Ik heb nu geschreven over – hier is het eerste deel – dat het idee van een messias aanvankelijk volkomen seculier was: een ideale heerser uit het Huis van David. Misschien verschijnend in de Eindtijd. Misschien voorzien van een hogepriesterlijke collega. Er zijn nogal wat mogelijkheden. In het Jodendom is echter, anders dan in het christendom, het idee zeldzaam dat deze messias ook de Mensenzoon was die het Laatste Oordeel zou vellen. Het was echter niet ondenkbaar.
Middelaarfiguren
Hier betreden we het terrein van de “middelaarfiguren”. Er zijn teksten waarin verlosser-achtige figuren voorkomen met een bovenmenselijke, hemelse status, alleen ondergeschikt aan God zelf. In de Oorlogsrol treden bijvoorbeeld de engel Michaël en de Lichtvorst op als eschatologische redders.
De Gelijkenissen van Henoch melden dat de Mensenzoon, die “zal zijn als een staf voor de rechtvaardigen en als een licht voor de heidenen”, al bestond vóór de Schepping. De Uitverkorene, zoals degene die het Laatste Oordeel zal vellen ook heet, is dus, om een jargonterm te gebruiken, pre-existent. De hemelse herkomst van zulke figuren blijkt soms uit natuurwonderen: de messias kan bijvoorbeeld mensen doden met zijn vurige adem. (Bar Kochba werd er door zijn vijanden van beschuldigd een kunstje te doen als vuurvreter.)
Zoon van God
Soms worden messiaanse figuren aangeduid met de titel “zoon van God”, zoals in een beroemd fragment van de Dode Zee-rollen (4Q246) en in het apocriefe boek 4 Ezra. Dit was een op zich gewone oosterse manier om antieke vorsten aan te duiden. De uitdrukking kon synoniem zijn voor “rechtvaardig”.
De evangelist Marcus gebruikt de woorden voor Jezus van Nazaret en lijkt daarbij eerder te hebben gedacht aan een koninklijke titel of een typering van ’s mans rechtvaardigheid dan aan een werkelijke familieband. Hij vertelt althans geen geboorteverhaal waarin Jezus’ herkomst uit het Huis van David wordt gedocumenteerd, laat staan een goddelijke afkomst.
Mattheüs en Lukas, die wel met die gedachte spelen, kunnen zijn beïnvloed door de Grieks-Romeinse wereld, waarin van vooraanstaande filosofen en belangrijke vorsten werd beweerd dat ze waren verwekt door een godheid: Pythagoras, Plato, Alexander de Grote en Apollonios van Tyana zijn voorbeelden.
Alles bij elkaar
Eén ding is in dit alles duidelijk: er was geen systeem. Dat de messias afstamde van David, valt bijvoorbeeld lastig te harmoniseren met het idee dat hij pre-existent was.
De joden vonden het zelf ook verwarrend en begonnen messianologieën te combineren. Michael, Melchisedek en de Lichtvorst werden drie namen voor dezelfde persoon. De rechter die het Laatste Oordeel zou vellen, kon worden aangeduid als Mensenzoon, maar ook als de Uitverkorene. In de Gelijkenissen van Henoch is deze bovendien de Messias. (Dit keer met een hoofdletter.) Tot slot ontdekt Henoch, de mysticus die het allemaal opschrijft, dat hij zélf de Uitverkorene, de Mensenzoon en de Messias is.
Kleine Jahweh
Het was onvermijdelijk dat alle figuren zouden worden samengevoegd tot één engel, die gold als Gods vizier, die de wereld bestuurde. Voor dit denkbeeld zijn diverse oorsprongen aan te wijzen, zoals het Griekse logos-idee, maar er is ook een “intern-Joodse” ontwikkeling in dezelfde richting geweest. Die vinden we in de tekst die bekendstaat als Sefer Hechalot (“Het boek der hemelse paleizen”) of 3 Henoch.
