Uit de diepten van de hel

Christus als wetgever. Detail van een sarcofaag uit Rome (Louvre, Parijs)

Griekenland en Rome. Twee volken met een gedeelde, klassieke cultuur: dit is hoe we het beste kunnen kijken naar de antieke mediterrane wereld in de eerste eeuwen van onze jaartelling. We kennen de literatuur van enkele minderheden, zoals teksten in het Armeens, Hebreeuws en Aramees, maar vrijwel alle bewoners van het Romeinse Rijk deelden in meerdere of mindere mate in de klassieke cultuur. Zelfs degenen die erbuiten woonden, keken ernaar op. De Franken en Visigoten probeerden bijvoorbeeld een Romeins staatsapparaat op te bouwen.

Als iedereen Grieks-Romeins wilde zijn, komt de vraag op hoe de klassieke cultuur ten einde is gekomen, want vijanden had ze blijkbaar niet. Die vraag is oud: Zosimos was de eerste die keek naar het Romeinse Rijk als iets dat voorbij was. Als oorzaak wijst deze verstokte heiden op de verwaarlozing van de eredienst van de oude goden; als belangrijkste symptoom van de crisis wijst hij op de komst van vreemde stammen. Die hebben in de achttiende en negentiende eeuw opnieuw een rol gespeeld in de discussie, dit keer als oorzaak van de transformatie, en de twintigste eeuw leverde weer nieuwe verklaringen op.

Het onderliggende probleem is natuurlijk dat “de” ondergang van “de” antieke wereld een proces is van een paar eeuwen, waarover we minder informatie hebben dan we zouden willen. Dat maakt het mogelijk eigenlijk elke theorie te verdedigen en dus ontwaart iedere historicus in de Late Oudheid de problemen van de eigen tijd. De Britse parlementariër Edward Gibbon wilde bijvoorbeeld zijn tijdgenoten waarschuwen voor autocratie en zocht daarom de oorzaak van de Romeinse problemen in het ontbreken van een effectief werkend parlement, dat zijns inziens in de tweede eeuw na Chr. bij het rijksbestuur had moeten zijn betrokken. Hij begon zijn verhaal dus op dat moment.

Een onderzoeker die echter hecht aan een sterke eenheidsstaat, zal zijn betoog beginnen in de derde eeuw; wie een hekel heeft aan het christendom, wijst op de dynastie van Constantijn in de vierde eeuw; wie vindt dat een overheid niet te ver moet terugtreden, selecteert de vijfde eeuw. Gelovigen in de rassenstrijd kiezen de Grote Volksverhuizingen en islamofoben nemen de zevende eeuw. Ieder zijn eigen val van Rome, ieder zijn eigen spiegel.

Ik denk dat dit moeilijk te vermijden is. Een paar jaar geleden zou ik “onmogelijk te vermijden” hebben gezegd, maar toen had ik Uit de diepten van de hel nog niet gelezen, het volgende week te verschijnen boek van Marcel Hulspas over de Late Oudheid. Hij betoogt dat het Romeinse Rijk mede in de problemen kwam door de eindeloze reeks discussies die de christenen voerden over de dubbele natuur van Christus. Ik heb het manuscript twee keer mogen lezen en ik geloof niet dat hij, met zijn aandacht voor theologische haarkloverijen, een werkelijk actueel issue op de Oudheid projecteert. In tegendeel, zou ik zeggen.

Ook kan ik niet zeggen dat Hulspas een probleem heeft gezocht waarover weinig bronnen zijn, want de kerkelijke twisten zijn buitengewoon goed gedocumenteerd. En Hulspas heeft in elk geval mij ervan overtuigd dat die ruzies, die inderdaad gingen over de schaduw van een ezel, de veerkracht van het laat-Romeinse Rijk enorm hebben aangetast. De keizers moesten gemijterde heethoofden uit elkaar zien te houden en formuleerden daartoe het ene na het andere compromis, terwijl ze misschien nuttiger werk hadden kunnen doen in de grensverdediging of door een belastingherziening. De sektarische rellen konden bovendien leiden tot aanzienlijke verwoestingen. Het zou overdreven zijn te zeggen dat het Romeinse Rijk zichzelf ten gronde richtte, maar in combinatie met de natuurrampen ten tijde van Justinianus (een vulkaanuitbarsting en een epidemie) waren de disputen behoorlijk schadelijk.

