
In het jaar 30 v.Chr. annexeerde Octavianus, de latere keizer Augustus, Egypte. Het werd geen normale Romeinse provincie maar gold als het persoonlijke domein van de heerser, bestuurd door een prefect. De eerste, Cornelius Gallus, kennen we ook als dichter; zijn opvolger Aelius Gallus is bekend om een als mislukt te boek staande expeditie naar het Gelukzalige Arabië, het huidige Jemen. Deze vond plaats in 26-25 v.Chr. Na zijn terugkeer organiseerde Aelius Gallus een tocht tegen het Nubische koninkrijk Meroë, en toen die niet het beoogde succes had opgeleverd, riep Augustus hem terug.
Aan Aelius Gallus’ Arabische veldtocht danken we een goede beschrijving van het westen van wat nu Saoedi-Arabië heet, overgeleverd in het aardrijkskundeboek van Strabo. Het doel lijkt te zijn geweest de Wierookroute te verkennen en verdragen te sluiten, al meldt Strabo dat Aelius Gallus ook vermoedde dat er veel edelmetaal en edelstenen wachtten in het diepe zuiden. De bewoners van het Middellandse Zee-gebied betaalden immers fors voor de wierook en wisten niet beter of de bewoners van de Jemenitische koninkrijkjes gaven dat nergens aan uit. Er moesten dus enorme bedragen liggen.
De gids van het Romeinse leger (tienduizend legionairs, duizend Nabateeërs en vijfhonderd Joden) was een zekere Syllaeus, een Nabateeër, die uiteindelijk de schuld kreeg voor alles wat verkeerd zou gaan. Het begin was echter veelbelovend genoeg: in de zomer van 26 stak een grote vloot de Rode Zee over. Er was schade aan de schepen, vertelt Strabo, die ook meent dat het beter was geweest over het land te trekken. In elk geval hielden ziektes de manschappen de resterende zomermaanden én de winter vast, wat bewijst dat de aanvoerlijnen en dus de vloot prima functioneerden. Men had overzee naar Jemen kunnen varen en de feitelijke fout lijkt te zijn geweest dat men in plaats daarvan de landweg koos. In elk geval rukten de twee legioenen en hun hulptroepen begin 25 op naar het zuidoosten.
Na enkele weken bereikte het leger Jemenitische koninkrijkje Saba, versloeg een plaatselijk leger en nam enkele steden in. De vloot arriveerde eveneens in Jemen en nam Aden in. De hoofdstad, Marib, weerstond het beleg en uiteindelijk trok Aelius Gallus zijn mannen terug. In iets meer dan twee maanden bereikten ze Egypte, wat bewijst dat het leger intact was gebleven. Hoewel de operatie gold als mislukt, staat maar te bezien of dat waar is, want vanaf dit moment ging de wierookhandel grotendeels overzee en werd ze door de Romeinen gecontroleerd.
Deze expeditie is opvallend goed gedocumenteerd. Behalve Strabo noemen Plinius de Oudere, Flavius Josephus en Cassius Dio haar; ze staat bovendien vermeld in de autobiografie van keizer Augustus. Verder zijn de woestijnroutes goed bekend; misschien kent u de tentoonstellingscatalogus uit het Louvre, Routes d’Arabie (2010), een baksteen van ruim drie kilo.
Jemenitisch bewijs ontbrak tot nu toe. Er staan in enkele inscripties Nabateeërs vermeld, maar niets bewijst dat die met deze expeditie te maken hebben, en datzelfde geldt voor de Romeinse ruiter Publius Cornelius die staat vermeld op een andere inscriptie: hij kan op elk moment zijn aangekomen. Inmiddels is er echter toch een Jemenitische inscriptie, gevonden in 2002 in Tamna, de hoofdstad van het koninkrijkje Qataban.
… heeft een … aan ‘Athar geofferd
op de dag waarop de Romeinen een aanval uitvoerden
De waarheid gebiedt te zeggen dat vrij veel onzeker is. Het woord dat hier is vertaald als “aanval” kan ook slaan op een religieuze processie of een handelsexpeditie, wat in deze context echter onwaarschijnlijk is. Het woord dat is vertaald als “Romeinen”, Rmn, kan ook slaan op een kleine groep mensen uit het oostelijke koninkrijkje Hadramaut, maar die zijn verder niet bekend uit Tamna. Kortom, de vertaling hierboven is gebaseerd op wat het meest plausibel is, maar zeker is het niet.
