Winckelmann (1)

Winckelmann (Walhalla, Regensburg)

De invloedrijkste oudheidkundige aller tijden? Dat was Johann Winckelmann (1717-1768). Geen twijfel mogelijk. Niet alleen stampte hij min of meer in zijn eentje de kunstgeschiedenis uit de grond, hij gaf het vak ook een grotere missie en schiep zo een nieuwe culturele identiteit voor Europa. De prestatie is des te indrukwekkender als we bedenken dat hij werd geboren als schoenlapperszoon en zijn leven lang een buitenstaander bleef. Maar juist het feit dat hij er altijd een beetje naast stond, maakte dat hij kon uitgroeien tot een wetenschapper van het kaliber-Newton.

Een outsider dus, die alleen naar de universiteit kon gaan doordat hij zich aanvankelijk toelegde op theologie, het enige vak waarvoor destijds studiebeurzen aan arme studenten werden verstrekt. Eenmaal afgestudeerd had hij een reeks onderwijsaanstellingen, spaarde hij om natuurwetenschappen te studeren, bezocht hij de Antikensaal in de Saksische hoofdstad Dresden en las hij alles wat los en vast zat.

Winckelmanns zelfdiscipline was legendarisch. Zo bond hij ’s nachts houtblokken aan zijn benen die, als hij insliep, op de grond vielen, hem wekten en dwongen verder te gaan met zijn studie. Uiteindelijk zorgde de pauselijk gezant in Saksen ervoor dat Winckelmann een stipendium kreeg om zich te kunnen wijden aan de bestudering van de antieke kunst.

Normaal gesproken waren dit soort jaargelden bestemd voor “erkende” geleerden die een proefschrift over een oudheidkundig onderwerp hadden gepubliceerd, maar Winckelmann had grote indruk gemaakt met meningen die weliswaar getuigden van een ongebruikelijke kijk, maar origineel waren en goed beredeneerd. Ze vonden hun neerslag in de Gedanken über die Nachahmung der griechischen Werke (1755), een werkje dat voldoende opzien baarde om al snel te worden vertaald in het Frans en Italiaans.

De toekomst had nog meer te bieden. De keurvorst van Saksen vroeg Winckelmann om het hof vanuit Italië op de hoogte te houden van het archeologische nieuws. De Europese oudheidkundigen waren in deze jaren in de ban van de opgravingen in Herculaneum, waar de Villa dei Papiri was ontdekt met een bibliotheek en een collectie antieke sculpturen. Winckelmann vestigde zich in Rome, waar hij, werklustig als altijd, zijn dagen vulde met het onderzoeken van oude kunstwerken en gebouwen, het bekijken van oude graven en het studeren in bibliotheken.

In 1758 maakte hij de reis naar Herculaneum waarvoor hij naar Italië was gestuurd. Het liep echter uit op een mislukking. De opgravers moesten niets hebben van het Duitse heerschap, dat bovendien in een Sendschreiben von den Herculanischen Entdeckungen opmerkte dat het onderzoek wetenschappelijk niet door de beugel kon en dat een van de betrokkenen evenveel verstand had van oudheidkunde als de maan van kreeften.

Het Sendschreiben maakte uiteenlopende reacties los, en aan het Napolitaanse hof waren die vooral negatief. De keurvorst van Saksen begreep dat hij de komende jaren weinig zou kunnen aankopen in Italië en beëindigde het stipendium, maar de Romeinse geestelijkheid roemde Winckelmanns oprechtheid. Dat leverde hem eerst een aanstelling op in dienst van kardinaal Albani en vervolgens de functies van prefect van de oudheden van Rome en pauselijk antiquariër (1763). Hij was nu verantwoordelijk voor het afgeven van vergunningen voor opgravingen en moest erop toezien dat er geen oudheden werden gesmokkeld. Op een of andere manier zag hij ondanks zijn verplichtingen kans zijn meesterwerk te schrijven, de Geschichte der Kunst des Altertums (1764). Tegelijkertijd publiceerde hij de Nachrichten von den neuesten Herculanischen Entdeckungen, waarin hij onder meer Pompeii identificeerde. Als een bezetene werkte hij verder, tot hij in 1768 de dood vond onder nooit bevredigend opgehelderde omstandigheden. Daarover heb ik al eens geblogd.

[Wordt vervolgd. Ik bedoelde dit stukje als reclame voor de lezing, dinsdagavond in het Rijksmuseum van Oudheden in Leiden, van Eric Moormann over Winckelmann.]

Deel dit:

16 gedachtes over “Winckelmann (1)

      1. En daarbij had ´het grauw´ tijd noch geld voor gepoederde haren en dus gewoon zijn eigen haarkleur. ´Iedereen´ is in dit geval dus maar de kleine rijke bovenlaag. Je vraagt je af waarom Winckelmann zich liet portretteren zonder poeder. Was het een eerbetoon aan zijn afkomst, was poederloos op dat moment toevallig in de mode?

      2. Ik meen te weten dat het niet dragen van een pruik een teken was dat men vrijheid zocht. Iets dergelijks wordt verteld over het niet-dragen van kniebroeken (sans culottes).

        1. Rob van Dam

          In de National Portrait Gallery in Londen zijn diverse pruikloze achttiende-eeuwers te zien. Zulke portretten schijnen een hoge mate van huiselijkheid te hebben moeten uitdrukken: Grote Mannen zonder Vertoon. Maar geheel onbedekt zijn de geportretteerden niet. Ze dragen doorgaans een soort lap om het hoofd, als een dunne, strakke hoofddoek.

  1. Ik las ooit ergens dat hij overleed aan een gesprongen blaas omdat hij tijdens een opgraving geen tijd nam om te plassen. Dat kan ik dus naar her rijk der fabelen verwijzen?

      1. Henk Smout

        De Hein-van-Dolentheorie dat de in Triëst vermoorde persoon niet Winckelmann is, vindt geen brede acceptatie.

            1. Wat leuk dat dat boekje is vertaald in het Duits! (Volgens mij betekent “nicht rezeptiert” overigens niet dat het geen acceptatie heeft gekregen, maar dat het niet voldoende is gehoord. Maar ik kan me vergissen.)

              1. Henk Smout

                Rezipieren in Wahrig – Deutsches Wörterbuch (uitgave van 1985): auf-, an-, -übernehmen.
                Rezipieren in Knaurs Lexikon a-z (ik bezit zeven edities uit de periode 1931 – 1981): auf-, an-, einnehmen.
                Recipio in Van Wageningen en Muller – Latijnsch Woordenboek, vierde druk 1929, laatste voorbeeld op blz. 811 rechts onderaan: + (bij niet-klassieke prozaschrijvers) condicionem het voorstel aannemen.
                Wat er in andere woordenboeken en naslagwerken wel of niet staat, neem ik niet voor mijn rekening.
                Uit zo ongeveer het eerste wat ik ooit bij Nietzsche las, herinner ik mij dat consensus sapientium niet bewijst dat iets ook waar is.

  2. Arjan Vink

    Zo te merken kun je je nog opgeven voor de lezing (hoewel er een sluitingsdatum van 25 november genoemd wordt).

Reacties zijn gesloten.