Ik kan Uit de diepten van de hel zeker aanraden. Veel amusante petite histoire (niets menselijks was die bisschoppen vreemd), heldere uitleg van al die wonderlijke religieuze disputen en een thema dat almaar niet verveelt. Het boek verschijnt eind volgende week en er is zeker een signeersessie op donderdagmiddag 4 april in het Rijksmuseum van Oudheden. Ik weet dat omdat dat ook het moment is waarop mijn eigen Wahibre-em-achet en andere Grieken ten doop wordt gehouden. U bent welkom – en u bestelt Uit de diepten van de hel alvast hier.

Deel dit:

55 gedachtes over “Uit de diepten van de hel

  1. Johan Thibaut

    Religieuze haarkloverijen zijn er nu misschien niet. Maar misschien kan wie er toe geneigd is, dergelijke afmattende en uiteindelijk irrelevante discussies gespiegeld zien in de hedendaagse Zwartepiet-discussies, of bv wie er het zuiverst in de leer is ( CFR groenen/Corbyn etc) Terwijl het klimaat verpietert en de sociaal economische tegenstellingen alleen maar stijgen. Het is maar een ideetje. Ik ben geen historicus

    1. FrankB

      Uiteindelijk is elke discussie irrelevant, want uiterlijk over een jaar of vijf miljard gaat onze planeet hoe dan ook ten onder. Het simpele punt is natuurlijk dat die religieuze haarkloverijen voor de mensen toen beslist niet irrelevant waren. Dat geldt evenzeer voor hedendaagse versies.
      Ik ben ook geen historicus, maar uw ideetje heeft naar mijn indruk nauwelijks enige betekenis.

      1. G. Havingha

        Precies, daarom doe ik ook niet meer aan discussies:
        “Jij wilt je gelijk? ok, krijg je die.”
        Klaar en back to business

    2. @Johan: Iets dergelijks was ook mijn eerste gedachte toen ik ” dat die ruzies, die inderdaad gingen over de schaduw van een ezel, de veerkracht van het laat-Romeinse Rijk enorm hebben aangetast.” las. Dat je daar onze eigen, door diepgaande discussies verscheurde tijd in gespiegeld zou kunnen zien. Maar ik moet eerst het boek maar eens lezen voor ik me aan analogieën waag.

  2. Peter Flipkens

    Ik begrijp niet hoe u een geschiedenisboek kan aanprijzen dat geschreven is door een journalist die natuur- en sterrenkunde gestudeerd heeft. Aan de andere kant verkettert u het werk van classici omdat ze geen historische opleiding genoten hebben. U bent soms moeilijk te volgen in uw redeneringen.

    1. FrankB

      Toch is het heel eenvoudig. JL beoordeelt op grond van kwaliteit. Als een journalist, die slechts natuur- en sterrenkunde heeft gestudeerd, desondanks goed geschiedkundig werk aflevert (en de maatstaven die JL toepast kunnen we elke maandag bestuderen) schrijft hij dat. U hebt het dus mis: het werk van die classici wordt niet verketterd omdat ze geen historische opleiding hebben genoten, maar omdat ze prutswerk hebben afgeleverd. De voor de hand liggende en meest betrouwbare manier om prutswerk te vermijden is een gedegen opleiding volgen. Maar het is niet de enige manier.

      1. Jan Mathijs Dirikx

        Beste meneer Frank.B, hoor ik hier een echo van “his masters voice”, of schrijft U dat voor eigen rekening? Het lijkt eerder op een verkapte hagiografie , dan een kritische reflectie.

    2. Ik zie dat FrankB het antwoord al heeft gegeven. Ik voeg eraan toe: het is belangrijk dat mensen weten waar hun kennislacune zit. Ik denk dat het eerste punt waarop je de kwaliteit van een boek kunt beoordelen, de lengte is van het lijstje meelezers. Hulspas vroeg er mensen bij omdat hij wist wat zijn kennislacune was. Zoiets levert uiteindelijk een beter manuscript op. Misschien zijn het wel juist journalisten, die weten dat ze geen specialist zijn, die het beste bewust zijn van hun oogkleppen.

