
In mijn eerste stukje over mijn lezing bij “Oog op de Oudheid” vertelde ik dat wetenschap sowieso een subjectief element heeft en in het tweede gaf ik aan dat onderzoekers deze vrijheid nogal eens gebruiken om hun onderzoeksresultaten mooier voor te stellen dan eigenlijk mag. Dat kan zijn door te overdrijven of door het resultaat zó te presenteren dat de samenleving er iets mee kan. Ik gaf, niet voor het eerst, als commentaar dat zo het potentieel schurende van het verleden tekort wordt gedaan. Een verleden dat biedt wat de mensen in het heden graag willen horen, heeft geen werkelijke betekenis.
Valse data
Ten opzichte van de ideale wetenschap, waarin we de conclusies het liefst logisch zouden afleiden uit de data, is het behoorlijk problematisch als onderzoekers bij het opstellen van de conclusies al aan het kijken zijn naar wat wenselijk is. Er is echter een principiëler punt: zijn de data wel echt? Je kunt immers geen reële conclusies verbinden aan valse data.
Oog op de Oudheid begon vorige week dinsdag met een filmpje over een grammofoonplaatgrote bronzen schijf uit Luristan, een unicum waarover twijfels zijn geuit (en inmiddels weggenomen). Vervalsingen zijn zo oud als de oudheidkunde zelf – sterker, ze werden al in de Oudheid gemaakt.
De discussie over vervalste data speelt momenteel vooral bij de bestudering van antieke teksten. De Artemidorospapyrus, verworven voor een kleine drie miljoen euro, bleek een vervalsing. Het Evangelie van de Vrouw van Jezus bleek een vervalsing. Vrijwel alles wat via de Green-collectie bekend is geworden, heeft geen geldige provenance: u mag denken aan het eerste-eeuwse Marcusfragment, aan de Sapfo-papyri en aan vijf snippers uit de Dode Zee-rollen. In het laatste geval weten we zeker dat die snippers vals waren; van het Marcusfragment staat én vast dat het echt is én dat het niet stamt uit de eerste eeuw; en van Sapfo weten we domweg niet waar de teksten vandaan komen en of ze dus echt zijn.
Dan is er nog de Jordaanse fake loden codex, die ons in elk geval één vuistregel heeft geleerd: als wetenschappers iets met grote stelligheid in de media presenteren, weet je als nieuwsconsument dat er een luchtje aan zit. Zie voor deze vuistregel ook het paleis van David dat elk jaar wel ergens wordt opgegraven (hier is die van dit jaar), of dat malle graf in Amfipolis, of de verborgen kamer in de tombe van Toetanchamon. Steeds opnieuw zijn het wetenschappers zélf die het nieuws de wereld in helpen – en als er dan later een retractie komt, is er niemand meer die het ziet.
Dit is overigens niet zozeer een oudheidkundig als wel een algemeen wetenschappelijk probleem. Ionica Smeets en Peter Burger hebben bijvoorbeeld onderzocht hoe in de gezondheidswetenschappen de fouten niet in de wereld komen door te kort door de bocht formulerende journalisten, maar worden veroorzaakt door de universiteiten zelf. Ik ga ervan uit dat wetenschappers meestal het beste bedoelen. De meerderheid neemt gedragscodes, die bijvoorbeeld de problemen in de papyrologie zouden hebben kunnen voorkómen, voldoende serieus. Maar ook welwillende mensen zijn vooral: mensen. En die maken weleens fouten. Of kunnen de verleiding niet weerstaan een loopje met de gedragscodes te nemen.
Het eind van het liedje is echter hetzelfde: de wetenschap levert conclusies, maar die zijn minder solide dan we zouden willen. Deels omdat wetenschappers de oren laten hangen naar wat een wenselijk resultaat is, deels doordat wetenschappers niet voldoende zorg hebben voor de echtheid van hun data. Dat gemengde aanbod gaat dan naar de media.
Even over dat filmpje: had Marcel er niet bij kunnen vertellen waarom die Amerikaan dacht dat de schaal vals was en wat voor tests er dan zijn uitgevoerd? Want nu ben ik nog niet veel wijzer. Ook niet over Loeristan. Hier kun je zo een hele documentaire over maken!
ZIt eigenlijk wel een blogstukje in.
Ik begrijp nog steeds de titel niet van deze stukjes.
Komt nog.
´Ik ga ervan uit dat wetenschappers meestal het beste bedoelen´. Dat siert je. Maar soms bedoelen wetenschappers niet het beste, of anders hun bazen wel. Ik denk hierbij even aan de bazen van Gerard Aalders, de onderzoeker bij het NIOD die het lidmaatschap van onze nationale schavuit en koninklijk echtgenoot prins B. (sorry Frank!) van de NSDAP boven water haalde. Zijn bazen waren not amused, begrijp ik. Het zette de verhouding met het koningshuis op de kop en dat bleek niet de bedoeling. Gelukkig hield Aalders zijn poot stijf. Maar wat te denken van de wetenschappers die wel netjes binnen de lijntjes van hun opdracht(gevers) kleuren?