Een tweede inscriptie is al ruim een halve eeuw geleden gevonden in de tempel in Awam die was gewijd aan Almaqah, de beschermgod van het koninkrijkje Saba. Na de eigenlijke wijdingstekst van een beeldje volgt de reden waarom dit werd gewijd:
…omdat hij heeft gestreden met/tegen de R…
… het noorden en de Romeinen en …
Ook in dit geval is Rmn niet helemaal zonder problemen. In Sabaïsche teksten betekent het soms Romeins en verwijst het soms naar een vallei. Een in 2017 gepubliceerde tekst maakt echter duidelijk dat de frase “het noorden en de Rmn” de vaste omschrijving was voor het Romeinse Rijk, wat de balans laat doorslaan in het voordeel van de hier geboden vertaling. (Wellicht herkent u hier een hendiadys, een in de antieke poëzie gebruikelijke manier van formuleren.)
Kortom, een recent ontdekte inscriptie leert ons een al bekende inscriptie juist te interpreteren en deze blikt terug op de strijd tegen de Romeinen; een andere inscriptie vermeldt een Romeinse aanval. Dat zijn twee Jemenitische bronnen voor de expeditie van Aelius Gallus, die dus ter plekke behoorlijk wat indruk heeft gemaakt. Tenzij we te maken hebben met een niet uit de Griekse of Romeinse bronnen bekende veldtocht, vormen deze inscripties opnieuw een aanwijzing, dat de veldtocht niet de mislukking was die men wel zegt dat ze was.
***
Als u meer wil lezen: dit was gebaseerd op M. Arbach & J. Schiettecatte, “Premiers échos de l’expédition romaine d’Aelius Gallus dans la documentation sudarabique”, in: Comptes rendus des séances de l’Académie des Inscriptions et Belles-Lettres 161 (2017) 675-700.
Koninkrijkjes Qataban, Hadramaut en Saba. Is hier een kaart van, Jona?
Goede suggestie, toegevoegd!
Tamna (tekst) = Timna (kaart)?
En waar ligt Awam? Ik kom niet verder dan dat het iets is uit het Urdu.
Tamna = Timna
Awam: https://vici.org/vici/54864/
‘(..) vormen deze inscripties opnieuw een aanwijzing, dat de veldtocht niet de mislukking was die men wel zegt dat ze was.’
Het kan zijn dat het door het vroege ochtenduur komt en ik nog geen koffie heb gehad, maar die aanwijzing ontgaat me.
Je stelt terecht dat de Romeinen de lucratieve wierookhandel in handen kregen en controleerden, mogelijk als reultaat van de de veldtocht van Gaius Aelius Gallus. Die enorme expeditie was immers opgezet om ‘vriendschappelijke betrekkingen’ aan te knopen met de Jemenitische heersers. Alhoewel, met ’tienduizend legionairs, duizend Nabateeërs en vijfhonderd Joden [troepen van koning Herodes]’ zet je de ander al een mes op de keel, dunkt me. De omstandigheden leverde het Romeinse expeditieleger een enorm verlies aan mensen en materiaal op en ze waren niet in staat veroverde gebieden vast te houden. Uiteindelijk keerden de Romeinen gedecimeerd terug in Alexandrië.
Het lijkt me dat deze inscripties dus evengoed kunnen verwijzen naar het succesvolle verzet dat de Jemenieten boden?
Het hangt er maar van af welk doel de expeditie had. Was het doel de kustgebieden van het Arabische schiereiland aan het Rijk toe te voegen? Mislukking. Was het doel de wierookhandel onder controle te krijgen? Succes. Wat het verlies aan mensen en materieel betreft hangt het er maar van af welke kosten/baten verhouding we acceptabel achten. Om de voor de hand liggende Godwin te vermijden: zie het Tet-offensief. Schaken, dammen en go zijn oorlogssporten, maar overwinning en nederlaag zijn in oorlogen nogal onduidelijke begrippen.
‘(…) overwinning en nederlaag zijn in oorlogen nogal onduidelijke begrippen.’
Nadat Publius Quintilius Varus in 9 n.Chr. bij (waarschijnlijk) Kalkriese drie legioenen (het XVIIe, XVIIIe en XIXe – en hulptroepen; totaal ca. 18.000 man) verspeelde, was keizer Augustus volgens Suetonius totaal vertwijfeld (‘Quintili Vare, legiones redde!’). Je mag in dit geval toch wel van een nederlaag spreken, want het was van doorslaggevend belang voor de latere Romeinse limespolitiek.