    3. Jan Mathijs Dirikx

      Daar geef ik je gelijk in beste meneer Flipkens. Veel blogs van J. L. bulken van aanmatigende schrijverijen en nu even kort door de bocht van commerciële promotie voor bevriende uitgeverijen.

      1. Robert

        En niet alleen schelden op de blogschrijver (wat doet u eigenlijk nog hier als u de kwaliteit zo laag vindt), maar ook nog eens het al afdoende antwoord negeren dat twee uur voor uw reactie werd gegeven (door FrankB).
        Dat staat u goed.

  3. FrankB

    Zoals bekend houd ik niet van het woord ondergang. Dat roept allerlei rare associaties en eigenaardige conclusies op. Vergelijking: de cultuur van Goethe, Heine, Hesse en Mann is in 1945 ook niet ten onder gegaan. Cultuur is altijd in ontwikkeling. De Romeinse cultuur van de 4e eeuw CE was niet hetzelfde als die van de 4e eeuw BCE. Dus om te beginnen zou het handig zijn cultuur van politiek te onderscheiden.
    De hypothese van Hulspas is een variant op die van Bertrand Russell. Die merkte iets simpels op: de intelligente, goed opgeleide mensen van de vierde eeuw hadden geen carriere perspectieven meer binnen het staatsapparaat, maar wel binnen de zich ontwikkelende kerk. En de belangen van de kerk vielen lang niet altijd samen met die van het Rijk.
    Maar ook dit kan niet voldoen. Want de vraagstelling is verkeerd. Die moet niet zijn: hoe komt het dat het Romeinse Rijk ten onder ging? Die moet ook niet zijn: hoe komt het dat de Romeinse cultuur transformeerde in de Middeleeuwse? De allereerste vraagstelling moet zijn: hoe komt het dat het oostelijke deel nog duizend jaar kon voortbestaan en het westelijke deel politieke zelfstandigheid verkreeg en versplinterde? Daarna pas komt: welke invloed had dit proces op de culturele transformatie? Dan vinden de intellectuele polemieken vanzelf hun plaats. Als ik op jou mag afgaan schiet ook Hulspas te kort, want het oostelijke deel, dat later Byzantium zou worden genoemd, komt er zo te zien weer niet aan te pas.
    Het is toch merkwaardig dat de hierboven geschetste benadering voor China, Rusland en Duitsland vanzelfsprekend is, maar niet voor het Romeinse Rijk.

    1. Robert

      Mee eens. beelden van een ‘Untergang’ zijn misplaatst, al zijn ze vaak gebaseerd op contemporaine auteurs die zo’n (onterecht) beeld schilderden. Ik zie het ook eerder als een ‘Verwandlung’.
      De antwoorden op al die vragen over hoe, wanneer en waarom kunnen op verschillende manieren worden beantwoord, en duizenden boeken vullen. Het is dan ook een proces dat – JL schreef het al – voor iedereen verschillend is. En dat geldt denk ik net zo goed voor China of Rusland, die verschillen van het Romeinse Rijk doordat het nu nog herkenbare aanwezige entiteiten zijn, terwijl het Romeinse Rijk niet meer bestaat.

      1. Otto Cox

        “ondergang” en “val” geven de verandering inderdaad niet goed weer. Het (al oude) deel van Fischers Weltgeschichte over deze periode heet niet voor niets “Verwandlung der Mittelmeerwelt”. Als je de situatie rond 700 vergelijkt met die van ca 400, dan zie je dat het (arabisch) oostelijk deel cultureel, economisch en politiek/militair op hoog niveau blijft en ook voortbouwt op het Romeinse verleden (dat geldt ook voor de zuidkant van de middellandse zee en -iets later- Spanje), en dat het Oostromeinse Rijk een centrum van cultuur blijft, economisch redelijk welvarend is en politiek-militair met een overlevingsstrijd bezig is (met succes overigens). In het westelijk deel is wel degelijk sprake van achteruitgang, met een teruggelopen bevolking, sterke afname van handel en grotendeels teloorgang van zaken als bouwkunst, nijverheid etc en wegvallen van centraal gezag. Die achteruitgang ging geleidelijker dan de jaartallen 410 of 476 suggereren, maar was er wel degelijk. En de middeleeuwers beseften dat ook, ze konden de ruïnes om zich heen zien en spraken over zichzelf als “dwergen op de schouders van reuzen”. Dus er was in het westelijk deel wel degelijk sprake van een soort “ondergang” of wellicht “verdwijnen”.