In deze wonderlijke tekst, die gelukkig wél in het Nederlands is vertaald, wordt de wereldbesturende engel door God in koninklijke gewaden gestoken en krijgt hij de naam “de kleine Jahweh”, hoewel hij al Henoch en Metatron heette. Die laatste naam, die zoiets als “troongenoot” betekent, verwijst naar de passage in Daniël waarin tronen – meervoud – worden neergezet voor God en even later de Mensenzoon het Laatste Oordeel komt vellen. Er werd in de Oudheid gedebatteerd over degene die op de tweede troon zat en in Sefer Hechalot is dat dus de kleine Jahweh.
De messias als God
Onnodig te zeggen dat hier een vacature viel te vervullen. Dat Jezus, volgens een door Paulus geciteerde (en dus: pre-Paulinische en dus joodse) hymne in de Filippenzenbrief, “de naam boven alle namen” krijgt, bewijst dat de allereerste volgelingen van Jezus hem al beschouwde als de tweede persoon van wat minimaal een twee-eenheid is geweest.
Voor ik afrond nog even een punt waar aarzeling mogelijk is. Over de vraag wanneer Sefer Hechalot is geschreven, zijn de meningen namelijk verdeeld. Eén ding is daarbij echter duidelijk: het visioen over de kleine Jahweh moet heel oud zijn. Het kan niet meer zijn bedacht nadat de christenen hun messias, de Mensenzoon en Gods Woord waren gaan gelijkstellen en een hemelse troon hadden toegedacht. Daarom moet het idee van een bovennatuurlijke Messias dateren van vóór het midden van de eerste eeuw na Chr.
Het denkbeeld van een pre-existente tweede persoon van een goddelijke twee-eenheid, gelijk te stellen aan de messias, behoorde zeker niet tot dat deel van het religieuze erfgoed waar alle joden het over eens waren. Maar het is wel degelijk joods erfgoed.
Nog één stap verder, en we kunnen concluderen dat de christus Jezus ontologisch gezien een engel was. Hetgeen de Elchasaieten al dachten en ook sommige Valentiaanse christenen en Ebionieten. Het is natuurlijk niet zo vreemd de ‘christus’ verschijningen in visioenen te koppelen aan het verschijnen van een engel (bijv. Michaël),
De conclusie lijkt dat de joodse engelenschare zich bij de christenen samenbalde tot de verlosser figuur van christus.
Het zou de ‘historische’ christus in de vorm van Jezus m.i. wel verder ondermijnen.
(Een interessant artikel over ‘The (principal angels) background of Christology’, door L.W. Hurtado, Univ. v. Edinburgh; vrij op internet verkrijgbaar
Het verbaast me dat je schrijft dat Mattheüs en Lukas… “zijn beïnvloed door de Grieks-Romeinse wereld, waarin van vooraanstaande filosofen en belangrijke vorsten werd beweerd dat ze waren verwekt door een godheid: Pythagoras, Plato, Alexander de Grote en Apollonios van Tyana zijn voorbeelden.”
Waarom plots die wending? Eerder betoogde je dat de schrijvers van de Evangeliën allen Joods waren en goede kennis van de Hebreeuwse Geschriften hadden. Waarom zou een Hebreeuws literair genre voor het geboorteverhaal dan ineens niet meer opgaan?
Het geboorteverhaal bij Lucas is nu juist een van de mooiste voorbeelden van een Hebreeuws literair genre: de midrasj…
Lezen we bij Mattheüs een beknopte midrasj: Matt.2:13″ Uit Egypte heb Ik mijn zoon geroepen”, op basis van de tekst van Hosea 11:1.
Zo lezen we bij Lucas een zeer uitgebreide midrasj op basis van Hosea 2:4 (de scheiding tussen God en vrouwe Israël) en de hereniging tussen de twee ‘echtelieden’ in Hosea 2:17. En het ‘kind’ dat uit deze hereniging voortkomt.