Gaius Aelius Gallus bracht volgens de overlevering nog iets van zijn expeditieleger terug. Misschien is in dit geval de term ‘pyrrusoverwinning’ wel op zijn plaats.
Het verheugt me dat u ook literatuur in de taal van Molière gebruikt. Voor mij blijft Frans een belangrijke wetenschappelijke taal!
Het betreft hier geen literatuur in de zin van fictie, drama en poëzie, maar een wetenschappelijke publicatie.
Voor mensen die de taal van Molière niet machtig zijn, is dat werk dus niet toegankelijk.
Wetenschappelijke literatuur is een gebruikelijke uitdrukking, ook in de natuurwetenschappen. Het was voor mij kristalhelder dat PF het woord in deze betekenis gebruikte.
Je hebt natuurlijk gelijk, Frank. De opmerking van PF ging echter verder, namelijk ‘de taal van Molière’. Nu was Molière geen wetenschapper, maar een groot toneelschrijver.
Nog niet zo heel lang geleden werden wetenschappelijke publicaties in het Latijn geschreven als universele ‘lingua Franca’. Waarom zouden we niet kiezen voor een pragmatische benadering en boven nationalistische tendenzen uitstijgen? Het Engels voldoet immers prima als universele wetenschappelijke taal?
Dat doet niets af aan de poëtische schoonheid van het Frans, of de prozaïsche kracht van het Duits.
“De taal van Molière” is gewoon een andere benaming voor het Frans. Niets meer en niets minder!
@ Peter, Rob & Frank: Correct, wetenschappelijke literatuur is ook literatuur. Het hindert daarom genendeel wanneer ook vakliteratuur aantrekkelijk wordt opgeschreven. Bij kunstgeschiedenis (Renaissance) is ook Italiaans bepaald niet te versmaden :-]
Al enige tijd beëindig ik al mijn mails met een Franse beleefdheidsfrase – een bij uitstek Frans specialisme – als bescheiden verzet tegen alteveel bad-spoken-English aan leerinstellingen.
‘Het hindert daarom genendeel wanneer ook vakliteratuur aantrekkelijk wordt opgeschreven.’
Daar kan ik het alleen maar mee eens zijn, Marcel! Ik pleit echter voor het streven naar wetenschappelijke universaliteit.
Als er aan leerinstellingen slecht Engels wordt gebruikt, is dat kwalijk, maar dat geldt voor alle toegepaste talen.
Ik bedacht net dat het streven naar wetenschappenlijke universaliteit niet per sé voor populair wetenschappelijk werk hoeft te gelden, want dat zie ik meer als een ‘vertaling’ (= vereenvoudiging) van het puur wetenschappelijke werk. Het vormt een mooie publieksopstap naar het pure werk, mits zorgvuldig uitgevoerd. Dat is een onderwerp dat op dit blog regelmatig wordt belicht.
Het grote nadeel van Engels, en het verschil met Latijn als wetenschappelijke Lingua Franca, is dat Engels de huidige voertaal is van meerdere landen; Latijn was dat niet (ik heb het natuurlijk over de laat-Romeinse periode).
Dit betekent dat de weegschaal overhelt naar deze Engelstalige landen; hetgeen met name geldt voor de kleinere publicaties (stads- of dorpsgeschiedenissen bijv.).
Een Chinees leest niets over de geschiedenis van Zwolle of Franeker…..maar wel over Bristol of Southhampton.
Maar zelfs de grotere geschiedenissen krijgen teveel Engelse voorkeur; Uzelf weet wellicht direct wie de opvolgster van Henry VIII was…. maar weet u uit het hoofd wie er toen in Zweden de baas was? Of zelfs maar in Frankrijk?
Gelukkig komt het Chinees er aan….nog een jaar of 30, denk ik…
Hé.. Dit was een reactie op Rob Duijf… maar daar zet hij hem niet neer… (?).
Zoals ik ook aan Marcel al antwoordde, pleit ik hier slechts voor één overstijgende, universele wetenschappelijke taal, die de onderlinge communicatie vereenvoudigt en daarmee de wetenschap breed toegankelijk maakt. Het is evident dat in zo’n benadering geen plaats kan plaats kan zijn voor nationale sentimenten.