  4. FrankB

    JL, je stelt me een beetje teleur. Het is internationale vrouwendag. Ik had stilletjes gehoopt dat je een interessante vrouw uit de Oudheid in de kijker zou zetten.

  5. Marcel Meijer Hof

    Okay, Frank B, een interessante vrouw die zeker een voorname rol heeft gespeeld in de toenmalige discussies: Heilige Helena, moeder van Constantijn, die met een verbluffende trefzekerheid het heilig kruishout wist te vinden (later versplinterd tot viervoudige massa), de bijbehorende spijkers aan haar zoon schonk, het enig juiste graf van Jezus aanwees, feilloos het juiste koos tussen de vier of vijf graven van Maria, als souvenir de gebeenten van de Drie Koningen mee terug nam, alsmede de heilige tuniek, die zich in Trier bevindt.

    Ik heb dit altijd als een meer-dan-menselijke prestatie beschouwd, waardoor haar heiligheid boven elke twijfel is verheven. De twijfel wegnemen, de twist beëindigen, de rust bewaren, de macht versterken, ik denk toch sterk dat zulks haar streven was.

    À propos, mocht iemand ooit in de buurt zijn, bezoekt het enig ware graf van de heilige maagd, moeder van Jezus. Het is een wonderlijk geheel, dat U diep de berg in voert.

  6. Frans

    Maar was het Oost-Romeinse Rijk niet juist het toneel van die godsdienstige ruzies? Ik ben niet heel goed op de hoogte van kerkgeschiedenis (een reden om dit boek te gaan lezen), maar volgens mij zaten al die kerkvaders juist in het oosten.
    En m.b.t. de kwestie van Hulpas’ achtergrond geef ik Frank gelijk: liever een goed boek van iemand die geen geschiedenis heeft gestudeerd dan een slecht boek van een historicus. Fik Meijer wordt hier ook regelmatig afgebrand. (Niet door mij, want ik heb zijn werk niet gelezen.)
    En @Johan: ik moest ook meteen denken aan dat politieke gekonkel van tegenwoordig met al die splinterpartijen. Een parallel tussen heden en verleden is altijd wel te trekken!

    1. Robert

      Uitstekende vraag. En die past dan ook feilloos in het rijtje van ‘redenen van de Ondergang’, die op de één of andere manier geen of minder invloed hadden op de continuïteit van het oostelijk deel van het Romeinse Rijk.

      Ik ben daarom ook benieuwd of Hulspas daar aandacht aan geschonken heeft, of net als velen in de val getrapt is van de ‘Untergang’, en zich verloren heeft in het zoeken naar aanleidingen daarvan.

  7. Klaas Hielkema

    Godsdienst heeft vaak een kwalijke rol gespeeld, in vele opzichten en in vele perioden. Dus in dit geval vast ook.
    Economie is een kennismanco bij velen. Inflatie nog meer. In de klassieke oudheid had men geen idee hoe dat te sturen. Het heeft toch een belangrijke rol gespeeld in de desintergratie van het rijk.

  8. jan kroeze

    Zo nu en dan hoor ik dat het Westen, De Verenigde Staten en Europa op hun achterste benen lopen. En natuurlijk wordt van alles aangehaald ter bevestiging. Tja, het zal wel.

  9. Jona, “Uit de diepten van de hel” van Marcel Hulspas weet je ons weer eens goed te raden.
    Maar over één begrip struikel ik. Je schrijft hier “verstokte heiden”. Dit lees ik vaker, maar wat is dit eigenlijk.
    Ik ken alleen maar “verstokte gelovigen”, waarvan de monotheïsten voor veel ellende gezorgd hebben.
    Van heidenen die vaak polytheïstisch zijn, herinner ik me minder ellende. Wat vindt je fout aan een verstokte heiden?

    1. Frans

      Nou ja, als je een eeuw na Constantijn nog vasthoudt aan de oude goden, kunnen we je denk ik wel een tikkeltje verstokt noemen.