Bij verschillende gemeentes van Messias belijdende Joden in Israël (Judaïstische gemeenten worden ze daar genoemd), is deze midrasj al volledig ingeburgerd. Het heeft bij deze ‘christenen’ zelfs het reguliere Kerstfeest al verdrongen…
Metatron is trouwens ook de naam van een YouTube kanaal over geschiedenis, ook al is het meer voor de liefhebbers van zwaardvechten dan voor de liefhebbers van bijbelteksten. Maar halverwege deze video vertelt hij aantal dingen over heidenen die zich tot het christendom bekeren die heel goed overeenkomen met wat Jona vaak heeft geschreven, namelijk dat het verschil niet zo scherp was en dat je best in Thor en Jezus kon geloven.
https://youtu.be/EuzQeIInSEg
“Dat de messias afstamde van David, valt bijvoorbeeld lastig te harmoniseren met het idee dat hij pre-existent was.”
Wat is daar lastig aan? Die afstamming is puur lichamelijk – een reeks van seks en geboorte. Pre-existentie is puur bovenlichamelijk en gaat dus over het goddelijke aspect. Dat is heel iets anders.
Ik geloof er allemaal niks van, maar dat komt omdat ik geen dualist ben en bovendien Bijbelse stambomen bepaald niet vertrouw.
Het Johannes Evangelie begint met wat we nu een disclaimer zouden noemen; een soort van leeswaarschuwing:
Joh.1:45 “We hebben de man gevonden over wie Mozes in de wet (de Thora) geschreven heeft en over wie ook de profeten spreken: Jezus, DE ZOON VAN JOZEF UIT NAZARET !”
Bedenk dus bij alles wat je verder over Jezus leest dat hij een gewoon mens was; hij was de zoon van Jozef uit Nazaret, niets minder, maar beslist niets meer.
En we lezen in ALLE vier de Evangeliën dat de Geest des Heren (de heilige Geest) in de gedaante van een duif op hem neerdaalde. En ook dit is niet zo bijzonder als het lijkt; menig keer lezen we hierover in Tenach, zelfs koning Saul overkwam het: “Is Saul nu ook onder de profeten?” Ja… Saul werd “gegrepen door de geest van God” (1Sam.10:10).
In het Johannes Evangelie is de persoon Jezus in feite maar heel weinig aan het woord. Het is de Geest die “op hem rust” die in dit Evangelie de boventoon voert. En het is deze (Logos)geest die
pre-existent is:
Spr.30:4 “Wie heeft de grenzen van de aarde bepaald? Noem mij Zijn Naam, en de naam van Zijn ZOON, als je die kent.”
Niet Jezus is dus pre-existent, neen, de Geest die ‘in hem woonde’ is pre-existent!
“de Geest die ‘in hem woonde’ is pre-existent!”
Tja, ik schreef al: “Pre-existentie is puur bovenlichamelijk”. Wat zou de veronderstelde geest die ‘in hem woonde’ anders moeten en kunnen zijn? Om dat te begrijpen heb ik Johannes niet nodig.
Die reeks van seks stopt wel bij Maria, als je de maagdelijke geboorte als dogma aanhoudt. Sowieso ligt er heel wat druk op de tere schouders van het kerstekind dat zoveel rollen te spelen heeft, van legerleider tot kleine Jahweh.
Metatron klinkt als de naam voor een slechterik in het Marvel-universum.
Gelukkig voor hem leefde het kerstekind al niet meer toen toen zijn fandom die druk op zijn tere schouders legde. Hedendaagse idolen hebben die luxe niet. Wel amusant trouwens om een goddelijke entiteit als een teer poppetje af te schilderen. Ik zou denken dat met zo’n geestelijke vader die schouders enorm sterk zijn. Maar ja, wat weet ik er van.
Megatron van de Decepticons uit de Transformers.