” is ook de wijze waarop de twee kerstverhalen, die van Lukas en Mattheüs, tot stand zijn gekomen.
Om te beginnen Mattheüs’ geboorteverhaal. Jezus wordt geboren in Betlehem in Judea – een verwijzing naar Micha 5.1, waarin staat te lezen dat daar een verlosser zal worden geboren. Vervolgens is er het verhaal van de ster, dat verwijst naar de profetie van Bileam die staat vermeld in Numeri 24.17: “een ster komt op uit Jakob, een scepter rijst op uit Israël”. Deze passage werd aan het begin van de jaartelling messiaans uitgelegd. Een gelovige jood wist vanaf het moment dat hij dit had gelezen (of voorgelezen had gekregen) dat Mattheüs bedoelde te zeggen dat Jezus de messias was.
De ster van Betlehem wijst een aantal magiërs de weg. Magiërs waren eigenlijk de bewaarders van de Perzische religieuze tradities, maar het woord had in de dagen van Mattheüs vermoedelijk al de betekenis gekregen die ook wij eraan geven: een wijze uit het oosten. Zulke mensen wilden nog weleens een rol spelen bij de intocht van een vorst en dat is dan ook precies hun functie in dit verhaal: ze begroeten “koning messias”, zoals de joden het destijds verwoordden.
De wijzen komen aan in Betlehem bij het huis van Maria, werpen zich voor de kleuter terneer – opnieuw een koninklijk begroetingsritueel – en geven goud, wierook en mirre. Dit verwijst naar Jesaja 60.5-6, waar valt te lezen dat koningen van overal naar Jeruzalem zullen trekken om in de tempel te komen offeren. Geen antieke lezer, geen luisteraar zal niet hebben begrepen dat Mattheüs in feite beweerde dat Israël hersteld zou gaan worden.
Even later lezen we over de vlucht naar Egypte. Dit verwijst naar 1 Koningen 11.40: koning Salomo, de (inmiddels gedegenereerde) heerser in Jeruzalem, probeert Jerobeam, de door God aangewezen heerser van Israël, te doden, maar deze vlucht naar Egypte en keert pas terug als Salomo is overleden – precies zoals de heilige familie pas naar Israël terugkeert na de dood van koning Herodes. De hele vlucht naar Egypte is overigens vooral bedoeld om Mattheüs in staat te stellen om de profeet Hosea te kunnen citeren: “Uit Egypte heb ik mijn zoon geroepen.” (Hosea 11.1)
Het verhaal gaat nog even door – de kindermoord in Betlehem verwijst bijvoorbeeld naar Jeremia 31.15 en het vervolg dat er hoop is voor de toekomst – en eindigt ermee dat de familie terugkeert en zich vestigt in Nazaret. Er stond immers geschreven dat de verlosser een nazoreeër genoemd zou worden. Dit moet een citaat zijn uit een ons onbekende joodse religieuze tekst die noch in de Bijbel, noch in de Dode Zee-rollen noch elders is overgeleverd.
Het moge duidelijk zijn wat Mattheüs aan het doen is: hij toont dat het heil op het punt staat aan te breken. Tranen zullen gedroogd worden, leed zal vergeten raken, Israël zal worden hersteld. De vele citaten zijn niet de manier waarop wij een verhaal overtuigend willen laten klinken, maar een jood begreep het perfect.
[Wordt vervolgd met het geboorteverhaal volgens Lukas]
Beste Jona, deze retorische techniek doet mij afvragen wie de ontvangers (toehoorders of luisteraars) waren. Met andere woorden: in hoeverre ‘leefden’ de geciteerde teksten? Welk deel van de bevolking (her)kenden ze, en zijn ze onderdeel van één traditie? Deelden al die joodse sektes één corpus van geschriften of zat daar variatie in? Verder vermoed ik dat die specifiek joodse retoriek totaal gemist werd toen de christenen buiten het jodendom begonnen te werven.
Ik denk dat degenen die geletterd waren, de allusies wel herkenden. Grote delen van de Bijbel zijn geschreven door geleerden voor geleerden.
Duidelijke symbolen, zoals de ster, kunnen ook door ongeletterden zijn herkend.
“maar een jood begreep het perfect”
De eenentwintigste eeuwer die de truc kent doorziet het even goed: Paris van Troje, Oedipus, Mozes enz. Oh – en Harry Potter die als baby zijn ouders verliest en de eerste jaren in een bezemkast moet slapen. Als zodanig heb ik er veel meer waardering voor dan met alle religieuze poespas die er in al die eeuwen aan is gehangen. Daarvoor ben ik ongelovig – uit mijn aard, zeg maar.
Past ook Jesaja 7.14 in dit verhaal?
“Daarom geeft de Heer zelf u een teken: Zie de jonge vrouw (‘virgo’ in de Vulgaat) is zwanger, en zal een zoon ter wereld brengen, en gij zult hem de naam Immanuël (‘God met ons’) geven.”
Ja, die past er ook in. Had ik eigenlijk ook wel kunnen mee nemen. Gek dat ik het niet heb gedaan want ik herinner me dat ik ernaar heb gekeken.
Die bijl zal wel verwijzen naar een martelaarsdood (zoals het zwaard waarmee Paulus vaak wordt afgebeeld).
Ja, dat dacht ik eerst ook, maar Mattheüs’ beul hanteerde geen bijl, maar een zwaard. Zie bijvoorbeeld het knappe schilderij van Caravaggio.
https://upload.wikimedia.org/wikipedia/commons/thumb/5/57/The_Martyrdom_of_Saint_Matthew-Caravaggio_%28c._1599-1600%29.jpg/800px-The_Martyrdom_of_Saint_Matthew-Caravaggio_%28c._1599-1600%29.jpg
Volgens Hall’s Dictionary of Subjects & Symbols in Art wordt Mattheüs wel vaker met bijl of hellebaard afgebeeld, inderdaad wegens zijn martelaarschap. Dat Caravaggio het anders doet past helemaal bij die geweldige schilder 🙂
Problem solved.
Dank je wel Alexander.
Er van uitgaande dat de meeste mensen in Jezus’ niet konden lezen of schrijven, kun je je afvragen of het O.T. niet een grotendeels verzonnen verhaal was, gebruikt door de priesterkaste om ‘het volk’, dat het niet zo goed of helemaal niet goed had op de maatschappelijke ladder, in het gareel te laten lopen. Ik betwijfel niet het bestaan van Jezus, maar zie hem meer als een sociale rebel, die uiteindelijk weinig bereikt heeft. Het N.T. voegt daar niet veel aan toe. Te veel afstand in tijd en plaats tot de feiten die de schrijvers of de vermeende schrijvers hadden en te veel tegenstrijdigheden.
En dan hebben we het nog niet over de eindeloze splitsingen van het christendom en van het elkaar de kop inslaan voor al die meninkjes (zie godsdienstoorlogen). En wat te doen met al die andere godsdiensten? Waarom zouden die minder recht op de ‘waarheid’ hebben?
Ik heb de indruk dat de laatste tijd deze blog eerder ’theologisch’ is dan archeologisch of oudheidkundig.