Faits divers (2): boeken

Dit keer: drie leuke boeken en een expositie.

Wat voorafging aan de Zijderoute

Het eerste leuke boek dat ik aan u wil voorstellen, is dat van Daan Nijssen, die u misschien kent als de auteur van Het Wereldrijk van het Tweestromenland. In zijn nieuwe boek, Alle wegen leiden naar Babel, behandelt hij de voorgeschiedenis en totstandkoming van de Zijderoute. Ik heb het al mogen lezen en kom er later nog op terug. Voor het moment vertel ik alleen dat Nijssen sterk de nadruk legt op de ontwikkeling van een handelsnetwerk vanuit Mesopotamië. Het is in die zin complementair met Rome and China. Points of Contact van H.J. Kim, waarover ik het al eerder had. Daarin leest u vanuit Chinees perspectief hoe de Han-keizers het initiatief namen om contact te zoeken met het mysterieuze Verre Westen.

De tussenliggende schakel was het Kushana-rijk in Oezbekistan, Afghanistan en Pakistan, waaraan Craig Benjamin in 2018 Empires of Ancient Eurasia wijdde. Nijssen behandelt dat ook, zoals hij ook China aan de orde stelt. Door de nadruk te leggen op het door de Chinezen ontdekte, in Mesopotamië al ontstane netwerk, heeft Nijssen een interessante insteek gekozen. Het is een lezenswaardig, vlot geschreven boek, waarover later meer.

Lees verder “Faits divers (2): boeken”

Interview met Eric Moormann

[Vandaag gaan de musea weer open, dus ook het Rijksmuseum van Oudheden in Leiden. Dat daar een Domitianus-expositie is te zien, veronderstel ik bekend bij de vaste lezers van deze blog. Een van de organisatoren was Eric Moormann, de onlangs met emeritaat gegane hoogleraar Klassieke Archeologie van de Radbouduniversiteit in Nijmegen. Ik stelde hem een paar vragen.]

Er zijn in de eerste twee eeuwen van onze jaartelling zestien keizers die echt hebben kunnen regeren. Waarom kies je Domitianus voor een expositie?

Hij was de laatste van de tweede keizerlijke dynastie van het Romeinse Rijk, de Flaviërs, maar is minder bekend dan zijn lotgenoot Nero, de laatste keizer van het Julisch-Claudisch huis. Allebei waren ze volgens de elitaire bronnen uit die tijd superslecht, zoals je kunt verwachten aan het einde van een dynastie. De omverwerping moet immers gerechtvaardigd. Toch is er veel te zien en te vertellen over Domitianus. Ook wetenschappelijk is hij lang ondergewaardeerd gebleven. Daarbij blijf ik even in de eerste eeuw. Marcus Aurelius zou ook een goede keizer zijn om een tentoonstelling aan te wijden.

Lees verder “Interview met Eric Moormann”

Domitianus (1): Corona civica

Domitianus (Museo Archeologico Nazionale, Napels)

De wetenschap staat soms voor niets. Een rottig virus steekt de kop op, binnen enkele weken is het begrepen, binnen enkele maanden liggen er vaccins, en een jaar na de eerste prik is in de westerse wereld ruim 85% van de bevolking ingeënt. Helaas is de rest van de wereld langzamer, blijven er nieuwe virusvarianten ontstaan en dat maakt de huidige lockdown onvermijdelijk. Dat is zuur.

Het is extra zuur voor de mensen die de afgelopen jaren hebben gewerkt aan de Domitianus-expositie in het Rijksmuseum van Oudheden in Leiden. Na twee keer  te zijn uitgesteld ging die afgelopen vrijdag open voor het publiek. Zaterdagmiddag ging het museum dicht. Een van de organisatoren, Eric Moormann, appte me dat hij het “akelig” vond, en dat leek me het eufemisme van het jaar.

Lees verder “Domitianus (1): Corona civica”

MoM | Winckelmann (2)

Winckelmann (door Anton von Maron)

Gisteren heb ik het leven van Winckelmann kort beschreven, vandaag wil ik het hebben over zijn oeuvre en zijn betekenis. Soms was de Duitse kunsthistoricus heel traditioneel, zoals in zijn Description des pierres gravées du feu Baron de Stosch uit 1760: een redelijk normale catalogus, die ook zijn voorgangers zouden hebben kunnen maken. Ook had hij, net als zijn tijdgenoten, nog een normaal brede onderwerpskeuze: weliswaar was hij enthousiaster over de Griekse kunst dan over de oud-Oosterse culturen, maar in de Geschichte der Kunst des Altertums behandelde hij toch ook de kunst van de Egyptenaren, Feniciërs, Perzen en Etrusken.

Het vernieuwende zit in de brug die Winckelmann sloeg tussen enerzijds de welbeschouwd zielloze beschrijvingen van voorwerpen en anderzijds de ideeën van de Verlichting. Hij stelde namelijk dat er een soort ideale kunst bestond en probeerde vervolgens te verklaren door welke maatschappelijke factoren deze was ontstaan. Zijn poging schoonheid te definiëren aan de hand van vaste criteria komt op ons wat bizar over, maar de toenmalige kunstkenners keken er niet van op. Ze keken evenmin op van Winckelmanns opmerkingen dat het lichaam van een man mooier was dan dat van een vrouw, dat het lichaam het beste zonder versiering kon worden afgebeeld (lees: naakt) en dat het beter was als emoties beperkt bleven. Emoties waren immers tijdelijk en de ware, eeuwige schoonheid bleef onverstoord door tijdelijke passies. Niets was Winckelmann een grotere gruwel dan de sculptuur van Bernini, die hij in Rome dagelijks moet hebben gezien en die volgens hem alleen een ongeschoold publiek zou kunnen imponeren en dan ook nog kortstondig. (Ik moet altijd aan dit oordeel denken als ik het Groninger Museum zie. Saai.)

Lees verder “MoM | Winckelmann (2)”

Winckelmann (1)

Winckelmann (Walhalla, Regensburg)

De invloedrijkste oudheidkundige aller tijden? Dat was Johann Winckelmann (1717-1768). Geen twijfel mogelijk. Niet alleen stampte hij min of meer in zijn eentje de kunstgeschiedenis uit de grond, hij gaf het vak ook een grotere missie en schiep zo een nieuwe culturele identiteit voor Europa. De prestatie is des te indrukwekkender als we bedenken dat hij werd geboren als schoenlapperszoon en zijn leven lang een buitenstaander bleef. Maar juist het feit dat hij er altijd een beetje naast stond, maakte dat hij kon uitgroeien tot een wetenschapper van het kaliber-Newton.

Een outsider dus, die alleen naar de universiteit kon gaan doordat hij zich aanvankelijk toelegde op theologie, het enige vak waarvoor destijds studiebeurzen aan arme studenten werden verstrekt. Eenmaal afgestudeerd had hij een reeks onderwijsaanstellingen, spaarde hij om natuurwetenschappen te studeren, bezocht hij de Antikensaal in de Saksische hoofdstad Dresden en las hij alles wat los en vast zat.

Lees verder “Winckelmann (1)”