MoM | Sceptici, antiquariërs en monniken

Mabillon

Ik heb al eens geblogd over het positivisme, dat wil zeggen de methode van waarnemen, het verzamelen van die waarnemingen, het opsporen van patronen (“wetten”) en het hernieuwd doen van waarnemingen om te zien of het gevonden patroon werkelijk bestaat. De methode, doorgebroken in de zeventiende eeuw en vooral bekend uit de natuurwetenschappen, is zó succesvol dat ze geldt als dé wetenschappelijke methode bij uitstek.

Pyrrhonisme

Voor de oudheidkunde vormde de populariteit van deze methode een bedreiging. Experimenten en waarnemingen van het verleden zijn immers onmogelijk. Ook waren er in de zeventiende eeuw de pyrrhonisten, die heel skeptisch waren over de mogelijkheid het verleden, onwaarneembaar als het was, überhaupt te kennen.

Lees verder “MoM | Sceptici, antiquariërs en monniken”

MoM | Antiquarisme

Justus Lipsius’ uitgave van het boek van Martinus Smetius

Het is moeilijk voor te stellen hoe groot de mentale impact is geweest van de ontdekking van Amerika en de omzeiling van Afrika. In de eerste helft van de zestiende eeuw werden Europese geleerden geconfronteerd met tal van nieuwe zaken: planten als de aardappel en de tomaat, wonderlijke dieren als lama’s en buideldieren, nieuwe mineralen, specerijen, volken en landen. Sommige bizarre verhalen uit antieke bronnen bleken waar te kunnen zijn, en daardoor ontstonden nogal wat onduidelijkheden. Waar lag de grens tussen feit en fictie? Als Herodotos’ verhaal over de omzeiling van Afrika waar kon zijn, waarom zou zijn verhaal over goudbewakende griffioenen dan onwaar zijn? Elke geleerde trachtte orde te scheppen in de informatiewarboel en het daartoe meest voor de hand liggende middel was het verzamelen van observaties. De zestiende eeuw werd zo de tijd van rariteitenkabinetten en curiosacollecties. Alleen door al het nieuwe nauwkeurig te bestuderen kon een grens worden getrokken tussen feit en fictie, waarna de nieuwe gegevens konden worden gecombineerd met de bestaande.

Antiquarisme

Lange tijd was er geen scherpe grens geweest tussen antiquiteiten en rariteiten. Het waren niet uitsluitend boeren in afgelegen dorpen die meenden dat aardewerk, net als fossielen, spontaan groeide in de grond. Nog in de achttiende eeuw waren er verzamelaars die meenden dat de stenen pijlpunten en klingen die in de bodem werden gevonden, elfenwapens waren. De grenzen tussen Griekse en Romeinse oudheden, prehistorische artefacten, fossielen en andere bijzondere voorwerpen waren onduidelijk, zodat men in oudheidkundig bedoelde collecties ook biologische curiosa en meteoren kon aantreffen. Geleidelijk ontstonden er echter specialismen en begonnen verzamelaars zich toe te leggen op deelgebieden: de Grieks-Romeinse Oudheid bijvoorbeeld, waarbinnen men zich dan kon specialiseren op gemmen, inscripties, vazen, militaria, sculptuur of voorwerpen uit een regio als Etrurië of Romeins Egypte. Vrijwel elke Europese vorst bezat een muntencollectie.

Lees verder “MoM | Antiquarisme”