    2. Ik vind het niet fout. Ik vind het juist mooi als iemand een unzeitgemäße opvatting blijft uitdragen. Ik ben immers ook zelf blijven hangen in de jaren tachtig.

        1. Nee, met 54 ben ik niet young meer.

          Maar mijn opvatting dat je álle data moet gebruiken om objectadequaat over de Oudheid te spreken, en dat de wetenschappelijke opleidingen daarop moeten zijn gericht, is erg ongebruikelijk geworden. De geesteswetenschappers ontslaan zich er – en dat was eigenlijk al medio jaren tachtig het geval – van met de woorden dat de geesteswetenschappen “nu eenmaal” polyparadigmatisch zijn. Dat kwam goed uit, zo hoefden ze zich niet te verzetten tegen de studieduurbekorting. Het postmoderne denken bood voor die gemakzucht daarna nog een intellectuele rechtvaardiging.

          En ik vind dat dus onzin. Dat maakt me tot roepende in de woestijn, maar als ik er nou van hou in de woestijn te staan roepen, dan moet ik dat maar doen hè,

  10. Theo Joppe

    Klopt dit methodisch wel? Ja, we hebben onnoemelijk veel christelijke geschriften over uit de Late Oudheid, al dan niet polemisch. Maar wat zegt dat? Er is ongetwijfeld ook een massa niet-christelijke lectuur en literatuur geweest. Die hebben we voor het merendeel niet meer: klassieke pornografie is een goed voorbeeld. Dat ligt aan het feit dat die lectuur later niet (meer) werd gekopieerd, en al helemaal niet in de kloosters waar dat grotendeels gebeurde. Je ziet het ook aan de palimpsesten: zeldzame klassieke auteurs werden letterlijk uitgewist om er weer eens een kerkvader overheen te kladden. Wat wij in zijn totaliteit over hebben is dus een zeer gekleurde selectie uit latere tijd.
    De bestaande overdaad aan klassieke patristische literatuur zegt in principe niets over het belang dat er door de maatschappij in de ontstaansperiode van die geschriften aan werd gehecht. Laat staan dat je mag concluderen dat kerkelijke twisten substantieel bijdroegen aan de verzwakking van het Romeinse Rijk. Dat lijkt me een typisch geval van gezichtsbedrog?

    1. Het is zeker gezichtsbedrog, maar ik heb het idee dat het voor Hulspas’ boek niet uitmaakt. Ik bedoel: de heidenen zijn al gemarginaliseerd tegen de tijd dat zijn verhaal begint. Het ontbreken van hun literatuur is jammer, maar ik denk dat de winst niet zo heel erg groot was geweest als we ze hadden gehad. We zouden wat verbijsterde stemmen hebben gehoord, die zeker Hulspas’ verhaal verder zouden hebben kunnen kruiden, maar niet zo heel veel meer.

      De diverse christelijke stromingen (en islamitische stromingen, die ook een rol spelen) zijn wel goed vertegenwoordigd: we hebben heel wat monofysitische teksten bijvoorbeeld.

      1. Theo Joppe

        Jij hebt natuurlijk het voordeel dat je het ms hebt gelezen, ik kan me daar geen oordeel over vormen. Maar om nou te zeggen dat al dat theologisch gekrakeel bijzonder schadelijk is geweest voor het Romeinse rijk? Byzantium heeft dat toch aardig overleefd. Vandaar mijn kanttekening. Het lijkt me meer een argument uit de categorie “loden waterleidingen in Rome leidden tot loodvergiftiging en dus tot de ondergang van het Romeinse rijk”. Enfin, benieuwd naar het boek!

  11. Wat een verrassing. De journalist Marcel Hulspas, die eerder vond dat de islam gered moest worden van de theologen en die een biografie schreef om Mohammed te verlossen van wat de theologen van hem hadden gemaakt – die Marcel Hulspas beweert nu dat de theologie de ondergang van het Romeinse Rijk veroorzaakte.

    De man is in elk geval consequent in zijn polemiek. Maar was het niet gedurfder, interessanter en out of the box geweest als hij zich had afgevraagd wat rol van de theologie was geweest bij de bloei van het Byzantijnse Rijk rond het jaar 1000, om maar wat te noemen?