Er lijkt mij niets tegen het schrijven van ‘de kleine wetenschap’ in de lands- of streektaal, bijvoorbeeld als het gaat om de lokale cultuurhistorie. Gaat het om cultuurhistorie in het algemeen, dan het is het een pré als je verbanden weet te leggen tussen gebeurtenissen in de tijd. En ja, ik weet wie er ten tijde van Henry VIII regeerden, namelijk Karel V en Henry II. Afgezien van mijn interesse is dat ook iets dat ik tijdens geschiedenisles op de lagere school heb geleerd (en onthouden). Toegegeven: Gustav I moest ik even opzoeken.
Afgezien daarvan vind ik het absurd om een universitaire studie Nederlands tegenwoordig in het Engels aan te bieden. In GB wordt Engels ook niet in het Nederlands aangeboden. Dat lijkt me vrij logisch, maar dat terzijde.
Op een bevolking van ruim een miljard (!) Chinezen in China (en 50 miljoen Chinezen in het buitenland) spreekt slechts een ‘handjevol’ Engels. Toch verandert dat razendsnel, sinds het regime de markteconomie heeft omarmd en een op het westen gerichte koers is gaan varen. Bovendien is door de toevoeging van de regio Hong-Kong het Engels een officiële voertaal geworden.
Ook in China is het Engels de taal van de wetenschap; veel Chinezen studeren aan buitenlandse universiteiten. Voor wiskunde en aanverwante disciplines wordt het westerse metrische systeem gehanteerd. In de grote steden (buiten de stadsregio’s is China overwegend ruraal) kan men Engels studeren en de Chinezen zijn daar behoorlijk fanatiek in, sterker nog: het is een obsessie! Kinderen gaan op kleuterleeftijd al naar Engelse les. De jongerencultuur is sterk op het westen georiënteerd. In het bedrijfsleven kun je promotie vergeten als je geen ingewikkelde Engelse examens aflegt. Je kunt er als (blanke) privédocent zo aan de slag.
Bovendien is het Chinees moeilijk om te leren, laat staan te schrijven, ook voor Chinezen zelf. Niet voor niets wordt er al decennia gewerkt aan het vereenvoudigen van het Chinese karakterschrift.
Dus Jeroen, als die Chinezen over dertig jaar komen, zou het me niet verbazen als ze het Engels beter beheersen dan wij…
Dan zijn we het eens… een overstijgende taal is wenselijk. Maar dan blijft volgens mij – opzettelijk bedoeld vanuit nationalisme of onopzettelijk vanuit de beste intenties – de weegschaal doorslaan naar het Engelstalige gezichtspunt.
De aandacht voor -vooral – de Engelse en Amerikaanse geschiedenis wordt zo disproportioneel groot gemaakt, terwijl het belang van deze geschiedenis dat objectief gezien niet is.
Mijn voorbeeld was daarbij Henry VIII, Elisabeth, de Armada, etc etc… film na film, na boek na serie worden hierover de wereld ingeslingerd, terwijl er over bijv. Philips II niets verschijnt (en dan heb ik het dus niet over enkele uitstekende publicaties etc., maar over de Hollywood films en series voor het grote publiek).
Daarin schuilt volgens mij een licht gevaarlijke ongelijkheid.
‘Maar dan blijft (…) de weegschaal doorslaan naar het Engelstalige gezichtspunt.’
Dan moeten we daaraan werken, Jeroen. Dat is is onmogelijk, al zal het wel even duren. Ik denk, dat je daarbij nog praktisch onderscheid kunt maken tussen het Engels als wetenschappelijk medium en het Engels als cultuurdrager, met de hele nationalistische en commerciële rimram eromheen. En komt er dan eens een miljoenenproductie van Nederlandse bodem tot stand, dan is het je reinste geschiedvervalsing (Michiel de Ruyter, Redbad), nog afgezien van de ondermaatse (oeps…) cast en dito taalcoaching. Bij de ‘Voice’ doen ze het nog beter.
Veel buitenlandse artiesten en bands zingen bijvoorbeeld in het Engels, omdat het ‘zo lekker bekt’, i.p.v. in hun moerstaal. Dat is op zich niet verkeerd, ware het niet dat teksten vaak erbarmelijk zijn, maar dat heeft het publiek toch niet in de gaten. Behalve als je een ‘native speaker’ bent, natuurlijk, want dan is het niet om aan te horen. (Alhoewel ‘De dag waarvan je wist dat zou komen’ toch ook geen wereldpoëzie is…).