    1. frayek

      Eensch. De vijf bladzijden die hij in dat boek aan die christologische discussies besteedde waren zeer matig. En nou blijkt het Romeinse Rijk daaraan dus ten onder te zijn gegaan, waarom ook niet. Hoe was het ook alweer, als de uitgangspunten niet kloppen klopt het hele verhaal niet, zoiets.

    2. Ik proef enig sarcasme, maar het standpunt dat religie gered moet worden van theologen, lijkt me alleszins respectabel.

      En om een andere waarheid te zeggen: ik denk dat journalisten weleens de redding kunnen zijn van de humaniora. De wetenschappers zelf zijn te gespecialiseerd om nog te kunnen aanhaken bij de vragen van het brede publiek. Je hebt mensen nodig die de breedte durven op te zoeken en die weten wat ze niet weten. Dat zijn niet alleen journalisten, vanzelfsprekend, maar het is een zinvolle doelgroep.

      1. Elk standpunt verdient uiteraard respect, ook het standpunt dat theologie schadelijk is.

        Maar een would-be historicus van het late Rome die al met dat waardeoordeel begint kan ik moeilijk serieus nemen, net zomin als een cultuurhistoricus die poëzie tijdverspilling vindt.

        1. Sorry, de formulering van het waardeoordeel is van mij, niet van Hulspas. Ik denk dat het beter is zijn standpunt zo te formuleren: dat de overheid betrokken raakte bij discussies over christelijke orthodoxie, heeft de Romeinse overheid in de problemen gebracht.

          Dat orthodoxie (in de zin van: zoeken naar één juiste interpretatie van het geloof) schaduwkanten heeft, is dus mijn oordeel: ik heb broers gekend die elkaar niet meer spraken wegens het schisma van 1967. Het voordeel van orthodoxie is dat je standpunten doordenkt, kunt benoemen en tegenstellingen dus kunt oplossen; maar ik denk dat de prijs die hiervoor wordt betaald, te hoog is. Als ik een rol zou spelen in een kerkbestuur, zou ik zonder meer zeggen dat pastoraat gaat voor doctrine.

          1. Dank voor je uitleg, daar kan ik natuurlijk helemaal inkomen.

            Vanuit een historisch perspectief lijkt me echter dat de orthodoxie in het late Rome en in Byzantium als ideologie de staat duizend jaar lang minstens zozeer heeft ondersteund als gehinderd. Ik heb het boek natuurlijk niet gelezen en vorm mijn indruk op basis van jouw beschrijving en van wat ik eerder van Hulspas gelezen heb. Maar als hij er alleen op gebrand is om die hinderende rol aan te tonen, ben ik een beetje bang dat zijn historisch onderzoek zelf lijdt onder zijn eigen ideologische uitgangspunten.

            1. Het lijkt me onweerlegbaar dat de theologische invloed ook positief kon zijn, althans na de crisis die het Byzantijnse Rijk reduceerde tot een staat zonder grote monofysitische minderheid. Hulspas’ boek gaat over de vraag hoe die reductie tot stand kon komen; niet over de vraag of er niet ook een positieve rol mogelijk was voor de theologie. Ik denk dat hij die vraag interessant genoeg vindt.

              1. “Ik denk dat hij die vraag interessant genoeg vindt.”

                Dat kan ik me niet voorstellen, als hij de discussies over de dubbele natuur, die raken aan de kern van het christelijke geloof, afdoet als haarkloverijen over de schaduw van een ezel.

  12. Ben Spaans

    Dat twisten tussen christelijke groeperingen het (grmbl…) Byzantijnse rijk verzwakten is allesbehalve een nieuw argument.

    Wat is dat toch met Hulspas? Hij is geobsedeerd door de historiciteit van het Oude Testament, door Hitler, Israël, Geert Wilders en nu is hij helemaal into Islam, met als uitloper het laat-antieke christendom blijkbaar. Op zijn gerestylde website gaat het weer nergens anders over. Onvervulde roeping als historicus?

    1. FrankB

      Een onvervulde roeping lijkt mij een uitstekende motivatie om te proberen goed werk af te leveren.