Kortom, we hebben het Latijn als wetenschappelijke taal afgeschaft (jammer; grammaticaal ingewikkeld, maar alle wetenschappelijke termen en begrippen worden geactualiseerd) en het Esperanto wordt niet serieus genomen (ten onrechte, want grammaticaal eenvoudig en alle wetenschappelijke ontwikkelingen worden op de voet gevolgd). Dan blijft het Engels als medium van de Britse ‘commonwealth’ en ver daarbuiten over (los van de taal als cultuurdrager) en is daarmee wat mij betreft een uitstekende kandidaat.
A2, r2: dat is NIET onmogelijk…
Ja, die obsessie met Engels leidt echt tot een vertekend beeld op de wereld. TEDtalk is hier een voorbeeld van: alsof alle zinnige dingen in het Engels gezegd worden. Loop eens een boekwinkel binnen en kijk hoeveel er vertaald is uit het Engels in vergelijking met andere talen. Alleen in de stripwereld is het anders: daar komt juist bijna alles uit het Franse taalgebied.
Zo zal ik altijd een geheime verliefdheid blijven voelen voor Edgar P. Jacobs…. de kaft van La Marque Jaune is het mooiste wat er ooit op stripgebied is verschenen… 🙂
Uitlachtelevisie, ben ik geen fan van, maar ik laat hem hier toch achter:
https://www.canvas.be/video/de-ideale-wereld/najaar-2016/woensdag-16-november-2016/nederlanders-en-hun-engels
Ik ben helemaal voor Engels als lingua Franca, maar dan moeten we het wel deftig leren gebruiken. Extreem voorbeeld: ik heb hier een boek in het Nederlands dat het heeft over het theater van Pompeï en de Trojaanse kolom, beide in Rome. Zelfde vertaalbureau maakte van de expendable fuel tank van het ruimteveer een uitzetbare brandstoftank. Ander aandachtspunt:
Engelse cultuur en literatuur (wetenschappelijke en andere) krijgt buitenproportioneel veel aandacht. We’re all living in America.
Mijn leerlingen lazen onlangs over de onlangs populaire volksdansfeesten die Boombal werden genoemd. Dat spraken ze automatisch op zijn Engels uit, terwijl de bals gewoon begonnen zijn in de Boomstraat. Ook archeologische ‘sites’ klinken Engels. En die Franse koning, die zou ik als Henri spellen.
‘Ook archeologische ‘sites’ klinken Engels.’
De laatste keer dat ik in Vlaanderen was, klonk het overigens nog als /sietes/… 😉
Wat bedoel je precies met ‘deftig’ Engels, Dirk? Heeft dat iets met de ‘hot potatoe’ te maken, dus ‘zeg maar’ bekakt, elitair, snobbistisch?
Het allerbelangrijkste aan taal is dat we er mee kunnen communiceren. Als we elkaar ook nog eens ten diepste zouden verstaan in de zin van begrijpen, zou dat natuurlijk helemaal mooi zijn, al is dàt niet alleen van taal afhankelijk.
Nu zijn Nederlanders (ook die van ná 1830…) een pragmatisch handelsvolkje. Met handen en voeten, spiegeltjes en kraaltjes kun je een end komen. Dat kan hilarische taferelen opleveren, maar ‘we’ doen het wel, we proberen het in ieder geval. Dat is beter dan je verschuilen achter muren van culturele arrogantie.
Ik denk dat het al mooi zou zijn, als we in staat zouden zijn om een taal naar standaard conventies te gebruiken. Niet omdat dat het andere verkeerd is, maar omdat het praktisch is in de omgang. Daar moet je natuurlijk wel het nut van inzien en je moet er wat moeite voor doen. Helaas is er ook sprake van identificatie, obstinatie, luiheid, slordigheid en onverschilligheid die genormaliseerd taalgebruik in de weg staan.
Als het gaat om taal als puur wetenschappelijk medium, mag je in ieder geval een niveau verwachten waarop mensen met elkaar kunnen communiceren zonder misverstanden.
Overigens is de site Livius.nl van onze onvolprezen host ook in het Engels gesteld. Nooit iemand over gehoord…
Dat is Livius.org, niet Livius.nl. 😉
Oeps… 🤗
‘Deftig’ is Vlaams voor ‘juist, correct, goed’. Voorbeelden:
Aan tafel: ‘oud oe glas deftig vast, sewwens lig’et oep de grond.
In het voetbalstadion: Zet na toch is nen deftige keeper in de goal!
Over de taalverschillen in ons cultuurgebied en de gevolgen voor vertalers: http://m.standaard.be/cnt/dmf20190228_04217213
Ah, zo! Dank je, Dirk!
Leuk artikel ook trouwens in de Standaard. Hoe waar….