  13. Ben Spaans

    Ik vraag me toch af of hij niet teveel wil. Hij moet Mohammed verklaren, de Islam, nu dan de islamitische veroveringen/de val van het Romeinse rijk. Het sterkste van zijn boek over Mohammed vond ik juist het gedeelte dat niet over Mohammed ging.

    1. Fair enough. Maar er is ook iets anders te zeggen: we hebben brede syntheses nodig. De wetenschap levert die almaar niet. Willen de humaniora een toekomst hebben, in de zin dat ze een bijdrage leveren aan de kennis die in de samenleving circuleert, dan moeten wetenschapsjournalisten ze dus schrijven. Ik voor mij heb liever een boek dat te breed is en zo nu en dan een misser bevat, dan specialistisch artikel met de omvang van een postzegel en de diepgang van een glas jenever.

      Het liefst natuurlijk heb ik brede boeken die gewoon goed zijn. Momenteel lees ik “The Avars” van Walter Pohl, dat het ideaal heel redelijk benadert.

  14. Theo Joppe

    Haha, sorry dat ik lach! Walter Pohl is een zeer gespecialiseerde historicus op de Late Oudheid, en een hele goede — dat is hij al meer dan vijfentwintig jaar, weet ik uit eigen ervaring. Een wetenschapsjournalist zou dat niveau *nooit* kunnen benaderen. En ja, Pohl heeft heel wat “postzegelartikelen” geschreven om zo’n overzichtswerk alleen al aan te durven. Ga er maar eens aan staan.
    Als je denigrerend doet over supergespecialiseerde artikelen begrijp je volgens mij niet echt goed hoe wetenschap tot stand komt; het zijn altijd mozaiekstukjes,
    Ik word wel soms een beetje moe van je afgeven op het academisch handwerk. Het is altijd verkeerd. Doe het zelf dan eens, denk ik soms! Maar ik waardeer je enthousiasme, begrijp me niet verkeerd.

    1. Ik denk dat je het verkeerd ziet. Academisch handwerk is zeker niet altijd verkeerd. Volgens mij zeg ik dat ook nergens, al kan ik niet uitsluiten dat ik weleens onduidelijk schrijf.

      Ik keer me tegen hyperspecialisme: specialisme dat zó verfijnd is dat het niet langer aansluit bij welk maatschappelijk debat dan ook, waardoor het onderzoek betekenisloos is geworden.

      Een Pohl schrijft inderdaad over pakweg de staarten van de Avaren, maar het komt uiteindelijk in een mooie synthese terecht – nu voor de tweede keer.

      Ga het zelf specialistisch onderzoek doen? Nee. Ik heb ooit gesolliciteerd naar een positie aan een universiteit; de commissie die het moest beoordelen bestond uit vier leden, waarvan er drie niet aanwezig waren bij het gesprek en het overlieten aan een vierde, die zelf een kandidaat had. Die kandidaat is daarna ook aangesteld. Zolang je, om een aanstelling aan een universiteit te krijgen, moet doen alsof dit soort procedures normaal zijn, kun je beter niet aan een universiteit gaan werken. Dan doe ik maar geen onderzoek. Als ik een idee heb, mogen anderen er iets mee doen – het gebeurt vaak genoeg.

      Het had me natuurlijk leuk geleken, zo’n baan met een net inkomen en wat prestige en een eigen werkplek, maar wat ik nu doe is zinvoller.

      1. Theo Joppe

        Ach Jona, ik had ooit dezelfde ervaring, eeuwen geleden. Maar eerlijk gezegd was ik toen ook wel blij dat ik uit dat keurslijf weg was. Maar nooit in wrok terugzien, al zul je dat zeker niet doen!

        1. Wrok is inderdaad niet het woord. Maar ik houd van mijn vak, ik zie dat het academisch personeelsbeleid corrupt is – ik ken meer voorbeelden dan alleen mijn eigen geval – en ik stoor me aan de bedrijfscultuur waarin academici zeggen “dat het nu eenmaal zo is” en waarin degene die het wil veranderen het verwijt krijgt voor onrust te zorgen. Dan doe je dus alsof het normaal is, selecteer je mensen op passiviteit en accepteer je een universiteit die niet vecht voor de wetenschap. Wie daarover niet verontwaardigd is, heeft het belang van wetenschap niet begrepen.

Reacties zijn gesloten.